GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1914-1915 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 185

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

177 Men heeft er op gewezen, dat er eigenlijk geen onderscheid bestaat tusschen onbewuste en bewuste voorstellingen; datgene wat men een onbewuste voorstelling noemt is niet veel anders dan een ongeweten voorstelling. Indien men aan onbewuste voorstellingen moest denken, dan zou de ziel zich deze elk oogenblik weer in het bewustzijn terug moeten roepen. Alles, wat men vroeger ervaren en beleefd heeft, zou men dan voortdurend en gelijktijdig beschikbaar moeten hebben en dit zou toch werkelijk met de feiten in strijd zijn. Ook zou men dan niet kunnen verklaren, dat de meeste van deze voorstellingen gewoonlijk langen tijd te voren niet in het bewustzijn aanwezig geweest zijn. Den laatsten tijd heeft men deze hypothese van HERBART daarom vrij algemeen verlaten en neemt men eene andere verklaring aan, die van het beginsel uitgaat, dat men zich alleen iets kan voorstellen, indien men het zelf vroeger waargenomen of beleefd heeft. Men gaat dan uit van het denkbeeld, dat de voorstellingen werkelijk ophouden te bestaan, wanneer zij uit het bewustzijn verdwijnen. Zij laten echter in het organisme een zekere verandering of nawerking achter, die van blijvenden aard is. Het is tengevolge van deze verandering, dat de voorstelling later weder kan te voorschijn geroepen worden. Van de oorspronkelijke voorstelling blijft dus iets bestaan en daardoor kan men zich de mogelijkheid van een reproductie verklaren, ook al bestaat er geen uitwendige aanleiding. Men moet dus denken aan een wezenlijke materieele oorzaak, die ten gevolge heeft, dat onder gunstige omstandigheden de voorstelling ontstaat. Deze nawerking wordt dan vergeleken met een achtergebleven spoor, dat de oorzaak is van een bepaalde dispositie, waardoor later de oorspronkelijke voorstelling weder gemakkelijk te voorschijn treedt. Het is nu maar de vraag, waar men zich die nawerkingen moet voorstellen, in het lichaam, in de ziel, of in beide. Velen meenen, dat men er den meest solieden grondslag aan verschaft, door hen te verleggen in de schors der groote hersenen. Bij eene voorstelling van een physisch object zou primitief een gewaarwording zijn opgenomen en de voorstelling zou eigenlijk niet veel anders zijn dan een verbleekt beeld van deze gewaarwording. De voorstelling van een kleur zou dus oorspronkelijk niet anders zijn dan de gewaarwording van die kleur; langzamerhand zou

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1915

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 198 Pagina's

1914-1915 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 185

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1915

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 198 Pagina's