HET BOEK VAN DE WEEK.

Een van de vele middelen, die hier te landa worden aangewend om kennis aan te kvveeken van het Indische land, de Indische menschen, toestanen verhoudingen, om belangstelling te wekken r het rijke ea schoone bezit dat ons land in zijn koloniën heeft en het streveai aan te moedigen, daar eeii levenscarrière te ."ceken en alzoo mcvie te werken tot versterking van den band, die Indië en Nederland bindt, is het boek, d^.t in beschrij'viag, afbeelding o£ verhaal van fndiö vertelt, het , , bO'8k over Indië" dus. '

Dat boek over Indië behoort tot alle periodea van ons volksbestaan, heeft ook in alle tijden geïateresseerde lezers gevonden.

Zeer veelvuldig is het in onze dagen. De snellere verkeersmiddelen hebben een Indisch tourisme mogelijk gemaakt en tal van menschen zijin naar het verre land gereisd, om te z i e n, hun kennis aan de werkelijkheid te toetsen en indrukken o^p te doen. Met de velen, die er hebben gearbeid en het Indische leven hebben leeren kennen in de verhoudingen waarmede zij in contact kwamen, hebben verschillende van deze touristen hun waarnemingen te boek gesteld en. de steeds meer geperfectioneerde fotografiekunst ma.akte het hun mogelijk ook anderen te doen zien wat ze zelf hebben aanschouwd en in bewondering hebben genoten. Zoo is ontstaan een schat van boeken over Indië, in haar voortdurende vermeerdering steeds grooiter en b9langiijker. Men kent b.v. het prachtwerk van ExC. H. Colijn, Treub's boek „Nederland in de Oost", Visserings beschrijvingen van „Een Reis door Oost-Java" of ; , Het land van J.. Pz. Coen", Nieuwenkamps , „Zwerftochten op Bali", Horstings „Zwerftochten door Indië" en zoo vele meer. Nog onlangs verschenen , , Indië in Woord en Beeld", een plaatwerk in folioformaat met onderschriften, en „Een kunstreis in de tropen" van Poortenaar v. Vladeracken als twee vooral door hun afbeeldingen uitmuntende bijdragen lot deze lectuurr.

Het nieuwste boek van deze soort is „I n d i e e n Jong Nederland", verzameld en ingeleid door Dr C. P. Gunning, met een aanbevelend woord van Z. Exc. Dr J. C. Koningsberger, Minister van koloniën, ^) en op deze uitgave willen we als , , boek van de week" de aandacht vestigen.

Wat dit boek wil wordt in den ondertitel aldus aangeduid: „bijdragen uit veler pen, beoogende ons opgroeiend geslacht Indië beter te doen kennen en hegrijpen", en D^r Gunning, de samensteller, zet in een „Ter Inleiding" deze bedoeling nader uiteen. - ''•JDe tegenwoordige gebeurtenissen in het Oosten, geweldig van aard en omvang, zijn de boodschappers, dat over Indië een nieuwe dag komen gaat. En die nieuwe dag stelt ons, vooral het opkomend geslacht, voor een nieuwe taak'. De^ politieke band met Indië zal in de toekomst steeds losseT worden, maar des te meer moet de cultureele band worden versterkt, want die cultureele band is de eenige, die blijven kan. Op deze nieuwe taak moeten wij' ons instellen en daartoe is allereerst noodig diepexe kennis van het land en zijn bewoners, bevrijding van allerlei factoren (vooroordeel, rassen-waan, oppervlakkige kennis e.d.) „die al te licht de verhouding tusschen de volkeren beheerschen, vooral in een koloniaal gebied". Beter begrijpen is de eisoh, die de aanlichtende toekomst stelt, beter begrijpen als grondslag voor een nieuw koloniaal sentiment.

In die richting dan wil dit boek brengen en daarom richt het zich juist tot jonge menschen, allereerst tot hen, die straks ©en werkkring in Insulinde hopen te vinden, opdat zij beter toegerust hun toekomst tegemoet kunnen gaan, maar dan ook tot hen, die in het moederland blijven. Want die .nieuwe taak in Indië vraagt de kracht van onze gansche natie. Geheel jong-Nederland moet in deze zaak worden betrokken, omdat het begrijpen en vertrouwen, waarnaar de nieuwe koers zich zal moeten richten, niet in Indië alleen, maar ook in Nederland moet woTden gewekt.

Het boek voTmt niet een aaneengesloten geheel, is niet de beschouvsring vaq één man. 't Gestelde doel kon te beter worden bereikt, als verschillende terzake kimdige menschen zouden 'medewerken. En naar dat, project werd het samengesteld uit een twintigtal bijdragen, 'alle van menschen, die in de zaken waarover ze schrijven, in 't bijzonder thuis zijn. • „

Ik kan natuurlijk niet den inhoud van al deze stukken jesumeeren en nog minder al de hier verstrekte gegevens naar hun waarde behandelen. Maar dat is ook niet noodig. Een simpel overzicht van de rijke verscheidenheid - van onderwerpen is raim voldoende, om een indruk te geven van wat dit boek biedt en om te doen verstaan, hoezeer de rustige lectuur een verrijking beteekenen zal voor^ kennis en inzicht voor ieder, die met belangstelling leest.

