GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van een vergelijking.

Niet zoozeer ter wille van buitenstaanders a 1 s wel ten behoeve van eigen menschen, die nog te overtuigen zijn, herinneren we aan de vergelijking, de, naar het heet, treffende overeenkomst uitwij-.zende vergelijking tusschen de Synodes van 1886 en 1926. Dr S. O. Los zegt in het „Geref. Kerkbl v. 's-Gravenhage":

' „De synode van 1886 en de s-ynode van Assen 1926 lijken op elkaar als twee druppels water. Wat men in 1886 laakte en als onrecht beschou-wde, paste men nu zelf in 1926 toe." Deze woorden van Dr W. in „Staat en Kerk" van 16 Juli j.l. hebben ons genoopt om het verslag van de synode van 1886 nog eens door te lezen. En wat is daaruit gebleken?

In 1886 schrijven de bezwaarden, dat zij in strijd met Goddelijke en mensclielijke wetten niet gehoord zijn door liet Glassikaal en Prov. Bestuur. In 1926 zijn 16 vergaderingen van de^.classis Amsterdam met de bezwaarden gehouden, eer hun zaak bij de synode kwam.

In 1886 is aan Dr A. Kuyper , die zich 16 September ter vergadering van de synodus contracta begaf, geweigerd zijn bedenkingen tegen het verhoor als zoodanig aan te liooren. Hij schrijft, dat de synode één enkel half uur aan een beklaagde weigerde. In 1926 zijn twee volle dagen besteed aan het hooren van de bezwaarden door de synode-kommissie, die op een synodus contracta geleek.

In 1886 is door de Irenischen een verbond gesloten met de Modernen om de Gereformeerden uit de Herv. Kerk te werpen, in 1926 werden de bezwaarden door de Modernen in de pers alom toegejuicht en aangevuurd tot volharding in hun verzet tegen een synode, die door opstaan van de leden instemming betuig'd had met de geref. belijdenis.

lil 1886 werden de bezwaarden door de Breede synode afgezet, hoewel ze verklaard hadden tot elke schikking bereid te zijn, mits het Koningschap van Jezus in zijn Kerk werd geëerd. In 1926 werden de bezwaarden door een synode afgezet nadat zij geweigerd hadden het absoluut gezag der H. Schrift te erkennen.

In 1886 schreef de Haagsche synode een open brief, waarin de bezwaarden werden voorgesteld als onwaar in lam beweren, brekers van het kerkverband, als revohitionairen, die middelen • gebruikten, die den toets der gerechtigheid niet konden doorstaan, en als hebbende een gedaante der godzaligheid als uiterlijk gewaad.

In 1926 schreef de Asser synode een open brief, - svaarvan het slot aldus luidt: Wij moeten onze dwalende broeders en zusters liefhebben en in het gebed voor hen volharden. Onze God is machtig om Dr G. en die hem volgen tot onze kerken terug te brengen. En laten wij ons voor God verootmoedigen om de breuk, die onder ons is geslagen.

, Er is dus nog al verschil in uitgangspunt, methode van werken en doel van deze beide synoden. De eene druppel is bitter, de andere zoet. Het ontbreekt dus gen. redakteur aan den rechten smaak om kerkelijke acties te beoordeelen. Een weinig historisch onderzoek zal hem goed doen.

Het onderwijs der geschiedenis is zoo goedkoop.' Daarom wordt er door sommigen zoo weinig voor gedaan, om zijn resultaten te bestudaeren. Een gevaar, dat natuuilijk ook ons bedreigt

Prof. Haitjema en d|t'Aufklarnng. Men herinnert zich, dat Prof. 'Haitjema. beweerd heeft, dat de vruchten der z.g. AufkÜirung door d' Synode van Assen zijn gegeten. In zijn reeds aa' gehaalde polemiek daartegen, jrg^-eert de he; . Ebling in de , .Geref. Kerkb. - ^r.MïilsfejÖia^^id'' - Zich daartegen. O'.m. als .volgt: ^z' - •--•;

Het requisitoir van no. 13 der stellingen van Prot. ; Haitjema noemt, behalve de rationalistische redeneer-\ wijze, nog drie andere , , Aufklarungs"-vruchten, die het kerkelijk leven binnen de grenzen der „Gerefor-; meerde Kerken" wel moét toonen. Namelijk:

b. Zucht naar eenvormigheid. Het is ons ; onbekend, waar Prof. H. deze „vrucht" in het kerkelijk ] leven binnen onze Kerken heeft gevonden. Een zucht j naar iets, is een ziekelijke, overdreven neiging. E e n-, ; V o r m i g h 6 i d, dit woord roept in verband met de , ; andere „vruchten" de gedachte op aan een soort fa-^ ; briokmatige mechanisoering, die, in 't kerkelijk leven \ vooral hoogst afkeurenswaardig, moet leiden tot dood-\ scho dufheid en massaliteitsonverantwoordelijkheid. Nu is de vraag: Waar is die leelijke zucht naar een-vormigheid bij ons te vinden?

pT3|t het daarop volgende breede jjetoog stippen |^.|c> .m. dit aan:

te Welnu, als dan , de Synode na ernstig onderzoek tot : een eerlijk gemeende opvatting omtrent den klaarblijke-; ' lijken zin van het Bijbelverhaal is gekomen, wat moet ze dan doen met dien klaarblijkelijken zin, d. w. z. de ^. bedoeling, die, naar haar meening, de Heilige Geest bij Ifed^: ; te boekstelling van die omstreden plaats .heeft ge-K^had? Moet ze dan zeggen: Ziezoo, nu mag de ambtsdrager over die klaarblijkelijk door den Heiligen Geest zóó bedoelde plaats, denken zooals hij wil? Of moet ze de erkenning van dien klaarblijkelijken zin eischen? ^.Natuurlijk het laatste.

R isWil ze blijven een Synode, een samenkomst, van PGÏereformeerde belijdeniskerken, dan moet ze dat eischen! Wie dat een zucht naar eenvormigheid noemt, die miskent naar onze meening, de Gereformeerde Kerk als belijdeniskerk.

O.i. zit in het laatste zinnetje de kern van het verdedigingspleit. Tegen de 'idee van een „belijdeniskerk" heeft Dr Geelkerken zich nooit verzet. Het kost veel bestrijders moeite zich hiervan te doordringen. Van liet kwaad, dat. Prof. Haitjema meent ontdeki-te hebben, kan eerst sprake zijn, als men bewust wil vastleggen als uniformen regel voor geloof of leven wat niet essentieel, maar rajkom.stig is. Zoolang de Geref. Kerken me en en, dat in Assen een zaak v; a; n principiëelen aard in geding was, en niet een afgeleide kwestie van ondergeschikt belang, kan men daartegen strij--den, doch moet tevens erkennen, dat de zucht naar uniformiteit niet aanwezig is. W-el de vrees voor ontbinding; voor saamvoeging van wat niet samen te voegen is.

De C on f e ssioneelen en „D^e Waarh ei'ds vriend".

Hoever den laatsten tijd de öonfessioneelen en de Gereformeerden In cle Hervormde Kerk van elkander afstaan in sommige kwesties, leert onderstaand knipsel uit „De Waairheidsvriend":

Vooral van Confessioneele zijde, naar het type van ds Lingbeek en de gebrs. Gravemeijer, heeft men in deze niets geleerd.

Wèl kan men luide schreeuwen: „heel de Kerk en heel het volk" — maar voor eigen inrichtingen van onderwijs voelt men niets; zelfs voor bizondere leerstoelen aan de Rijks-Universiteiten kan men nog geen twee kwartjes in de week bij elkaar scharrelen, getuige het financieel verslag in „de Geref. Kerk".

Men laat 't maar waaien — om intusschen aldoor maar een grooten mond open te zetten en te roepen: „heel de Kerk en heel het volk"; waarbij dan het Rijk of .de Gemeente maar zorgen moeten dat het in orde komt.

't Is wel makkelijk!

. - Men kan de handen in. den zak houdfin, ook de portemonnaie; en intusschen kan men nog doen, alsof men aUéén in Nederland verdient geholpen te worden door Rijk en Gemeente!

, , , - , Zal men nog langer de belangen van de Kerk zoo feis.chandelüfc blijven prijs geven?

W "Zal men nog langer het volk op die wijze aan allen wind van leer overgeven?

En zal men zich nog langer door groote, holle woorden laten bedotten?

Of slaapt mto?

De C onf e ssioneelen Universiteit. e n. de Vr ij e

Dr J. Ch. Kromsigt schrijft in „D'e Geref. Kerk", het orgaan der confessioneelen, over de rede van Z.l'^xc. den heer Colijn. Deze heeft gezegd in zijn openingsrede van den jongsten Vrije-Universiteits-'das; iiSfikSfc

Z^^^k stoffelijk zijn we afhankelijk van den goeden wil van het Gereformeerde volk. Daarbuiten kunnen we niet. Maar grooter nog is de afhankelijkheid in anderen zin. Wanneer.dat Volk ophoudt, in ziJn Universiteit de geestelijke representatie van zijn eigen zieleleven te onderkennen, dan staat de ontwikkeling stil, ja, dan vangt de afbraak aan. Dan houden ook weldra — als gevolg — de stoffelijke bijdragen op te vloeien.

Hierop antwoordt Dr Kromsigt:

t ..Nu vragen-we: mag en kan dat zoo zijn? Kan een IhOogere school, stoffelijk en vooral geestelijk afhankelijk van het Gereformeerde volk, zijn zieleleven vertolkend op wetenschappelijk terrein, een universij__ te.it. zijn?

De-auteur schijnt niet te bemerken, dat.hij' aan •wat.de heer Colijn zeide, 'een andere wending gaf. ' De heer Colijn. had het er over wat het volk in zijh universiteit ziet. Dr Kromsigt maakt er de Ikwestie van, wat de universiteit voor hét volk ^Ib. Als Dr lüomsigt Zondag _preekt en een juffrouw zegt: in dezes leeraars preek onderken ik mijn eigen zieleleven, dan mogen wij ï\Iaanda, g zeggen: Dr Kromsigt is geen universeel mensch; hij vertolkt alleen 'maar het zieleleven van een liict zoo heel uriiverseele 'juffrouw.

Maar het zon beter zijn, als we allemaal, de juffrouw ook, eens gingen lezen wat Dr Kuj'per ^schreef over een gereformeerde universiteit. Dat is vruchtbaarder dan een heele radeneering opzetten op den grondslag van een onlogische interpretatie van eeii krantenverslag.

Waarmee men in Nederland tegenwoordig al kwesties oplost!

Dr Kromsigt en d e A s s e r S y n o-d e. Ih-, ï. Ch. Kromsigt schrijft in zijn^ blad ook flog eens over de Asser Svnode. We lezen:

De band, waarmee de Asser Synode haar leeraars en leden bindt aan de letterlijkheid, is dat waarlijk de band aan het Woord, de geopenbaarde Waarheid, • Christus?

De Schriftgeleerden uit Jezus' dagen bonden door hmi leeringen zichzelf en anderen ook aan de letter der Schrift. Maar waren ze daardoor ook gebonden aan haar inhoud, aan haar wezen, aan den Christus van Wien de Schrift getuigt?

Toen de Christus voor hen stond bleek het wel anders. Daarom verweet Hij hen, dat ze Gods Woord machteloos maakten door hun leeringen en vermaande , hen nog eens opnieuw de Schriften te onderzoeken (Joh. 5:39). -

Het is wel jammer voor Dr Kromsigt, dat de beschrijving, die hij van „de Schriftgeleerden" geeft, heel anders is dan die, welke Christus uitsprak. Christus zegt: de fout lag uiet in de letter der Schrift, doch in de menschen-inzettingen; die dus de Schrift verl-oochenden. Dr Kromsigt laat voor het gemak dit laatste maar weg. Wat hij verder op deze onlogische interpretatie van Christus' woorden bouwt, moet dan ook alweer dienen om een kwestie in Nederland tot oplossing te brengen.

-Vervolgens lezen we:

Er is tweeërlei Schriftonderzoek toch, het onderzoek van het historisch geloof, waarbij de oppervlakte van ons wezen is gebonden aan de oppervlakte der Schrift. We staren ons blind op dedetter, het Schriftgewaad, de knechtsgestalte, waarin de Christus verschijnt.

Daar is ook het Schriftonderzoek van het zaligmakend geloof. Door dat geloof bindt de Heilige Geest ons hart aan het hart der Schrift. Dan zien we door de knechtsgestalte heen Christus, vol van genade en waarheid.

Woorden, woorden, woorden!

Laat Dr Kromsigt ons nu ook eens zeggen, hoe hij zich bewijzen kan, dat hij, aldus den Christus ziende, zich waar maken kan, dat het waarlijk de Christus is, en geen product van zijn fantasie. Hij zal het bewijs kwalijk kunnen geven zander „de letter der Schrift".

Het is trouwens in strijd met de „confessie", als deze „confessioneele" publicist beweert, dat het historisch geloof de letter wel, en het zaligmakend geloof dei letter niet vasthoudt.

Ook hier wordt, nu voor de zooveelste maal, uit het subject tot het ohject geconcludeerd, ' uit de subjectieve houding van' wie de letter leest tot de objectieve waarde van de gelezen letter.

O Nederland!

O saecularisatie in de theoloigie!

, , D o e naar m ij n woorden, maar niet naar mijn werken."

Een leelijke spreuk zegt iemand. Hij heefi gelijk.

Maar Ds J. v. d. Sluis bewijst in de „Goudsche Kerkbode", dat veel oude vaderen ze tot de hunne hadden moeten maken, indien ze zelfkennis haddeu willen doen-' blijken. Hij schrijft: '

I Met welk gevolg? De predikanten hadden heftig tegen hel lange haar gestreden en toch nauwelijks zwegen de tongen en rustten de pennen, vermoeid van-een driejarigen strijd, of de korte haren werden langer en langer, zonder dat het scheernjes ze aanraakte, en begonnen allengslcens weelderiger dan ooit over nek en schoudei's te golven, gelijk de mode liet wilde. Werpen wij slechts een blik op de afbeeldsels der predikanten uit het laatst der XVIIe en 't begin der XVIlle eeuw. Hoe sierlijk kronkelen die haren langs de wangen, over de kragen en beffen van Johannes Smith te Amsterdam, Flud van Giffen en Oldenburg te Dordrecht, Frederik Spanheim en Josias van de Kapelle te Leiden, Abraham Hellebroek te Rotterdam, Martinus van Haiiingen te Hoorn, .lohannes van der Waeyen te Middelburg en zoovele anderen, wier namen )net ecre over duizenden lippen zweefden! Die de natuur krullende lokken geweigerd had, droegen toen, gelijk F r a n c i s c u s R i d d e r u s te Rotterdam, Dominicus Goltzius te Hind el op en, en anderen lange' kunstlokken. De haai'dracht, waartegen de geref. predikanten zich eerst heftig hebben verzet, hebben zij later zelf aangenomen.

Kiel anders is het gegaan met de pruiken. Tegelijk met de mode van lange haren te dragen, kwamen de pruiken in Nederland. Do predikanten, die do vroeger zoo versmade lokken en blessen thans over bef en mantel lieten golven, ja „gelokt en behangen" op den predikstoel verschenen, zagen.. niet verontwaardiging „de. nieuwe snuffen en vreemde fatsoenen van pruiken, van verre voor zwaar geld gekocht", in gebruik komen en voeren hevig uit tegen „accressercnde ydeltuiterij en wulpscliheid in kleeding en opschik", tegen „dragten van ligtekopyen en van onbeschaamde hoeren, „gebogchelde krullen, gegrisailleerdo hairen", leeuwen en bokkehaar", „hair van galgenazen en boeven dat de beul aan galg-en rad ontstal om er zijn pi'ofijt mede te doen, „waarvan het dragen een ligtvaardigheid was, die geen mannen voegde".

'iMaar wat gebeurde? In den aanvang der 18de eeuw verscheen de pruik , de v-erachto en verguisde pruik, op den catheder, op den kansel, ja in de scholen. Hoogleeraren hadden nauwelijks de allonge .pruik opgezet of een menigte rectoren, conrectoren, doctoren en rechtsgeleerden en honderden predikanten, zooals A b r a h a m He 11 e IJ r'o e k, Wilhelmus a Brak el, Johannes d'Ou trein, A eg i dins Franken, volgden.

Blijkt uit de geschiedenis van haar en baard dé waarheid niet van hot woord: Sommige predikanten hebl)en altijd een singuliere liefhebborij gehad voor bet oude, en dat zij hol meest beljljcn verafschuwd, heljbeu zij het ineesl. aangelUeefd.

Fcn zeker sclirijver zegt niet ten onrechte; De

333 christelijke asceten richten zich in zoover tamelijk streng naar de wereldsche mode, dat zij in den regel het t(^genovergéstelde deden van datgene, wat zij de kinderen der wereld zagen doen. Als de mode vooi'schreef het haar kort te dragen en den baard glad af te scheren, lieten zij hoofdhaar en baard lang en verward gToeien en beriepen zich daarvoor op de Gode gewijde Nazireeërs van het oude Testament, wien geen scheermes op het hoofd kvram. (Num. 6:5; Richteren XHhö; 1 Sam. 1:11.) Als het daarentegen mode was hoofdhaar en baard lanig te dragen, schoren zij beide af, terwijl ziji zich op den apostel Paulus beriepen, die ook, daar hij een gelofte gedaan had, volgens de vaderlijke wet (Num. VI:9, 18) zijn hoofd geschoren had (Hand. XVIII:18; XXI:24).

En wij, de zonen, zijn soms niet vaderen! heteti^^^^êe JjppiÉs|: '

Ook onze moraal loopt va, a, k.. de zig-zaglijh van de wereldlijke in tegenovergestelde richting, maar dan toch gansch getrouwelijk, af.

•••^^^^; „K r a n k' e n Cl 0' m m u n i e".

Over de „krarikéncömmunie" (hetwelk is, overgezet zijnde, de bediening van het H. Avondmaal aan zieken) schrijft Dr H. Kaajan in de „ütr. Kb.":

Calvijn w.ag., eeir, y.opr^1; a.nder_ van ..fl, e_ krariken-communio. Ma; S^^^^^^; .^i|^itó^^^^feT|^}^; .; 'willen

Nooit zou ik willen, zoo schrijft hij, dat er over deze zaak onrust ontstond. Gij weet, zoo schrijft hij aan Olevianus, dat er in de kerk van Geneve een ander gebruik is. Ik berust daarin, omdat het geen nut zou hebben om te strijden.

Eir tot Zulegen heet het: Het Avondmaal niet bij de zieken te bedienen, mishaagt ook aan mij. Maar omdat zonder een grooten strijd de verandering niet kan verkregen worden, - heb ik liever den vrede willen dienen, vooral omdat ik zag, dat er niet alleen in Geneve tweedracht zou ontstaan, maar Ook een scherpe strijd zou ontbra-nden met onze buren (met de kerk van Bern) en mij de ernstige blaam zou treffen, alsof ik de zaligheid aan het uiterlijk symbool zou verbinden.

Dit is een verstandig woord. Calvijn was in bijkomstige zaken altijd zoo soepel mogelijk. Hij wilde accomodatie, zegt professor Emile Doumergue. Zoo schikte hij zich naar den Geneefschen eeredienst. Zoo durfde hij de absolutie te Geneve niet invoeren uit vrees, dat men zich aan deze nieuwigheid ergeren zou.

En voorzeker, ook ons zou de blaam kunnen treffen, dat wij in onze Gerefowneerde Kerken in Nederland een laatste oliesel gingen invoeren ©n wij in hel sacrament zelf de zaligheid gingen zoeken.

H e d e n d a a g s c h b ij' g © 1 oi oi f.

In het „Algemeen W'eekblad voor Christendom en Cultuur", schrijft Prof. R. Casimir:

Het is een eenvoudige ontmoeting, die aanleiding is tot het schrijven van dit artikel. Onlangs ontmoette - ik een oud vriend, directeur eener H.B.S. in een groote stad. „Wat nieuws? " was mijn vraag'. „Ja zeker" was 't antwoord, „want ik hebi«i bij de eindexamens van de school iets beleef^ dat ik nog niet eerder ontmoet had." Nieuwsgierig, ke'ek ik op; zou ik het verhaal krijgen over een heel knappen of een heel dommen leerling? „Heb je ©en ster ontdekt? " vroeg ik. „Neen", was het antwoord", „heel - wat anders. Twee candidaten gingen niet aan hun schriftelijk werk vóór zij iets, keurig verpakt, uit hun zak gehaald hadden. Natuurlijk ging ik streng toezien wat dat was. Het bleken twee zijden gelntepoppeljes te zijn, die door de jongelui voor zich op een tafeltje werden neergezet en waarnaar zij nu en dan met devote blikken keken als om daar kracht uil te putten." „Zoover", voegt hij er met zekere verbittering aan toe, „zijn wij nu op onze hoogere burgerscholen, die degelijke kennis en methodisch • denken willen bevorderen."

Ineens herinnerde ik mij een predikatie van wijlen Ds P. Heering die erop wees, dat vele vliegers een talisman meenemen in de lucht en dat de man van het meest moderne beroep dus weer af daalde. ..tpUAj^; den godsdienst van een primitief volk. - i-SSIÉiS

Hieraan wordt deze conclusie verbonden:

Van waar dit alles? Daar is een verzwakking van intellectueel leven: de wil tot ernstig onderzoek krimpt in, het geloof in de redelijkheid onzer kennis verzwakt, en velen geven zich de moeite niet meer, wenschear die zicb niet meer te geven, om een stukje werkelijkheid nauwgezet te onderzoeken. Er is zooveel tegen het intellectualisme gesputterd en het verstand is zoo gehoond, dat het gezond verstand en het intellekt er door dreigen op de vlucht te gaan.

Dit sta^t nu eens niet in een decreet-van Assen, doch in het „Algemeen Weekblad yfcilifilÖiristendom en Cultuur". fsmm

Wij zijn 't er volmaakt mee eens.

Maar als gereformeerd.en_het zeggen, - .wee. dan dien gereformeerden! J^^St^^^^SïSï»-: ^'-'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1926

De Reformatie | 4 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1926

De Reformatie | 4 Pagina's