GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 26

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 26

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

18 zooals Magnolia, Liriodendron voor. Ook de zuidelijke Eucalyptus ontbreekt in 't Noorden niet. Het Tertiair wordt naar M. Hoernes in Oud- en Jong-tertiair ingedeeld. Het Palaeoceen, Eoceen en Oligoceen zijn van het eerste, Mioceen en Plioceen van het tweede tijdperk. De planten van het Palaeoceen zijn zoowel subtropisch als uit gematigde streken. Men vindt Quercus, Laurus, Cinnamomum, Sassafras en varens als Osmunda en Alsophila. Een warm klimaat kan men uit deze flora afleiden. Het Eoceen was ten gevolge van de grootte-toename der Tethys, welke tot in het hart van Afrika reikte, veel warmer. Vandaar vondsten als Cocos, Phoenix. Flabellaria op onze breedte; onze loofboomen zullen dus verder naar 't Noorden te vinden zijn. Volgens Kayser *) moet de gemiddelde jaartemperatuur pl.m. 25 gr. C. zijn geweest. In het Oligoceen daalt de temperatuur weer en gaan de Indische en Afrikaansche planten zich zuidwaarts terugtrekken. Palmenresten (Wetterau) worden nog gevonden. In 't algemeen heeft 't Oud-tertiair vormen behoorende tot onze Dicotylen uit gematii^de en warme streken. Ook zijn er Monocotylen, zooals de Palmen en vele Coniferen, waaronder de recente Taxodium distichum. De planten zijn vaak van Noord-Amerikaanschen OostAziatisch type. Reeds in het Oligoceen vindt men o.a. in Bohemen bruinkoollagen. Rijk is de flora van Senftenberg (Brandenburg), welks bruinkooUagen door P. Mensel werden onderzodht. Aan de stigmariën herinneren de resten van een oerwoud, bestaande uit de reeds genoemde Virginische moerascypres, Taxodium distichum — en ook Sequoia's, Berfien, Beuken, Olmen, Populieren, enz. Het Plioceen kent ook de bruinkool vormingen, o.a. in 't Ruhrgebied, waar ze pl.m. 30 M. dikke lagen vormen. Het Diluvium met zijn ijstijden heeft in de verschillende onderdeden en op verschillende plaatsen der aarde een plantenkleed gehad, hetwelk in hoofdzaak aan het huidige gelijk was. De flora der glaciaaltijden was arctisch; die der interglaciaaltijden, zooals thans de onze is. Relikten herinneren ons nog aan den vroegeren verdrijvenden invloed van 't ijs, zooals Zweedsohe kornoelje enz. Vele diluviale resten zijn door Nathorst (Dryasflora, Dresden), door Weber {Borna, Leipzig), door Von Wettiiolia. Moll en lanssonius, de bcscliMjvers van de Javaansche houtsoorten, hebben, haar beschrijving volgende en getoetst aan hun Linneaanschj methode, de stam gedetermineerd als een Eurya, een der Ternstroemiaceeën. Kon. Ac. van Wetenschappen, Amsterdam. 26 October 1912. Wis- en Natuurk. Aïd. ') Kayser. Geologie Teil II. S. 586.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 26

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's