GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KOYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KOYPER-BIBLIOGRAFIE.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

CV.

De Plancius-rede bleek een muisje te zijn, dat een staartje had.

Al dadelijk gaf het courantenverslag aanleiding tot misvatting. In den strijd hierover mengde zich ook de 'Kerkelijke Courant. Ze schreef:

Dr K. is veel te koel bePekenend, om zich aan eene uitstorting A^an zijn gevoel over te geven Het verslag van de Standaard is daartoe vee! te degelijk en te bedaard-gesteld, om aan eene gebrekkig weergegeven improvisatie te doen denken. En gesteld eens, het onwaafschijnlijke ware mogelijk, dr K. krijgt dan toch de proef van dat No., van zijn blad, waarin zijne rede staat, in te zien. • Kon en moest hij toen niet de fouten hebben verbeterd? Of mag men zijne lichtvaardigheid zóóver laten gaan, dat hij, in Amsterdam tegenwoordig, toen het blad werd afgedrukt, de revisie opzettelijk verzuimde? En al ware dit zelfs mogelijk, moest dan de lezing van zijne zoo jammerlijk verminkte rede in no. 3678, hem niet onmiddellijk naar de pen doen grijpen, om in no. 3679 te herroepen wat daar namens hem ten ' on recht e was gezegd, al het overdrevene te schrappen, al het onjuiste te verbeteren? Maar daar is geen reds-]ijk mensch, die aan eene opeenstapeling van zulke dwaasheden gelooft.

Niet onaardig is het te lezen, wat Dr Euyper op deze journalistische mijmeringen antwoordde:

Dit toont wel, hoe weinig de redacteur van. een Weekblad begrip heeft van de hoofdredactie van een Dagblad.

Verbeeld u dat een hoofdredacteur vooraf heel zijn courant moest lezen.

Och, zelfs daarna leest geen hoofdredacteur zijn heele courant.

Laat ons daarom tegenover deze mijmeringen conf de nuchtere feiten stellen.

Ze zijn deze:

lo. dat • ondergeteekende van den inhoud van buiten-en binnenland, in de Standaard niet dan bij hooge uitzondering, vóór die afgedrukt is. kennis draagt;

2o. dat met name verslagen van vergaderingen nooit vooraf onder zijn oogen komen;

3o. dat in casu door "den reporter het versaag over de P1 a n c i u s-rede liem wel was toegezonden, maar dat hij, bij liet zien, hoe reeds de eerste zinsneê de beste hem vlak het omgekeerde in den mond legde van wat hij gezegd had, het stuk opzettelijk niet verder inzag, voor verantwoording van den reporter liet, en ongelezen terugzond; . en 4o. dat het stuk, nadat het geplaatst was, niet door hem is ingezien noch gelezen, voordat - het zonderling-tegenartikel in de A m s t e r d a ram e r verscheen.

Zoo zijn nu de feiten! En vergelijk daarmee nu eens wat u de K e r k. Cour. verhaalt.

Om een iegelijk tot een juist oordeel in staat te stellen, had Dr 'Kuyper intusschen het gesprokene in Plancius zoo getrouw mogelijk uit 'zijn geheugen in druk weergegeven.

Maar ook d_.iiarmee was de beweging over deze rede nog niet tot stilsta.nd gebracht.

Men duidde het den redenaar euvel, dat hij gewaagd had van het voorbijzijn van het tijdperk' onzer glorie, toen Europa ons naar de oogen moest zien, en .van onze weinig beteekenende stelling onder de natiën in den tegenwoordigen .tijd. .Het heette, dat Dr 'Kuypier daarmede ons voorgesteld' had als een nation é teint e', als een uitgedoofd volk. Toch had hij er, veeleer omgekeerd, juist met vuur op gewezen, dat, ondanks die stelling onder de volken ons volksgevoel nog leefde; en dat er, werden we ooit van'Duitsche zijde reddeloos overweldigd, hier altoos nog een kern, en stellig niet de minst nationale kern zou worden gevonden, die liever dan onder Duitsche overheersching den nek te krommen, de zee overstak en uitweek naar* Transvaal.

Ook werd het Dr Kuyper euvel geduid, dat hij gesproken had van mogelijke onderdrukking onzer richting. Toch was de aanvang van mogelijke onderdrukking op het terrein van het onderwijs nog aanwezig. Ook had JCiapp'eyne gesproken van minderheden, die onderdrukt moesten worden. En nog pas, in de A.ms ter.dammer. Dagblad voor Nederland, van 28 Fébr. 1884, had Mr J. A. Levy, de voorzitter van de liberale 'kiesvereeniging Burger p 1 i g t, gedreigd, dat het liberalisme de onver--draagzame orthodoxie, met het woord, zoo 't kon, en zoolang het kon, maar zöo het moiost, met de daad, zon weerstaan.

