GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MEFISTO OF SATAN ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEFISTO OF SATAN ?

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bijbel heeft in den naam „S a t a u' vastgelegd de gedachten, die hij omtrent het zedelijk kwaad en zijn plaats in de werehl heeft' en ons bijbrengen wil. Het kwaad, zegt hiJ, gaat altijd tegen Gods wil in, maar nooit daarbuiten om. Deze belijdenis, gelijk ze in den naam , , Satan" beleden wordt, hooren we evenwel tegenspreken en verloochenen in den naam „Mefisto"; een naam, die vooral door den Faust (het drama van Goethe) bekend geworden is. In Faust beteekent Mefisto de als duivel voorgestelde macht der verleiding, gelijk deze in het menschelijk leven optreedt en haar werk doet, — in de oogen van Goethe.Het blijkt, dat Mefisto niet bedoeld is als een figuur van louter boosheid. HiJ staat niet antithetisch tegenover het goede, maar is er eigenlijk een variatie van. Dit hangt samen met het zondebeerip van Goethe, met de voorstelling, die hij heeft omtrent LucalJers val, en met heel zijn levens-en wereldbeschouwing.Op dit punt spreekt hem de bijbel dan ook zoo sterk mogelijk tegen. De proloog )ian den Faust heeft slechts s c h ij n b a a r eenige wezenlijke overeenkomst met dien van Job; de bijbel kent Satan geen aparte plaats van eigen recht en gezag in de schepping toe; er is geen sprake van een satan, die een variatie zou kunnen ziJn op het thema van het goede: de antithese wordt" duidelijk gepredikt tussohen satanische en goddelijke machten. Bij Goethe blijft de schuld-en de rechtsvraag onbeantwoord; maar de bijbel stelt die vraag op den voorgrond.

'IV.

Het onderscheid tusschen Mefistoi en Satan is dan ook zóó diepgaarid, zóó fundamenteel, dat zelfs in die trekken van het beeld-van Mefistoi, waarin aan den bijbel en zijn satanologie herinnerd wordt, de verwantschap' van ideeën niet anders dan slechts scliijnbaar is.

Zeker, er zijn in de Mefistobee'lding, gelijk Goethe ze geeft, elementen, die tot den bijbe'l toenadering betoonen, en waarin Goethe zijn tijd vooa-üit was of hem O'verwonnen heeft.

We noemen b.v. de taxatie van het mefistofelisch kwaad op het punt van zijn schadelijk of onsahadeH lijk karakter.

Men moet erkennen, 'dat Gaetb© bijvoorbeeld de Middelee'uwen veelszins overwonnen heeft door zijn Mefisto te ontwerpen zóóals hij het heeift gedaan. Want de Middeleeiiwsche duivel is ©en komische liguur, men kan smakelijk om hem lachen. Maar de duivel in den Faust, Mefisto, is cynisch en sceptisch, en een gentleman; men moet hem niet achter zijn rug probeeren uit te lachen, want daar is hij te sluw en te gevaarlijk voo'r.

Het loont de moeite, het verschil op te merken. Toen in de middelee-uwen de Roomsche kerk het volksleven tegemoet kw, am, door de heiligenlevens, maar 'dan ook de bijbelsche verhalen, de groote heilsfeiten, af te beeïden in de wel vaak erg primitieve tooneelspielen, waarop het volk onthaald werd, toen was de duivel een komisahe figuur, '•neer dan 'cens. Trouwens, van tragische C'O'nflicten had men toen niet aJ te veel last. Zooals de narren, als ze' nu eens heel pleizierig doe-n wil-.den, zich in duivelskostuum vermomden, zoo was ook de duivel zelf in die middleleeuwsche tooneelkunst: 'de lastige, brutale, indringerige, maar — ongevaarlijke nar. Critische ontleding van goed en kwaad, recht en schuld, werd niet gevraagd; God en duivel trokken wel ieder een eigC'n kant uit, maar van een diepgaande , ajitithe& e werd soms niet gedroomd. Het was de tijd, waarin men genoegeHjke uren doorbracht met de verchristelijking der litteraire nalatenschap" van den heiden schen dichter Terentius ten dienste van de stichtinge der kloosterlingen; of ook met de opvoering van de Sib'ylle en Vergilius, genoegelijk naast Nebukadnezar oim netjes de adventstc'ksten op te zeggen, waarin de komst van Christus wordt aange^kondigd. Geen wonder, dat, als zooi de geleerden over de grenzen do'r theologische onderscheidingen tussehen goed ©n kwaad heenhuppelden, het volk in zijn marionetteinspel nog veel minder tof critisdhe ontleding werd' opgevoed. Men zag in die dagen trouwens in het algemeen meer doo'r de oogen van den bourgeois satisfait dan door 'de bril van den theoloog de bijbelsche berichten aan. De wedlo'Op van Petrus en Johannes naar het graf krijgt eC'n komisch tintje; de zalfverkooper, die de zalf geleverd heeft, waarmee Jezus werd vereerd tot een voorbereiding van zijn begrafenis, is O'ü'k al eeai komische typ'e. En in het raam van deze gedachten past dus ook een duivel, die wel p 1 © i z i e r heeft, om den val der menschen, maar die nergens een her os wordt; helsch lawaai is er wel, maar de tragedie niet. Lucifer maakt met het grootste pleizi& r de hel klaar, om evenzooveel menschen te yangen en be'hoorlijk te bergen: ';

