GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geringe zonden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geringe zonden.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoort toch, gij wederspannigen, gullen w'iJ! water voor ulieden uit deze steenrots te voorschijn brengen? Toen hief Mozes zijne hand op en hij' sloeg de steenrots tweemaal met z^'n staf. Numeri 20:10 en 11.

Het trouwe Woord van God verdroomt het leven van Gods knechten niet, verbloemt geen enkele hunner zonden, maar toont hen ons, gelijk ze in de werkelijkheid hebben geleefd en hebben gezondigd, menschen van gelijke beweging als wij.

Abraham is de vader aller geloovigen, maar w© zien hem met de waarheid scharrelen, als hij gevaar ducht in Egypte. Jakoh is Israël, vorst Gods, maar ook Jakob, de hiellichter, 'die zijn broeder de eerstgeboorte aftroggelt en straks bedriegelijk hem den vaderlijken zegen durft ontfutselen. En David is de man naar Gods ha, rt, de koning va^i Gods keus, maar ook d© rijke roover, die den arm© zijn eenig ooilam waagt te ontstelen. En Pietrus' belijdenis is de rots, op welke Christus Zijn gemeente heeft willen bouwen en hoor hem in des hoogepriesters Iiof.

Het l-rouwe Woord van God dekt van Gods kiirderen, ook van de allerheiligste, de overtredingen niet weg.

Als ge Mozes ziet weerkeeren vaJi den berg, gedoopt in hemelglans, die hem het aangezicht doet glinsteren ge zoudt zeggen: ©en heilige! Zeg het maar, het mag wel: heilige Mozes!

Maar dan komt het trouwe Woord van God en fantaseert ook van dezen heilig© de zonde niet weg.

Een zonde, zoo zwaar van God gestraft. Hij zal het volk niet mogen inbrengen in bet land, dat van den Heere is beloofd. En dat mo©t voor dezea Mozes wat zijn geweest!

Het schijnt wel een heel gering v©rgrijp, dat ons van Mozos wordt gemeld. Als er niet aanstonds het strafwoord des Heeren aan was ver-

lionden, zoudt ge in het geschiedverhaal nauwelijks hebben opgemerkt, • dat Miozes niet naar Gods bevel heeft gesproken tot de rots maar tot (het voor die rots verzamelde volk en "toen, toornig, met zijn staf tweemaal tegen den rotswand heeft gebeukt.

En als ge het wèl hebt opgemerkt, dan zijt ge geneigd om Mozes te verontschuldigen. Het is geen wonder, dat het hem eindelijk een oogenblik te veel is geworden. Wat heeft hij al, bijkans negen en dertig jaren, te verduren gehad! Hoe telkens heeft zijn volk zich tegen den Heere en diens knechten verzet! Het is zoo'n lastig volk, dat Gods weldaden vergeet en bij de eerste moeite weer mort!

Het felle woord is er bij Mozes al uit, éér hij het zelve weet. De staf is al omhooggezwaaid en de rots er mee getroffen, eenmaal, tweemaal, éér Mozes zich bewust k-an zijn, het bevel van zijn God te hebben overtreden.

Al te gering! Davids val is ontzettend geweest en van Petrus' verloochening kunnen we huiveren!

Maar Mozes' struikeling? Zóó gering! We zijn geneigd den ouden, trouwen leidsman van het moeilijke volk Israël vrij te pleiten. ;

En deze geringe zonde wordt zoo zwaar gestraft.

Ons oordeel over de zonden is zoo oppervla.kkig, een oordeel van den buitenkant. Wij nemen waar niet anders dan den uiterlijken vorm en den naar buiten tredenden omvang van het kwaad. En naar onze waarneming rubriceeren wij daji en noemen „zwaar" het een, en j, licht" het ander.

Maar God oordeelt naar wa, t er achter het uiterlijk waarneembare schuilt. Hij peilt het hart. Hij ziet den innerlijken aard der zonde en oordeelt over de gezindheid des harten.

Heel veel, waarop wij niet letten, merkt God als een groote zonde aan. en als wij geneigd zijn ach en #ee te roepen, heeft God de zonde wellicht zoo heel anders gewogerl.

„Gij hebt Mij niet geheiligd voor Israels oogen!"

Indien Mozes daar bij de steenrots hadde gestaan met oogen fonkelend van heiligen toorn en hadde gesproken: , , Hoe durft ge, o Israël, hoe durft ge met uw gemor opnieuw uw God te beleedigen!" ... Maar dat was het niet. Va; n den Heere geen woord. Over God wordt bij de steenrots niet gerept. Zullen wij, wij, water uit deze steenrots voortbrengen?

Wij, wij! Niet de beleediging van zijn God maar eigen gekrenkte trots doet Mozes' oog vlammen. De dienstknecht heeft zioh gesteld in de plaats van zijn Meester. Mozes' hart heeft hier niet om de eer van zijn Zender, maar om de spil van zijn eigen ik gecirkeld.

Zóó heeft het de Heere gezien! Gij hebt iMij niet geheiligd!

Hier is het kwaad van onze geringe zonden. Er is bij menigeen gemis aan dat diepe schuldbesef, waarin de weg der genade wordt begonnen, omdat we tevreden zijn met oppiervlakkige, wereldsche moraal.

We zijn geneigd alleen als zonde in ons leven te brandmerken de grove daad, welke ook d, oor de publieke opinie wordt veroordeeld.

We hebben zoo licht genoeg aan de zonder schroom geteekende attestformule: gezond in de leer en onbesproken van wandel!

Maar dan kemien we ons zelve niet en hebben geen behoefte aan genade, aan verlossing, aan leven.

Indien we eens op de geringe vergrijpen gingen letten! Indien we eens trachtten door te dringen tot den achtergrond van ons woord en onze daad! Indien we ons geweten eens niet bedwelmden, maar het ongetemperd aan het woord lieten!

We zouden meer bewuste behoefte hebben aa, n vergeving, aan vernieuwing, aan bekeering!

Wiant onze geringe zonden zullen in Gods oog zoo zware zonden zijn. En als wij pogen ons de geringe zonden zelf te vergeven, dorsten we niet 'naar de vergeving van God!

Indien we eens méér wilden letten op ons eigen hart! Wat is het centrum van ons leven? Willen we ons bij ons spreken en handelen, óók in het koninkrijk Gods, bewust worden, waar het ons nu eigenlijk om te doen is, waar het bij' ons om draait?

Wie onzer, die maar eenigermate zichzelven kent, welke vader of moeder van een woelig gezin, welke onderwijzer of onderwijzeres in een moeilijke klas, welke predikant in een niet al te gemakkelijke gemeente, wie, die ergens in staat of maatschappij of waar ook tof leiding is geroepen, verstaat niet Mozes' gramstorige stemming?

Als wij toornen moeten, is het dan de gekrenkte trots van ons beleedigde ik of is het droefheidj om de schending van Gods heiligen wil, die ons door de zjel komt vlammen?

Ontstoken uit den hemel of ontstoken van de hel?

Bij den beste mengt zich in het heiligste nog zooveel onzalige zelfzucht.

We zien in Mozes' struikeling hoe God er over oordeelt.

Maar dan doet ons de bezinning over onze geringe zonden ook bidden: „Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen. Houd uwen knecht ook terug van trotschheden; laat ze niet over mij heerschen. Laat da reden mijns monds en de overdenking-mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o Heere, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!"

Dan worstelen we ook tegen onze geringe zonden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Geringe zonden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's