GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 23

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 23

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

15 vollen rijkdom de planten en wel voornamelijk landplanten. Men stelt zich voor, dat toen groote, vochtige bosschen gedeelten der aarde 'bedekten. Stammen, bladeren, enz,, vormden onder gunsige omstandigheden venen, die het karakter hadden van de tropische venen, zooals Koorders ze vond op Sumatra ^). Deze venen vormden zich in dalende gebieden. Zij werden zoo nu en dan met zand en steenmateriaal bedekt; daarop ontstonden de venen opnieuw. Zoo vindt men honderden lagen boven elkaar. De vegetatie der planten moet zeer sterk geweest zijn, aangezien sommige lagen, b,v, in Silezië, 3—12 M, dik zijn en bij het proces der zoogenaamde inkoling de veenlaag aanmerkelijk dunner zal zijn geworden. De Carboontijd zal, naar de geologen mededeelen, tevens de tijd geweest zijn van het ontstaan van het Varistische en Armorikaansche ketengebergte (Suesz) welke als regenvangers hebben gediend en waarvan nog resten over zijn in Frankrijk en Ierland. En welke plantenresten vindt men nu in deze koolformatie? Zij zijn anders dan de huidige. Bekend zijn vooral de Calamariaceeën, boomachtige gewassen van soms 30 M, hoogte. Het zijn sporeplanten, verwant aan onze paardestaarten. Ze hadden vrij goed ontwikkelde bladeren en hun strobili (aren zooals van onze recente paardestaarten] waren meestal tot bloeiwijzen vereenigd. Sporen zijn volgens Scott^) gevonden. Stammen vindt men vele; zij hadden een diameter van pl.m. een halven meter met secundairen diktegroei. Het bekende woord Calamites is volgens Scott, een ,,sammelgenus". Verder kwamen voor de Sphenophyllinen met wigvormige bladeren, welke in kransen van b.v. 6 aan den kruidachtigen «tengel bevestigd Waren, Nauw verwant zijn ze aan de recente Psilotums en de Australische Tmesipteris, Een derde groep vormen de Si^ïllariaceeën of zegelboomen; hun afdrukken of platgedrukte stammen vertoonen de ,,zegels", dat zijn de ronde of hoekige bladkussens. Zij groeien ook in de dikte. Verwant zijn deze planten aan onze recente wolfsklauwen en Selaginella's. Eveneens is dit het geval met de Lepidodendraceeën of schuhboomen. Die bereikten een groote hoogte (20—30 M,) De stamomtrek was daaraan evenredig. Zijn oppervlakte was bedekt met ,,schubben", dat zijn de rhombische bladkussens. Evenals bij de huidige wolfsklauwen waren de stammen dichotoom vertakt. De lengte der bladeren was pl.m, 15 c,M,; ze stonden verspreid en vielen wellicht af na eenige jaren, zooals wij dat zien bij de naalden van de den. Ieder afgevallen blad liet een rhombische ') Dr. H. Potonié. Entstehung der Steinkohle. Berlin 1910. *) Dr. J. P. Lotsy. Vortrage über Botanische Stammesgeschichte. T. II. S. 533.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 23

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's