1941 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 10

2 2) In de tweede plaats leerde ons de nieuwere bestudeering van de pseudo-iehgies dat de volgelingen van deze godsdiensten soms een ernst en devotie aan den dag legden die ons niet anders dan beschamen kan Ik wil ter illustreermg hier alleen enkele citaten geven uit niet-christeli)ke schrijvers van verschillende landen en godsdiensten D e M o m a n n e d a a n s c h e vrome Rabia van Basia (717—^801) leefde m grooten eenvoud en soberheid Z e placht des nachts, op het dak van h a a r huis te bidden V a n h a a r is het w o o r d , , 0 mij Lord, the stars are shinmg a n d the eyes of men are closed, and kings have shut their doors and every lover is alone with his beloved and here am I alone with T h e e " , O mij Lord if I worship T h e e from fear of Hell b u r n me m Hell, a n d if I worship T h e e m hope of Paradise, exclude me thence, but if I worship T h e e for thine own sake then withhold not fiom me T h i n e Eternal B e a u t y " , M y hope is for union with T h e e for that is the goal of my desire ' (aangehaald bij M a r g a r e t Smith Studies m earley mysticism London 1931 p 218 ff ) Ik denk ook aan een Bengaalsche hymne aan den O n b e k e n d e n God ,,Hem zoek ik dien ik niet ken. Hl) trekt mijn ziel tot Zich, Ik ga en weet niet, dat ik ga' Door oeverlooze donkerheid Roept mij een zachte stem, Ik ging op weg niet ziende en niet denkende, H e t eenige w a t ik weet is dat G o d bestaat W i e zal mij leeren met welken N a a m ik Hem noemen m o e t ' W a a r ik H e m vmden kan'' Ach, w a a r zal ik H e m vmden A a n W i e n ik mijn hart gegeven h e b ' ' Of ik herinner me een lied van den Hindoe die vele eeuwen geleden leefde M a n i k k a V a c h a k a r (w sch 1 m de 10e eeuw) , O n w e t e n d H'as ik omtient den weg der verlossing Ik leefde m gezelschap van boosdoeners D e groote Heer die mi) bezat, heeft mij getoond het pad dei [verlossing HIJ heeft gereinigd mijn geest van alle onreinheid Hij heeft mij eeuwigen zegen bereid' O , hemel wie kan n a a r w a a r d e schatten de genade die Hij [aan mij getoond h e e f t ' " (Deze beide laatste gedichten zi)n aangehaald uit A J A p p a s a m y Temple Bells London 1930)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen