1946 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 38

32 onthouden, als men ze niet klassificeerde" ^^^) (Lavoisier). Het verstand dient ordenend op te treden, maar moet daarbij vermijden eigen bedenksels aan de feiten toe te voegen. De catalogiseering eischt indeeling en daarom wordt de 18de-eeuwsche natuurwetenschap gekenmerkt als een bij uitstek ,,klassificeerend-beschrijvende". De kristallografie kende aanvankelijk zooveel kristalsoorten als er kristal-individuen waren; door de ontdekking van Rome de 1' Isle werd een groot aantal individuen onder één soort samengevat. De mineralogen zochten dan ook ijverig naar het juiste indeelingsbeginsel voor de delfstoffen; de botanici deden hetzelfde voor het plantenrijk. Moet men de mineralen indeelen naar hun chemische samenstelling of naar hun uitwendigen vorm? Moet men de planten indeelen naar hun bladeren, hun vruchten of hun meeldraden? Ziedaar problemen, die in de ,,theorie" van de natuurlijke historie actueel waren en aanleiding gaven tot een groot aantal ,.natuurlijke" en „kunstmatige" klassificatiesystemcn i'^) Zoozeer zag Linnaeus de klassificatie als de eigenlijke taak van de plantkunde, dat hij hen, die zich met de anatomie der planten bezig hielden, niet als plantkundigen (botanici), maar als plantenliefhebbers (botanophili) beschouwde 113). Rouelle's onderzoekingen brachten de onderscheiding van zuren en zouten; Macquer deelde de zouten in naar hun zuurbestanddeel in vitriolen, salpeters, enz. Lavoisier achtte een empirisme, dat alleen willekeurig feiten optast, een even groot gevaat voor de wetenschap als de systeemgeest 11*). Hij vertolkt het gevoelen van zijn tijdgenooten, als hij verklaart, dat de klassificatie berusten moet op de analyse der dingen en dat deze analyse weer haar uitdrukking vindt in de taal, dus in de namen der dingen. Nu maakte de geweldige vooruitgang van de scheikunde in het laatste kwartaal van de 18de eeuw het ongetwijfeld 111) Traite I, 65; Dis. prélim. XX. 11^) R, Hooykaas, De natuurlijke klassificatie der chemische substanties, Chemisch Weekblad 33 (1936) p. 599 vv. 11^) R. Hooykaas, De invloed der biologie op de anorganische natuurwetenschappen, Orgaan Chr. Vereen, v. Natuur- en Geneesk. 1936. Caroluis, a Linné, Philosophia botanica (1750), ed. tertia, Berolini 1790, p. 15, num. 44 : Botanophili sunt, qui varia de vegetabilibus tradiderunt, licet ea non proprie ad scientiam botanicam spectant.... num. 45 : Anatomici internam structuram vegetabilium contemplati sunt. e.g. Grew, Malpighi.... vegetationis leges : Hales. 1") Mém. Ac. Sc. de Paris 1777; Oeuvres II, 225.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen