GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar het objectieve Woord.

Prof. Noordtziji wees er op • den jongsten Theol. Schooldag nog op, dat het een merkwaardig tifdsteeken heeten mocht, dat in Nederland velen van het objectieve Woord zich afwenden om het subjectivisme in: de armen te vallen, terwijl tegelijkert^d in de landen, waax het Schleiermacheriaansche subjectivisme de geesten had aangegrepen, opnieuw de oproep' te beluisteren viel, dat men naar het subjectieve, naar liet Woord, terug moest! Het hier besproken verschijiisel trofc reeds lang sterk de aandacht. Ook ds A. G. •Wolf van Antwerpen, , schrijft er over in: „Stok en Staf". Hiji zegt:

Wie de ontwikkeling, die het theologisch denken • onder de Protestantsche volken in onze dagen doormaakt, met toegewijde aandacht volgt, komt tot de Ttirrassende ontdekldng, dat er een nieuwe groei valt , waar te nemen, die niet anders dan als een heengroeien naar de obiectiviteit van het Woord bestempeld mag worden. De vraag waarom het hier gaat, is deze: is het woord van God obieetief of subiectief? Staat het boven en buiten miji, zoodat het, met overweldigende majesteit mijn hart opeischt tot de gehoorzaamheid aan een God, die de absoluut Andere is ., dan ik en daarom mijn leven bepalen mag naar den wil van zijn geweldig welbehagen of wordt het Woord pas Woord van God, wanneer en in zoover het als zoodanig door menschen wordt ervaren? Wij, die dit lezen, weten wel wat vsdj antwoorden • moeten, maar waarop ik nu vrijzen wil is dit, dat ook anderen het beginnen te weten en in dat weten; rijk en gelukkiger zijn.

Als een bliksemstraal verscheen, nu bijna een tien-' tal jaren geleden, het geweldige boek van Rudolph ' Otto „das Heilige", het Heilige, — waarin voor God een eigen plaats, ver boven ons menschelijk denken, , opgeëischt werd om op die plaats alleen te staan ; ^ de Heilige, die vreeselijk is en een schoonheid) , , openbaart die ons doet beven. Na hem kwam Cail Bartb, die een ware triomftocht houdt in het jonge theologische D'üitschland van onze dagen en van wien men zeggen mag wat men zeggen vril, maar van wien men, zeggen moet, dat hij die eigen plaats voor God, , waarover wg spraken, zeker niet ruimer niaar log enger heeft gemaakt door op elk bladzij van zijn _ mooie werken aan te toonen, dat er naast God geen ruiiiite is voor iemand om te staan, voor niemand, tenzij dan voor den ootmoedige» mensch die zich „niete" weet en als zoodanig geen ruimte beslaat naast God.

Of deze merkwaardige groei naar het obiectieve ook elders gezien wordt? Ik geloof het wel. In'Nederland, w^aar menig jong theoloog, die heel anders begon, nu heengegroeid is naar de obiectiviteit van Gods Woord in de vroohjke wetenschap, dat zij alleen verlost, sterk maakt en aan een prediker durf en moed geeft om van ^od te getuigen.

Verder in Zwitserland en Hongarije en wat, in dit verband nog meer zegt, bij sommige Roomsche theologen die o.a. in een Belgisch tijdschrift „Ons geloof" beginnen heen te sturen naax den ootmoed voor God, de reverentie, het afstandsgevoel, als de keerzijden van het bewustzijn „God is groot en wij begrijpen Hem niet". Hier en daar wordt weer over „uitverkiezing" gefluisterd, als over den eenigen rots-Moof waarin ons vermoeide theologisch denken rust zal kuimen vinden en als sommigen daarbij de ontdekking doen, dat dit alles onvermijdelijk op Calvijn moet uitloopen, vinden zij die ontdekking; niet meer zoo vreeselijk als jaren geleden. Zelfs Adolf Deissmann komt in zijn laatste geschriftje bij Calvijn uit. Zou deze groote eenzame eindelijk gerechtvaardigd gaan worden? Zou Calvijn overwinnen? En staat onze tijd op het punt, om aan de kerken te toonen, dat de oorzaak van veel geestelijken achteruitgang gelegen is in het vergeten van de les die deze man ons levenslang geleerd had: Gods eer als he* een en al m ieder menschenleven? Wij weten het niet, maar de weg naar de obiectiviteit van het Woord zal toch de eenige weg blijken, die een mensch op den duur b'e-'vredigt, omdat wij op dien weg worden uitgetild] boven ons zelf en vastgelegd aan een God, die zich de vrijheid voorbehield om te zeggen; „JVIijn weg is in het Heiligdom en mijn voetstappen worden niet bekend.”