Dr Gunning zelf opent de rij met „Indrukken van mijn reis naar Nederlandsch Indië", een beschrijving van den tocht over zee met een moderne mailbool. Min of meer als tegenhanger hoort daarbij het volgende stuk de „Geestige en Vermaeckelijcke Reys-beschrijvinge van de heer Aernout van Overbeke, naar'Oost-lndiën gevaren voor Raet van Justitie, in den Jare 1668". Dan volgt een beschouwing over „De Natuur in Indië" doer Dr E. C. J. Mohr, een zeer interesante teekening van "het oerbosch in zijn geheimzinnige groo-theid. Dr D'. A. Rinkes vertelt iets „Uit het leven der'Europeanen in Indië", over kleeding, voedsel, huisraad, woninginrichting, de steden en hun verkeer, werkzaamheden en ontspanningen. Als een soort tusschengerecht wordt dan aangeboden een verhaal over , , ytierenwedrennen op Madoera", als proeve van Indische folklore uit het „Weekblad voor Indië" overgenomen. Geheel weer op het doel ingesteld is het artikel dat na deze „verfrissching" den lezers wordt voorgelegd „Iets over de inheemsche bevolking voornamelijk van Java", een instructieve en belangrijke bijdrage van den taalgeleerde vanwege het Ned. Bijbelgenootschap op Java; Dr H. Kraemer. Precies in het kader van 't boek passend en daarom een zeer gevvenscht ' stuk is „De Jeugdbeweging in Indië", geschreven door den yecretaiis voor het jeugdwerk der N. C. tS. V. in Indië, Dr C. L. van Doorn. De jeugdbeweging in Indië is in opkomst, heeft daardoor zeker de bezwaren v'an alle beginwerk, zooals de schrijver aantoont, maar wint gestadig veld en neemt ook toe in kracht. In de vervulling van de nieuwe taak, die immers de samensteller van dit boek ziet, zal dit jeugdwerk een zeer groote en beteekenende plaats moeten innemen; daarom is het nuttig en noodig, dat de sympathie van allen er VOOT wordt opgewekt. Een kort verhaal weer, over „Een tocht naar den bmeroekrater", vormt den overgang naar het opstel van Prof. Dr N. J. Krom over , , De beteekenis en de verzorging der Indische oudheden", waarin het zeer beschaafde karakter der Indische kunstwerken op interessante wijze wordt aangetoond en de cultureele waarde dier monumenten wordt ontvouwd. Dan volgen een enthousiast verslag van Drs Jur. Haak over den eersten tocht van leden der Vereeniging Jan Pieterszoon Coen (die, op initiatief \: an bir Henri Deterding, Hollandsche jongelui in de gelegenheid stelt een reis naar Indië te maken om „dooT eigen aanschouwing ons Oost-Indië (hen te leeren kennen".) getiteld, „Reisbrief van den eersten J. P. C.-tocht" en een verhaal over , , Een gevecht op leven en dood, met een octopus" (soort inktvisch; ) overgenomen uit „De Indische Post". Weer direct naar het dQel van den bundel georiënteerd is het stuk van den Controleur H. J. van Mook over „De Taak van het Europeesch en het Inlandsch Bestuur" en het artikel, dat vooral voor studeerende jongelui van beteekenis is „Iets over het werk van deii Ingenieur in Ned. Indië" door Ir F. T. Mesdag. Nog eens volgen voor de afwisseling een drietal verhalende bijdragen: „Een Oliftmtenjacht in de lampong", „Een uitstapje naar de Petroleumvelden op: Borneo (gemaakt door het bovengenoemd J. P. C. leden-gezelschap) en „Herinneringen van een Woudlooper". Een voor jong-Nederland vooral beteekenende bijdrage"is: „In de cultures" van Dr E. C. J. Mohr en het slot is een lyrisch stuk van den dichter Noto Soeroto over: „Nederland en het ontwaken van Indonesië".

Deze.slotbijdrage vat nog weer eens de bedoeling van het bo, ek .samen in een beschouwing over „de nieuwe taak" (in aansluiting bij de ontwaking ~der inlanders), die op „wederzijdsch begrijpen, wederzijdsche waardeering, wederzijüsche eerbiediging en samenwerTüng tusschen Nederlanders eii Indonesiërs" zal moeten en alleen zal kunnen rusten.

Zoo is de inhoud van dit rijke boek, „elck wat wils" biedend en, zooals Dr Gunning zegt, naar hel mottO' „verscheidenheid verheugt" met verhalen geïllustreerd. Bovendien is het verlucht met 54 fotografieën, zorgvuldig gekozen opnamen van allerlei aard, die den indruk der verschillende artikelen verlevendigen. en versterken. Gezien de bedoeling en, wat meer zegt, de voortreffelijke effectueering van het doel, (de toon van "de mees'ce stukken is die, , welke den jongen mensch boeit) gezien ook de kostelijke veelheid van interessante mededeelingen betreffende een voor ons land bij uitstek belangrijke aangelegenheid: de juiste exploiteering van ons koloniaal gebied, mogen we dit boek een verheuging noemen, waard om aan al onze jong'e menschen ter lezing te worden aanbevolen.

^) Uitg. van Uitg. Mij. „Kosmos", Amsterdam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen