GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

1928 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 68

Bekijk het origineel

1928 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 68

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

66 zwischen dieser Scylla und dieser Charybdis hindurch zu bugsieren." Dat licht zwaarte had was nu nog te bewijzen. Nu meent Einstein, uitgaande van deze wezensgelijkheid van materie en energie, dat een lichtstraal — eene bijzondere vorm van energie — van een ver verwijderde ster tot ons komende, langs de zon strijkende, of dicht langs deze gaande door de zon, volgens de eigenschappen der stof moest aangetrokken worden, en het gelukte hem zelfs het bedrag dezer aantrekking te berekenen. Tengevolge van deze santrekking en buiging van het licht, moeten wij dus de sterren, die in de nabijheid van de zon staan, op eene andere plaats zien dan waar ze zich werkelijk bevinden. Indien het ons nu gelukken kon, met eenzelfde toestel, een gedeelte van den hemel te fotografeeren op een tijd, dat de zon er zich op bevindt, en eenige maanden later, wanneer de zon op een andere plaats aan den hemel staat, dan zouden, wanneer wij de beide negatievsn op elkaar plaatsten, er geen volkomen bedekking der beelden kunnen plaats vinden. Deze eerste foto kunnen wij alleen nemen bij een totale zonsverduistering. Op het beeld, waarop de zon staat, zouden dan alle sterren als het ware gevlucht zijn van de zon af en wel des te meer naarmate ze dichter bij de zon staan. Nu zal men vragen, hoe groot kan deze verplaatsing dan wel zijn? Het antwoord hierop is door Einstein gegeven; het is op zijn allergrootst 1.74 ' boogsecunde, dat is eene verplaatsing ter grootte van de verschuiving van een dubbeltje over zijn volle breedte, bekeken op een afstand van ± 1778 meter. Zijn theorie verder uitwerkende, meent Einstein, dat op voor ons onbekende wijze, bij de temperatuur en den druk, die in het inwendige der zon heerschen, een gedeelte van de elementen, of althans van sommige elementen, waaruit onze zon bestaat, in energie worden omgezet en zoodoende mede helpen de zon op temperatuur te houden. Verder rekende hij uit, dat slechts zeer geringe hoeveelheden stof in energie behoefden over te gaan om dit te bewerkstelligen, of wat hetzelfde is, hij kwam tot de conclusie, dat de stof in energie omgezet een ontzaggelijke hoeveelheid van deze kan geven. Gelukkig dat wij deze omzetting nog niet kunnen doen, want dan zou een betrekkelijk geringe hoeveelheid stof voldoende zijn de geheele aarde te vernietigen. De sterren branden dus op ^). 1) Prof. Dr. A. Pannekoek. De bouw en de ontwikkeling der sterren, pag. 164.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1928

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 90 Pagina's

1928 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 68

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1928

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 90 Pagina's