Inderdaad, het Grereformeerde denken, waarover zoo veel gefantaseerd wordt, behoeft zich niet te schamen. Velen weten niet, hoe rijk ze konden zijn, allteein! reeds door het besit van de gereformeerde confessie; als ze die maar lézen kunnen met ziel en geest. En wie den uitbouw der belijdenis 'wil, moet eerst den bouw hebben gezien. Hoever staan daarvan af de geestelpie paupers, die eerst meenen, dat het gerefor-i meerde denken identiek is met het povere kramseltje, dat hun hersenen ervan gemaakt hebben; die daarna, zat van zichzelf, zich inbeelden, verzadigd, ja, over-verzadigd te zijii van het gereformeerde; en die dan daarna weer naar Zwitserland en Dtuitschland trekken' om gedachten te leenen, die de waarachtige gereformeerde al lang vóór dien gegrepen eji gepredikt heeft. Er zijn velie typen, zooats Chesterton ze schetste: : ze wonen in hun eigen land bij de zee; krijg'en dan er genoeg van; steken daarna met frisschen moed in zee om een nieuw eiland té ontdekken; na veel zwal'kens ontdekken ze ergens. land en zeggen: „heah!" over de ontdekking van een onbekend eiland in de Zuidzee; — maar als ze even geduld hebben, zullen ze bevinden, dat ze langs krojikeiwegen ongemerlit weer terecht gekomen zijta. bij hun eigen oude landje bij de zee. Dat was het gewaande nieu'wi-ontdekte gebied.

De ontdekking.

Er zijïi er ook, die met het meeste genoegen stranden op hun eens verlaten kustgebied en met de grootste tevredenheid blijven zeggen, dat bet heelemaal' nieuw land is, omdat ze den bodem, waarvan ze uitgegaan zijh., vóórdien nooit bekeken badden; en dus hem later .niet als zoodanig 'herkenden. In dat geval verkeeren vefe vrijsheids-uitstralers van de hedendaagsche linksche pers. Maxnix schrijlft in „Gron. Kerkbl.”:

In een der liberale bladen las ik een heel lai}g artikel, waarin werd uiteengezet, hoe zwaar de Gereformeerden het in onzen tijd hebben.

Ondanks alle kerkgeschitter, zoo zeide deze schrgver, die stellig een "'paar nieuwe kerkgebouwen der Gereformeerden had gezien, wat hem een slechten' dag bezorgde, ondanks alle kerkgeschitter is er in de Geref. kerken een zoo diep ingezonken leven. Men is er verbaasd en bezorgd over allerlei dingen.' Daar komen nu waarheden aan het licht, waarmede zij erg verlegen zitten-Bijv.: het wordt hun nu verteld, dat, als er in Genesis I staat: en de Geesfi zweefde over de wateren, dat dit „zweven" eigenhjk broeden beteekent.

Dat is dus een langzaam worden der dingen in den beginne. ;

Nu wordt het toch wel heel mooi, niet-waar? Dat wisten wij niet.

De dagen of tijdperken werden ook al genoemd.

Daar hadden die domme Gereformeerden nooit van' gehoord. Thans hooren zij er van. en staan beschaamd en verlegen.

Ja, — het is wel een droef geval.

Een droef geval. Want de cateohisantjes weten 't al, van dat „broeden”.

En van die „tijdperken".; Maar we hebben ook veel orakel-gevende publicisten over de Gereformeerden, die nog nooit en ferm catechisant geweest zgn.

Joodsche exegese.

Dr C. Bouma vertelt in „Geref. Kerkbl. v. Overijisel en Drente": -P^iPSK

Het is betend, hoe de studie van het Oude Testament door de Joodsche Rabbgnen reeds ten tqde van het leven onzes Heeren op aarde uitgeloopen was op allerlei haarkloverij. In het zoeken van de waarheid achter de waarheid waren de Rabbijnen meesters.

Vandaar hun eindelooze bepalingen als uitvloeisel van bun uitlegging der geboden. Het was in Israël door hun invloed geworden in den meest letterlijken zin: gebod op gebod, regel op regel-

Een der Rabbijnen leerde dat de Wet van Mozes een^ 613 wetsbepalingen bevatte, n.l. 365 verboden, evenveel als er dagen in het jaar zijn, en 248 geboden', evenveel als het aantal deelen van het menschelijk lichaam is.

Grenzenloos was zoo het veld, waarop het vernuft der Wetgeleerden zich vermeien kon in het uitdenken van' allerlei gevallen, waarin de Wet al of niet overtreden werd.

Op Sabbat mocht men wel 1 maar niet 2 letters schrijven. Wanneer men in vloeistof schreef, waarin' de letters niet bleven staan, mocht men ook 2 letters schrijven. Bij het uitbreken van een brand op Sabbat mocht men den brand niet blusschen. IVIaar wel mocht men spijs redden voor 3 Sabbatsmaaltijden. En heftig werd getwist over de vraag, of men wel een ei mocht eten, , dat op Sabbat was gelegd.

En vervolgens merkt dr Bouma op:

Een ander gevolg van deze Joodsche Schriftbeschouwing was hun „vergeestelijking" van alle deelen, ja, van alle woorden der Heilige Schrift.

Deze kunst is waarlijk niet nieuw en evenmin geboren in de dagen van Coccejus, maar reeds de Joodsche Rabbijnen beoefenden haar.

Een typisch voorbeeld vond ik bij de bestudeering van Joh. 9:2 en 3, de genezing van den blindgeborene.

De discipelen verwonderden zich over zijn geval en' vroegen, wie er gezondigd had, de man zelf of zijn ouders, als straf waarvoor bij later blind geboren werd.

Voor de eigengerechtige Joodsche. theologen en voor de massa van het volk stond het vast, dat lijden gevolg was van zonde. Elke ziekte en elk leed was straf voor een bepaalde zonde.

Voor dezen man was er nu een moeilijkheid, want hij was blind geboren. Een van tweeën derhalve: vóór zijn geboorte hadden zijn ouders gezondigd, waarvoor later hun kind werd gestraft — of de man zelf had gezondigd vóór hij geboren werd, reeds in den moederschoot.

Want naar het algemeen gevoelen der Rabbijnen kon iemand zondigen reeds in den moederschoot-

Van welk vermogen dan o.m. deze Talmudischa illustratie gegeven wordt uit het bestaan van Jakob en Ezau nog vóór bun geboorte:

„Wanneer Rebekka een synagoge (eerst in de ballingschap in Babel ontstaan; maar wat bekommert de Talmud zich daarom) voorbijkwam, worstelde Jacob, om naar buiten te komen. En wanneer zij afgodshuizen voorbijkwam, liep Ezau om naar buiten te komen.”

Zoodat dus Ezau's eerstgeboorte de Joodsche pluizers plaatst voor de vraag, of het volk Abrahams niet in een afgodstempel zijn kraamkamer zien moet: Ezau had zoo'n bedenkelijke haast.

Twee beesten.

Er wordt vaak geklaagd, dat de Gereformeerden den bijbel lezen door een gekleurde bril; de kleur is die der confessie; de brilledoos de traditie. Daartegenover staan dan do menschen, die den bijbel naderen zonder vooropgezette meening

Hoeveel daarvan in de practijk terecht komt, leert wei een artikel van den heer Fr Kuiper te Amersfoort, die in „Komende Tijden" schrijft over de 2 beesten uit Openb. 13: het beest uit de zee en het beest (voor 't gemak maakt de schrijver, tegen de bedoeling van den tekst in, er een „dier-tje" van!) uit de aarde. Hij heeft bevonden, dat wereldkapitaal het eene en schijnheiligheid het andere beest is.

Wat het beest uit de zee aangaat (het groote, volgens den scluijver), merkt hij' op:

Het eerste beest, het zeemonster, duidt zonder twijfel de groote wereldmacht aan. De oud-Christelijke lezer zag die niacht voor zich in het Romeinsche Wereldrijk. Een staatkundige parallel daarmede hebben we in onzen üjd niet. Maar wij kennen de economische macht van het wereldkapitaal, dat koninkrijken en republieken beheerscht, dat, haast nergens aanwijsbaar, overal zijn invloed gelden doet, dat zichzelf over de aarde kronkelt als een slang, die waar zij aangevallen wordt wel even terugwijkt maar al gauw weer onverzwakt haar plaats herneemt.

Komaan, de schrijiver is, waar hij wezen wil; het wereldkapitaal. Maar dat hij een sprong neemt, die niet zoo heel klein is en zijta. overgang van staatkundige tot enkel economische wereldmacht allerminst heeft gerechtvaardigd, dat deert hem niet.

