De Strijd om het Souvereiniteitsbegrip in de moderne Rechts- en Staatsleer - pagina 27
Uitgewerkte rede ter gelegenheid van de 70e herdenking van de stichting der Vrije Universiteit
21
De hier voorgedragen leer der staatssouvereiniteit betekende tegenover het traditionele, op BODIN teruggaande souvereiniteitsbegrip in een bepaald opzicht inderdaad een vooruitgang en zij stond in vele opzichten boven de concepties van GERBER, LABAND en JELLINEK, die gewoonlijk als de typische representanten dezer leer worden beschouwd. Aan de vroegere Humanistische souvereiniteitstheorieen ontbrak een inzicht in het reëel verbandskarakter van de staat, en daarmede ook het juridisch orgaanbegrip. De staat werd nu eens met de overheid, dan weer met het volk als aggregaat van individuen vereenzelvigd. De individualistische denkwijze der Humanistische natuurrechtsleer kon in 't geheel niet tot een wezenlijke verbandsidee en in ruimere zin tot een echte gemeenschapsidee komen. Wel vinden wij in de Aristotelisch-Thomistische scholastiek een staatsconceptie, die de staat als een organisch geheel met delen vat, dat als een unitas ordinis scherp van een aggregaat van individuen onderscheiden wordt. In deze gedachtenlijn kwamen bij het doorbreken van de moderne staatsidee de scholastieke Spaanse denkers MOLINA en SUAREZ er reeds toe aan de staat als corpus het souverein gezag toe te kennen *^). Maar deze scholastieke verbandsleer vatte in universalistisch-Griekse zin de staat als het geheel der natuurlijke samenleving, waarvan alle lagere gemeenschappen, evenals de enkelingen, slechts dienende leden konden zijn, voorzover de natuurlijke orde reikt. Daartegenover betekende ALTHUSIUS' verbandstheorie in zoverre een breuk met deze scholastisch-universalistische visie op de samenleving, dat hij noch de enkelingen, noch de private corporaties als delen van de staat beschouwt, maar alleen de steden en de provinciën "^). Ook hij kent de eigenlijke souvereiniteit aan het aldus gelede staatsverband zelve toe en wanneer hij dit staatsverband met de populus gelijkstelt, dan inoeten wij bedenken, dat hier het volk niet als een verzameling individuen werd gevat, maar veeleer met het verband van leden van de staat werd vereenzelvigd^*'). De overheid als summus magistratus oefent dan het staatsgezag uit niet in eigen naam, doch in naam van het staatslichaam, dat zelf zijn onvervreemdbare souvereiniteit aan God ontleent*^). ^2) GiEKK-B Joh. Althusius (3e Ausg. 1913) S. 162. *3) Politica cap. I X § 5 : Membra regni, seu symbioticae universalis consociationis voco, non singulos homines, neque familias, vel collegia, prout in privata et publica particulari consociatione, sed civitates, provincias et regiones plures inter se de uno corpore ex conjunctione et communicatione mutua constituendo consentientes. ^*) Vgl. Politica, Praefatio: J u r a haec (scl. majestatis) a populo seu membris regni et Reipublicae constituta sunt, ab illis inceperunt, atque non nisi in illis consistere possunt et ab illis conservari. *^) ib.: Concedo horum jurium principem seu summun magistratum esse dispensatorem, administratorem, vel procuratorem. Proprietatem vero illorum et usum-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1950
Rectorale redes | 72 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1950
Rectorale redes | 72 Pagina's