• Dr Kuyper wachtte op 'n gelegenheid-om de fatale beteekenis dezer woorden in het licht te

stellen. En die goede gelegenheid achtte hij gekomen, toen hij voor Patrimonium in Plancius sprak. Toen toch had hij vóór zich de mannen uit Transvaal, die, - Calvinisten als wij, ons politiek program hadden overgenomen. De ma, n zelf was onder liet drietal, die ons antirevolutionaire program voor Transvaal had omgewerkt, t.w. Ds S. J. .Dn Toit. En terwijl nu onze liberalisten, en met name d e Amsterdammer, voor deze mannen van elders den lof over hadden, dat ze aller vrijheid stipt eerbiedigen en hmr land gelukkig hebben gemaakt, beschuldigden diezelfde liberalisten, onder aanvoering van dè Amsterdammer, de Calvinisten onder hun eigen landgenooten, die precies hetzelfde politiek program hebbai, dat wij anderer vrijheid niet eerbiedigen zouden, en bedreigden ons met geweld.

Dit dreigement, bij de komst der Transvaalsche Deputatie, gaf De .Standaard voorts aanleiding om de levensvraag te overwegen, of uitwijken uit het vaderland, als de druk te bang wordt, manlijke plichtsbetrachting is, dan wel o-iiteerende lafheid. Zie het hoofdartikel: Réfugié's, inliet nr van 4 April. Verder over Levjr's dreigement; de nrs 7, 19, 21 en 30 April.

Intusschen had de Hoogleeraar Dr F. Harting een poging aangewend om de eere der liberalen, als ging hun pleit steeds vóór vrijheid en tegen • tyrainnie, te verdedigen. En daaraan danken we 'n paar keurige opistellen: een keurig stuk humaniteitsleer van Prof. Harting en een niet minder keurig stuk christelijke levensbeschouwing van Dr Kuyper. Zie de correspondentie in D' e Stan d-aard van 1, 5, 9 en 12 April 1884. En ook De Heraut van 20 April 1884.

Aan laatstgenoemd bla, d ontleenen we het volgende: ' ;

Aan Uwe vriendelijke en minzame uitnoodiging, om, met terzijzetting van bijzondere opiniën, de hand te reiken aan „allen, die van talent en goeden wille zijn", teneinde onze maatschappij „in betere banen te leiden", mag ik dan ook tot mijn leedwezen geen gehoor leenen. Niet wijl ik niet naar sympathie dorst en de verzoening van wie gescheiden liggen niet overschoon zou vinden, maar 'Overmits men om iemand op een betere baan te • leiden, toch eerst weten moet, waar die baan ligt.

En daarover nu, Hooggeleerde Heer, worden de volgelingen van den Man van-Smarte het met de tolken van het Rationalisme nimmer eens.

De Christus staat tusschen hen en ons, en hem tn o g e il we niet verloochenen. Dat ware de trouw verzaken van ons menschelijk hart. Een zelfverlaging en wegwerping van onzen menschenadel, 'dien G-ij, ik weet het, dan ook allerminst van ons vergt.

Die Christus nu blijft voor alle eeuwen dezelfde, en blijft in eiken tijd zijn absoluten eisch stellen, dat elk gebied des levens aan den gang van zijn Koninkrijk onderworpen zij.

Laat dus al de beschaving toenemen, onze schat van kennis zich verrijken, toenemen onze maciht • over de natuur, en daardoor de Vorm des levens wisselen, één blijft jdesniettemin toch door alle eeuwen heen de diepe nood van het kranke menschenhart, en door geen anderen balsem kunt Gij, of wie ook, thans de wonde onzer ziel genezen. dan "waarmee die wonde geheeld is in "de dagen, van Calvijn. Wat ook wissele, toch blijft alle volk door alle eeuw brood eten voor zijn honger en water behoeven voor zijn reiniging, en zoo 'ook blijft van geslacht tot geslacht ons verbrijzeld menschelijk hart dorsten naar verzoening met dei) Eeuwige en hongeren naar Hem, die het Brood des Levens is, ook voor wie Hem in zijn heerlijkheid nog niet kent.

Is het mij dus, ook naar Uw getuigenis, eenigszins mogen geluidcen, om het aan een deel mijner landgenooten weer iets duidelijker te maken, dan het eertijds was, hoe we, als kinderen onzer eeuw, nochtans terug moeten naar diezelfde Bron, waaruit Calvijn en zijn heldengeslacht eens krachtiger levenstinctuur had ingedronken, dan bet liberalisme ons dusver bood, zoo ' is mij dit eer oorzaak tot dank, dan dat het mij om mijns volks wil berouwen zou. Zelfs zou het mij , o, zulk een innige verkwikking zijn, indien deze, mijnerzijds zeer gewaardeerde correspondentie, U, Hooggeleerde Heer, bg het afgaan Uwer dagen nog aanleiding wierd, om wat werkelijk resultaat van stelhge wetenschap is, minder onverzoenlijk te achten met de aloude Belijdenis van onzen Heer.

Of overschrijd ik met de uiting van dezen stillen wensch de grens van den eerbic'd, dien ik U schul dig ben? Ik wil het niet gelooven. Of hoe zou mij persoonlijk de Belijdenis van mijnen Heer en Heiland ernst kunnen zijn, zonder dat ik de vreugd en de heerHjkheid dier goddelijk schoone belijdenis ook toebad aan den grijsaard, tot wien ik met zooveel eerbied opzie en wiens kloeke taal ^voor anderer geschonden recht mij zoo vaak toe'sprak eo verkwikte.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

KOYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1924

De Reformatie | 8 Pagina's