1914-1915 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 87
79
schoolarts eens per maand de school, onderzoekt in alle klassen de kinderen, die naar het oordeel des onderwijzers stoornissen vertoonen en tracht zelf gebreken op te sporen o.a. door onderzoek van gehoor- en gezichtsfunctie. Hij bespreekt met den klasseonderwijzer de belangen der kinderen, schenkt bijzondere aandacht aan de achterlijken en houdt aanteekening op de persoonskaarten, die van elk kind worden aangelegd. Indien hij eene afwijking waarneemt, die behandeling wenschelijk maakt, zoo doet hij daarvan mededeeling aan de ouders en den huisarts of den behandelenden geneesheer, die hem per contrólebriefje verder inlicht. Voorts wijdt de schoolarts zijn aandacht aan de besmettelijke ziekten en overlegt met het hoofd der school, welke kinderen wegens ondervoeding in aanmerking komen voor schoolvoeding; in het voorjaar zoekt hij hen uit, die moeten uitgezonden worden naar een vacantiekolonie ; zóó worden er per jaar te Utrecht 400 schoolkinderen aangewezen. In deze opsomming van de werkzaamheden van den schoolartarts zult U ongetwijfeld reeds aanleiding gevonden hebben, om de opmerking te maken, dat bij dit toezicht reeds overschreden wordt het beginsel, dat het zich alleen uitstrekke over die ongunstige invloeden, die rechtstreeks met de school samenhangen. Dat is ook zoo, en dat komt, omdat men in de hygiënische wereld uitgaat van de op zichzelf niet onjuiste redeneering, dat wij met het opsporen van de lichamelijke gebreken bij de kinderen nog slechts aan het begin staan van den weg, dien wij hebben af te leggen. Wat helpt het nu, of wij al bij de ouders aandringen op behandeling van die gebreken, en zij blijken, zooals in de groote steden onder de volksklasse herhaaldelijk voorkomt, doof aan dat oor te zijn. Daarom — zoo redeneert men — moet naar middelen omgezien worden, om hierin verbetering te brengen. Het tegenwoordige streven is er dan ook op gericht, om de kinderen in de school te onderzoeken in bijzijn van verpleegsters ; deze moeten dan er op uitgestuurd worden, om in de gezinnen na te gaan of de voorschriften worden opgevolgd, en de ouders met zachten drang bewegen, om de kinderen te laten behandelen. Gelukt dit niet, omdat de ouders te achteloos zijn, wat nood, dan gaan de zusters er zelven op uit, om de kinderen te halen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1915
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 198 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1915
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 198 Pagina's