GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1920 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 32

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

24

te gaan in het M-stadium. Daar men echter in de aantallen zonnevlekken tot dusver alleen periodiciteit en geen toename met den tijd ontdekt heeft, is deze conclusie op zijn minst voorbarig en kan zij niet dienen om de evolutietheorie te staven. De waarneming leert, dat over het algemeen de sterren van het eerste type een grootere lichtkracht bezitten dan die van de latere klassen. Dit ware te verklaren uit een gestage afkoeling van de ster gedurende haar ontwikkeling. Verder bleek, dat de snelheid der sterren van de klassen B en A gemiddeld kleiner is dan die van de klassen G en M. Hieruit werd afgeleid, dat de sterren zonder beweging geboren worden en dat de zwaartekracht eerst langzamerhand op hen begint te werken. De gravitatiekracht zou in ieder geval niet werken op de oerstof, waaruit de ster ontstaan is. Ook in het kamp der evolutionisten begon men, een jaar of tien geleden, te twijfelen aan de juistheid van deze classieke theorie. Wanneer een ster ontstaat door samentrekking van een gasnevel, dan moet zij eerst — zoo leert de natuurkunde — in temperatuur toenemen en eerst nadat een maximum bereikt is, gaan afkoelen. De sterren met toenemende temperatuur ontbraken echter in de oude ontwikkelingstheorie. Daarom stelden RUSSEL en HERTZSPRUNQ de hypothese der reuzen- en dwergsterren op. Zij deelden de K- en M-sterren in twee groepen, waarvan de eene, die zeer heldere lichamen bevat, aan het begin der ontwikkelingsreeks geplaatst wordt en de andere, die alleen lichtzwakke sterren omvat, aan het eind der reeks gesteld moet worden. Dr. VAN RHIJN ') heeft terecht betoogd, dat de aanhangers van deze giant and dwarf stars theorie tot dusver weinig overtuigende argumenten hebben kunnen aanvoeren. Zij werd in hoofdzaak opgesteld om de theorie, die men zich voor de evolutie van een ster gevormd had, te redden en dit kan zeker niet als een voldoende grond beschouwd worden. Dr. VAN RHIJN koos voor de oude ontwikkelingstheorie. Het komt mij voor, dat ook hiertegen ernstige bezwaren zijn in te brengen. Zoolang men nog nooit het spectrum van een ster heeft zien overgaan in dat van een volgende klasse, zijn alle waargenomen feiten beter te verklaren door aan te nemen, dat alle ') Onze Eeuw, Februari 1919.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1920

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 98 Pagina's

1920 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 32

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1920

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 98 Pagina's