1932 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 97

93 leer is zij verwerkt; deze leer is nog steeds de kracht der gereformeerde theologie. Maar fataal werkt bij Kugustinus de invloed van Plato; het geloof toch is bij hem slechts een aanvulling van de redelijke Godskennis. Het heidensch gif werkt door. Thomas, de scholasticus, onderscheidt een zintuigelijke en een inteUigibele zijde van de natuur. De rede kan komen tot aan den grens der openbaring, maar ter aanvulling is een geloofsdaad noodig. Na de afschudding van Aristoteles' juk zocht men de waarheid in verschillende richtingen. Baco, aansluitend aan Democritus, bouwt zijn empiristische kenleer op; door zintuiglijke waarneming en inductie is de waarheid te vinden. Het rationaHsme van Cartesius is het andere uiterste; deze mathematische geest wil de waarheid leeren kennen door het deductieve, redelijke denken. Hij vat de natuur op als een sedert de schepping zich ontwikkelende machine en vermechaniseert zoo en de organische theorie van Kristoteles en de historie-opvatting van Rugustinus. De schepping vat hij op als geschied in den mechanischen tijd, welken hij in de ruimte legt. Hier hebben we den grondslag van de moderne evolutieleer, kosmisch, biologisch en geologisch. Met Haeckel verdwijnt ook de schepping ert nu is de natuurwetenschap geheel ontgoddelijkt. Hoe moeten wij Christenen hiertegenover staan? Grondig breken met hen, die geloof en wetenschap scheiden. Geloof is kennis, niet te verstaan als abstract-mechanische verstandskennis, maar als levende wetenschap. Ons denken moet innig verbonden zijn met Christus, die het geheim is van den Christen. Daarom is zijn wetenschap ook een ge/7e/mwetenschap. Waarachtige natuurwetenschap moet uitgaan van een door Gods Woord geschapen kosmos en in de rijke verscheidenheid overal de eenheid speuren. Dat is haar heerlijke roeping. Doordat de Christen het feit niet kan zien zooals de niet-geloovige, is samenwerking vanaf den aanvang buitengesloten. Voor den uit God geborene zijn Godskennis en natuurkennis één en kan veelheid van kennis geen oogenblik bestand hebben. De heer VERSEVELDT: Den heer Vermooten antwoord ik, dat m.i. het exakte natuurwetenschappelijke onderzoek noch Christelijk, noch on- of anti-Christelijk is en zijn kan. Alleen in onze wereldbeschouwing verschillen wij van den niet-geloovige, waardoor onze visie ook op allerlei feiten en verschijnselen een andere wordt. De heer Diemer zegt dat samenwerking met anders-denkenden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen