GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Religieus eklekticisme - pagina 50

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Religieus eklekticisme - pagina 50

Rede gehouden bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit te Amsterdam

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

48 Bedenken wij nu, dat deze tegensteüingen, doordat zij uit hun verband gerukt werden, naar KIRCHNER terecht opmerkt, reeds onzeker, saam verbonden nog onzekerder worden, dan is het te begrijpen, dat een onzer belletristen in haar mooi-teekenende taal onlangs sprak van: „hedendaagsche gesluierdheden van vage religieusheid". ^^)

Ik voorzie hier echter een bedenking. Is er, zoo vraagt men, op het gebied der religie, bij het verschil tusschen de religiën onderling, en zelfs tusschen de richtingen en stroomingen in een zelfde religie, wel zekerheid mogelijk en moet men zich dus wel niet vergenoegen met waarschijnlijkheid? Ik heb er reeds op gewezen, dat men met waarschijnlijkheid in de religie niet volstaan kan. Men beroept zich echter voor het waarschijnlijkheids-standpunt veelal op KANT doch ten onrechte. De Koningsberger leerde: „Alle unsere Erkenntnis hebt von den Sinnen an, geht von da zum Verstande und endigt bei der Vernunft." Hieruit zou dan volgen, dat, wijl God niet onder onze zintuiglijke waarneming valt — niemalnd heeft ooit God gezien — omtrent Hem geen kennis en dus geen zekerheid voor ons is. Doch KANT leerde ook, dat de Gods-idee in onze Vernunft of onze rede in enger zin, ligt. Bij zijn onderscheiding tusschen het voor hem kenbare, wijl ervaarbare, of wat hij noemde d e „Dinge für mich", en het zijnde of wat hij noemde de „Dinge an sich", viel de grens van het zijnde niet samen met die van het kenbare. Onze kennis eindigt bij onze rede. Maar de IdeeGod, die in onze rede ligt, doet ons Hem wel niet kennen, maar is een regel voor ons verstand, waaraan wij zoo in onze binnen- als onze buitenwereld, alles hebben te beschouwen als veroorzaakt door, als het werk van God of het Wezen van hoogste intelligentie. Een regel, die als een leidstar voor ons denken is en, wanneer wij hem maar volgen, voor dwalen behoedt. KANT was er dus ver af, zich te vergenoegen met het „immer und ewig zu irren", dat LESSING zich verkoos^). Doch hij vergenoegde zich ook niet met waarschijnlijkheid. Het voor-waar-houden, dat er een God is, was voor hem wel geen weten, maar een op

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1919

Rectorale redes | 72 Pagina's

Religieus eklekticisme - pagina 50

Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1919

Rectorale redes | 72 Pagina's