Maar het spreekt vanzelf, dat het wereldkapitaal alleen geen stof genoeg oplevert voor dit blad. Natuurlijk moet het institutair-kerkelijk leven, alias: het „officieele christendom", erbij! te pas komen en in zijn zondig effect of machteloosheid worden tentoongesteld'. Ook dat i's gauw gedaan. Immers, men hoore:

Ten onrechte zien velen in onze dagen in hei; brutaalste materialisme het kenmerk van het beest uit de aarde. Uiterlijk heeft het beest geen ander kenteeken dan de hoornen, en daarmede lijkt het op, den Christus. Maar het spreekt drakentaal! Kunnen we het daaraan onderkennen? Neen, want het wezen van de drakentaal is niet vurigheid of hartstocht, ook niet haat of nijd, maar leugen. De draak, — waarmede de duivel bedoeld is — laat zijn dienaar, het aarde-beest, dingen ze^en die op zichzelf wel waar zijn, maar alleen niet oprecht gemeend! Elders ini Openbaring, wordt dit beest aangeduid als „de valsche profeet" en Dr De Moor noemt het: „een caricatuur van den Heüigen Geest". Ik zou 't „sch^nheiligheid" willen doopen.

Hoe die „schijtaheiligheid" dan werkt en wel van zeer nabij, leert het volgende citaat:

De sterkste steun voor de wereldmacht is't'enélötte het bederf van het hoogste. Een verbasterd Christendom is de stevigste stut voor een wankel geworden maatschappelijk systeem. Waar het woord „God" tot een phrase gemaakt wordt, omdat eigenlek iets anders — b.v. de gave gulden, zooals do Oproerige Krabbelaar onlangs opmerkte — bedoeld?

wordt, dan leidt men alleen de eigen geestverwanten ten verderve maar men misleidt ook anderen. Wat Jezus van de Farizeeërs zeide: dat ze zelf in het Koninlcrijk der Hemelen niet ingingen en anderen buiten hielden, dat kan ook van schijnheiligen in onze dagen gezegd worden. Dwingt de Christenheid van onze dagen niet haast veel menschen, die tegen het groote beest willen strijden, tot het grijpen naar andere middelen, inplaats van naar het eene deugdelijke wapen dat God ons in Jezus Christus heeft geopenbaard? Kon de schijnheilighoid wel een beteren dienst aan het werèldkapitaal bewijzen dan door deze misleiding der tegenstanders?

Laten we ons dan voor gewaarschuwd houden-Het beest uit de aarde is daarom zoo gevaatlijk, omdat het niet te onderkennen is-Geen belijdenisgeschriften of iets dergelijks kunnen ons hier helpen, want de draak laat het beest alles naspreken.

Welja; natuurlijk de farizeeërs. Wiie daar niet mee werkt, is verloren, tegenwoordig. Dat Christus in Palestina de farizeeërs bekampte, doch enkele tientallen jaren later in Klein-Azië heel arfdere ketters zeide te verwerpen en bestreden te willen zien (de 7 brieven aan de gemeenten in Klein-Azië), dat vergeten de menschen tegenwoordig. Die in het belijden, in het positieve, alle variaties van tijd en plaats willen bijhouden, die zijin in het bestrijden, in het negatieve, vaak hopeloos eentonig en algemeen: de Farizeeërs und kein Ende! Maar Christus had méér bakens in zee dan de farizeeërs; Hij! spreekt tot Klein-Azië geen woord over hen; maar noemt andere ketters.

En daarom is die farizeesch© schijnheiligheid ook niet h è t kenmerk van Tiet beest uit de aarde: een beeld immers uit de Apocalyps.

En die armzalige veilige gulden Kom, kom; heeft dezelfde schrijlver niet op dezelfde pagina uitgesproken, dat religie, die „wereldsche" (wereldlijke? K. S.) en „geestelijke" belangen van elkander scheidt, feitelijk óók schijnheiligheid is?

Maar waarom dan die arme gave gulden erbij! gesleept?

En wat zgin dat voor helden, die zich door een ander laten dwingen, naar iets anders te grijpen dan naar Christus Jezus?

En wat is dat voor een drakemmond, die naspreekt? alles

Laat men gerust een hril opzetten, ook een gekleurde.

Maar men verve niet zelf de glazen met het modekleurtje van den dag. De Bijbel staat er te "hoog voor. GEEN FANTASIE; want DIE is zéker één der kenmerken van de valsche profetie: het beest uit de aarde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1925

De Reformatie | 8 Pagina's