GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

53. Het Calvinisme, oorsprong en waarborg onzer constitutioneele vrijheden. Een Nederlandsche gedachte. Amsterdam, B. van der Land, 1874.

door J. C. RULLMANN.

LV.

Deze lezing werd in November 1873 te Utrecht voor een kring van studenten gehouden. Het enthousiasme der hoorders was toen bijna algemeen. Dr Wynne, hoogleeraar in de geschiedenis, uitte zijn bewondering voor den spreker, die over zulk een verbazende bronnenkennis beschikte.

Verder trad Dr Kuyper met deze studie nog op in de collegezaal der Theologische Schoiol te Kampen. Ook in Groningen en in Gouda.

Een uittreksel vian deze lezing vindt men bij Winckliel, Leven en'Arbeid, blz. 100 vv. Nog eer de voordracht in druk verscheen, werd ze reeds in de pers besproken.

Ook Groen van Prinsterer vestigde er de aandacht op in zijn: Nederlandsche Gedachten, V, 398—400, onder het opschrift: Dr Kuyper en het zelfstandige onzer homogene'iteit.

Homogeen en zelfstandig.

Dit tweetal woorden was en is, als kenmerk van wederzijdsche verhouding, genoegzaam.

Homogeen. — Bondgenooten uit geestverwantschap. A n t i r e V o 1 'u t i Oi n a i r, naar den elsch der ohristelgk-protestantsche nationaliteit.

Homogeen zijn we; doch niet in alles. Verschilpunten zijn van weerskanten wel niet g e - ace entu e er d, maar evenmin verbloemd.

De kleurschakering liet ik niet onvermeld. In de beteekenis van o n k e r k e 1 ijl k e r i g t i n g. In de beoordeeling van het zoogenaamde Réveil. In de mate der toepasselijkheid van het Calvinisme.

„In de Calvinistische Reformatie naar de Heilige Schrift ligt oorsprong en waarborg der zegeningen, waan-an 1789 de bedriegelijke belofte en de jainmerlijke karikatuur geeft." Dit motto der doorwrochte redevoering van Dr Kuyper, aan de Nederlandsche Gedachten ontleend, beaêm ik als nederlandsch-staatsregtelijk axioma. Edoch met hetgeen ik in 1.865 Aan de Kie.zers schreef in verband.

„Van den religiestrijd onzer dag'en heb ik ook thans' nog gunstige verwachting. Niet omdat ik opwekking van het oude Calvinisme in den vorm van vervlogen tijden tegemoet zie, maar omdat ilc het geloofsvertrouwen van Ca'v^n en van de wolko der getuigen, door alle tijden heen, het geloof aan het eeuwig Evangelie, het geloof aan het eeuwig leven, het geloof in den Vorst des levens, op dezen rijkgezegenden en langgespaarden marlelaiarsbodem nog niet voor uitgedoofd houd."

Isolement op den evangelischen rotssteen is en blijft de r a i s o n - d' ê t r e en de levensvoorwaarde der christelijk-nationale rigting. Maar bij - principiëele onverbiddelijkheid zoek ik, ter aantrekking van menigen, wederpartijder, in hetgeen ons tegen den gemeenschappelijken vijand vereenigt, een aanrakingspunt:

Tegen de Conservatieve Part ij was ook mijne bestTijding gestadig en fel. Maar steeds was ik op werven bedacht.

Ia 1853, in 1856, met gunstig vooruitzigt.

De oorzaak van telkens vernieuwde teleurstelling was vooral het telkens wederopkomend vooroordeel der ethisch-irenische rigting, wier onophoudelijke piolemiek mij een overregtzinnigheid toeschreef, die het onderscheid der tijden en toestanden voorbijziet. Hieraan gedachtig vrees ik, dat de wijs waarop het leerstuk der Uitverkiezing, schijnbaar althans, door sommigen nu en dan op den voorgrond gesteld wordt, het misverstand versterkt en de klove verbreedt.

Ook dit nog. Evenmiii in de'Nederlandsche Gedachten als in het Handboek ontleen ik aan vroeger kerk-of staatsregtelijke partijschap een keursteen van huldebetoon aan al wat in loederland goed, groot en echt geweest is.

Hier werd Dr Kuyper door Groen yan Prinsterer op de vingers getikt. Heel dit geanimeerde stuk bedoelde niets minder dan een protest tegen Dr Kuyper's sturen in calvinistische richting, en tegen zijn teruggaan tot de Predestinatie als meest kenmerkend beginsel van het Calvinismte.

Aanleiding tot dit protest was de toemnalige agitatie voor de oprichting van een standbeeld van Thorbec'ke. Groen, die zich daartegen verzette, • poogde de aandacht van Thorbecke af te leiden, door te pleiten voor de oprichting van een standbeeld voor Oldenbarnevelt en Jan de Wit. Ned.

Ged V, 362. Maurice et Barnevelt. p. CXLIII—CLIX.

