1923 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 34

ZONDE EN DOOD In onze vergadering van 17 Nov, 1922 in Den Haag heeft prof. Visscher, sprekende tot ons over den dood van theologisch philosophisch standpunt als zijn derde stelling geponeerd, dat om misverstand te voorkomen onafwijsbaar is een nauwkeurige vaststelling der beteekenis (der woorden]. Geen der toen aanwezige leden heeft tegen deze stelling uitteraard eenig bezwaar gemaakt en ook zal wel niemand der leden, die toen niet aanwezig konden zijn, er eenig bezwaar tegen hebben. Wel zal misschien menigeen, toen hij deze stelling las, hebben gevoeld, dat de waarheid daarin uitgesproken, hoewel zeer groot zijnde, op vele vergaderingen en ook op de onzen niet altijd voldoende in het oog is gehouden. Zulk een aanmaning geeft bijna een ieder stof om tot zichzelven in te keeren, hoeveel te meer als die komt van hooggeachte, philosophische theologische zijde. Had nu de inleider deze aanmaning algemeen gelaten en niet verder geargumenteerd, dan was het ook b'j een algemeen ter harte willen nemen gebleven. Echter heeft de spreker zijn vermaning kracht bijgezet door ons voor te lezen een gedeelte van de discussie gehouden OD onze vergadering van 23 Dec, 1921 sn wel de woorden van prof. Buytendijk, voorkomende Jaargang 22 afl. 1 bladz. 4, Bi) het hooren citeeren was ik niet direct in staat te constateeren, dat in dit citaat woorden waren gebruikt door elkaar in verschillende zin en dat nog wel op een wijze, die misverstand kon geven; overtuigd echter, dat het inderdaad juist was, wat de inleider er van zeide, was ik reeds toen allerminst. Daarom heb ik later de geciteerde passage nauwlettend overgelezen, maar kon het beweerde euvel in de woorden van prof, Buytendijk niet vinden. Wel zie ik, dat de beweringen van prof. Buytendijk: ,,de groote gedachte van Genesis is, dat naast het leven de dood er is gekomen" en even verder: „met de zonde is de dood gekomen als iets dat het leven, ook het geestelijk leven, tegenstaat en tracht te doeden", in conflict kunnen komen met stelling 6 van prof, Visscher nl: ,,Deze tweeerlei zin (van het woord ,.dood" zie stelling 5) verklaart, dat hoewel er vóór den val een stilstaan van levensprocessen heeft plaatsgegrepen er toch vóór den val geen dood was in religieus-ethischen zin". Het komt mij voor, dat prof. Buytendijk voortdurend en consequent spreekt van den biologischen dood, zooals op die vergadering ook volkomen correct was. Volgens stelling 7 van prof. Visscher zou de mensch ook vóór den val aan een soort biologisch levenseinde onderworpen zijn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen