1913-1914 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 34
26 trachten omtrent het wezen der materie zich een algemeener, logischer en objectiever voorstelling te vormen. Het neo-vitalisme verbindt ziel en lichaam zoo innig, als wij de Schepper met de Schepping verbonden denken. Bij DRIESCH kan de entelechie regelend ingrijpen, bij REINKE zijn de dominanten vormen bepalend. BERQSON meent zelfs, dat de ziel het lichaam voortbrengt. *) Wij staan tegenover deze vitalistische zielsbeschouwingen scherp met de meening, dat zelfs de menschenziel (door eigen kracht) weinig of niets aan zijn lichaam kan toe of afdoen. Men bedenke dan ook wel, dat het begrip ziel bij de neovitalisten iets geheel anders is, dan men in Christelijke denkrichting daaronder verstaat. In nog sterker mate geldt dit voor het begrip der spontaneïteit (der autonomie), waar ook in zuiver thëistischen zin iets geheel anders mede bedoeld wordt, dan in de neo-vitalistische pseudo-philosophie. In onzen gedachtengang kan men zeggen, dat de mensch soms spontaan handelen kan, zelf wetende, zelf willende (GEULINX), zelf de verantwoording dragende. Voor het overige is noch in ziel, noch in lichaam sprake van werkelijke zelfbepaling of zelfwetstelling. Natuurlijk wel schijnbaar en bovenal in het slordige spraakgebruik. De voorwerpen bewegen zich naar de aarde, het ijzer naar de magneet, de wijnrank om den stok, de bloem naar het licht, het jong naar het moederdier, het dier naar zijn prooi enz. In den volmaaksten vorm is deze eigen werkdadigheid der dingen uitgedrukt in de leer der scholastici en natuurlijk in minder volkomen gedaante in de wijsbegeerte, waar de scholastiek aan ontsprong] en in die, welke door haar werd beïnvloed. Het systeem der scholastici, in het bijzonder dat van VAN AQUINO
ontleent
immers aan
THOMAS
ARISTOTELES het denkbeeld
den dualiteit der stof. Men meent dus, dat alle dingen uit twee principes bestaan n.I. de materia prima, welke niet een oer-stof is, maar de mogelijkheid om stof te vormen en de forma substantialis de bestaans- of wezensvormen, waardoor de materia prima zijn bestaan als stoffelijke dingen verkrijgt. Het homogene in de werkelijkheid is de materia prima, het heterogene de formae substantiates, het eerste is indifferent, de forma bepalend en be')
Dit sluit eenigszins bij de scholastiek aan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 178 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 178 Pagina's