Tegen dezen voorstaig echter, achtte Dr Kuyper het plicht, uit naam van Neerland's Calvinisten, te moeten opkomen. De Standaard, 25 Febr. 1874.

En het was tegen deze critiek van D' e S t a n-daard, dat het slot van Groen's straf rede zich keerde.

Toch was deze standbeelden-kwestie slechts de aanleiding tot het incident Groen—Kuyper. De kern van het geschil was, dat Groen zich keerde tegen Kuyper's toeleg om het Antirevolutionaire Staatsrecht op te trekken op den grondslajg der calvinistische beginselen.

Dit Wijkt overtuigend uit den nadruk', dien Groen tegenover Kuyper's calvinistisch streven legde op de christeiijk-protestantsche nationa-' lite it; uit zijn bedenkijig • tegen de toepasselijkheid van het Calvinisme; uit zijn herleiden v; an Calvijn's invloed tot de mystieke proportion van het geloofsvertrouwen van Calvij n; uit zijn aficentueeren van den evangelischen rotssteen; en, last not least, uit zijn protest tegen het op den voorgrond stellen van de uitverkiezing; al te saam geresumeerd in zijn betuiging, dat versGhilpunten van weerskanten wel niet ge-, a c c © n t u e e r d, maar evenmin verbloemd zijn.

De zielkundige ver'klaring van dit citaat schuilt hierin, dat odk bij Groen plaats greep, wat bij mannen van beteekenis als de zijne, zoo telkens is gezien, dat hun allerlaatste periode een i'etour a leur jeunes.se was.

Zoon van (het Reveil, had Groen vs^eliswaar, krachtens zijn Ga, lvinistisdhe natuur, , dank' zij zijn historische studiën, en onder Wormser's gelukkige inspiratie, de protestantsch-christelijke actie van het Reveil, zelf in de calvinistische bedding overgeleid, maar op het einde van zijn leven ging de gloed voor het Calvinisme een oogenblik in hem-tanen. Het eens zoo fiere: „Stahl was Lutheraan, ik ben Calvinist" blijft van nu af aan dan ook achterwege. De heel onze toekomst beheerschende uitroep: „Nous sommes is sus de Calvin" verstomt. Het staatsrechtelijk axioma, dat in het Calvinisme, en niet in 1789, de oorspro-ng en de waarborg onzer constitutioneele vrijheden ligt, wordt verzwakt door een citaat uit 186-5, waarin het geloiof svertroiuwen van Calvij n het één en al heet. Alsof Luther in geloofsvertrouwen voor Calvijn onder deed, en alsof eertijds Groen's issus de Calvin niet op geestesrichting, op gekozen ideaal, en op' uitgangspunt van k'erk ie 1 ij 'k en staatkundig streven gemunt was. Trouwens, niet de subjectieve stemming van het geloofsvertrouwen, maar de belijdenis, het volksgeloof naar de eigenaardigheid der zoogenaamde calvinistische of Puriteinsche richting had dezelfde Groen nog in '73 in elk hachelijk tijdsgewioht als de steun voor Kerk en Va-Iderland verheerlijkt. Ned Ged. V. 236.

En daarom' is Dr Kuyper, met allen eerbied dien Groen van Prinsterer's verleden afdwong, in weerwil van diens terugkeer tót de christeiijk-protestantsche algemeenheid, mtet beslistheid doorgegaan op .het calvinistische spoor. Niet, gelijk Groen van Prinsterer in 1874 duchtte, om te repristineeren; veel blinder omi aan het Calvinisme een vorm voor dezen t ij d te onthouden, maar om' de confessioneele en staatsrechtelijke beginselen van het Gereformeerde leven, d. i. van het Calvinisme als geestesrichting, terug te roepen en aan die beginselen weer hooger veerkracht te ontleenen voor de toekomst.

Wat later van Groen's sterfbed bekend werd, bleef juist 'daarom te meer in heerlijke gedachtenis. In den aanvang van zijn laatste ziekte leed Groen onder gemis van verzekérdheid over zijn eigen staat. Maar 'n paar dagen vóór hij heenging brak het licht ook voor hem'door de wolk'en heen. En toen is (het, dat deze stervende held de vrijmachtigö uitverkiezing Gods, die steeds voor hem door een nevel onafloersd was, klaar doorschouwd en beleden heeft met een verruiming des harten, die hem juichend de eeuwigheid deed ingaan.

Zie: E lout van S oeterwoiude. Enkele Herinneringen uit Mr Groen van Prinsterer's laatste dagen, blz. 12 en 13.

Over Groen's standpunt in zake het leerstuk der Uitverkiezing, Ned. Ged. V, '270, en mijn: De Strijd vloor Kerkherstel, Hfdst II § 11: Cor Eccelsiae.

Over Groen's dobberen tussch'en Reveil en Calvinisme: D!e Sta ndaard, 8, 11 en 13 Maart 1895; en Antirevoluti-Onaire Staatkunde I, 596; II, 22.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's