Schooien wi, duvel, zonder beien Tot in den grooten kakebol (= helleketel) Gaan wi de plaatse lingen en breien (^verlengen "!^< ^i^!^i; ^i^; *i€l*'f^-'-^ verbreeden);

Het komt er 'nu al, des Ben ik' vroi!

De „duvelrien" mogen dan niet altijd komisch zijn, (b.v. in Marijken van Nimwegen), maar meermalen toch wel, b.v. in het Spel v. d. Heiligen Sacramenten van Nye'rvaert. De grondslag ontbreekt, waarop ooit een tragische uitbeelding van Siatan mogelijk zo-u zijn. Engelen en duivelen staan in de exempelen van de middeleeuwen „solli ei teerend tegenover elkaar"; en wi© dan verliest, die heeft zich geblameerd of belachelijk gemaakt; maar do aarde zal er niet van scheuren.

Nu is het — nog ee'ns — een weldaad, dat Goethe met deze plompe ideeën afgerekend heeft. Zijn Mefisto is niet als de duivel in d'e middfeleeuwsche spelen, om wien men smaJcelijk lachen kan; die altijd probeert God de kansen af t© snoepen, maar telkens w& eA-von Höchster Stelle beentje gelicht wordt. Neen, Mefisto is een gevaarlijk individu; zijn debatteerkunst 'mag er zijti; hij pakt zijn objecten handig aan, en weet b.v. Faust, den geleerde, den classicus, heel aniders aan te vatten dan, om iets te noemen, de buurvrouw van 'de moeder van Gretchen, een vrouw uit het volk. Om niet meer te noemen, het blijkt, dat Goethe met zijn Mefisto niet zoo gauw klaar kon kome'n, als de middeleeuwsche geest, die hem vroolijk onder de knie had. De herhaalde omwerking van Mefistoi's figuur in de onderscheiden bewerkinge'n van den-Faust bewijzen trouwens wel het tegendeel.

Ontegenzeggelijk toont 'Goethe hierin een zekere toenadering naar de christelijke bijbelsche gedachten i). Het is in zekeren zin een weldaad; ten ©ersto omdat zoo over de objectieve werfcelijkheidl van het kwaad in de wereld weer naar den bijhei toe geredeneerd wordt, en te^n tweed© omdat zoo ook over het subj ec tiev'e kwaad in den menseh zelf meer met ernst gesproken en gedacht wo'rdt.

Dat de bijbel, om met het eerste te beginnen, aan Satan als objectief bestalande macht groote beteekenis toekent, weet ieder, die den bijbc'l kent. Satan is een groot© geest geweest, toen hij zuiver stond voor God. En in zijn val is d'at niet anders geworden. De zonde stompt niet af bij hem. Wel mag in wezens, die aan de wet der „wo-rding" onderworpen zijn, die dus veranderlijk zijn, de zonde afstompende werking oefenen, zoodat de scherpe ptotjes er afgaan, de ajaïileg geknot wordt, de talenten begraven, de krachten gebro'k'en of in haar opkomst tegengegaan worden, — maar bij den bijbelschen Satan kan van dit alles . geen sprake zijn. Hij is volwassen geschapen; hij groeit niet naar beaieden, O'mdat hij nooit naar

^) Denk ook aan Milton. boven gegroeid is. In zijn geest, waarin de herinnering aan wat eens bij Go'd aanschouwd is, nooit gedoofd, zelfs niet vervaagd is, is ©Ik oogenblik het contrast tussehen goed en kwaad, tussehen zijn vroegere, lof zegging Gods, en zijn tegenwoordige ^ vijandschap, levensgroot aanwezig. Hij zondigt steeds met volle bewustheid; hij lastert ieder oogenblik tegen den Heiligen Geest, omdat in zijn duisteren geest het verstand niet verduisterd' is; „duisternis" is bij hem wel een zedelijk, maar niet een verstandelijk oordeel. Dat de oude gaven van vernuft en schittering hem ^gebleven zijii, is herhaaldelijk ter spralce gekomen in de overwegingen der christelijke kerk, voorzoover ze zich met deze dingen bezighielden. Dr Kuyper gebruikt grgens het beeld van een trein, die te pletter loopt. Als de machine in goede richting gaat, is de prachtige gang van den trein een - lofzang op de kracht van 'den stoom. Loopt de wage-n langs het verlteerde spoor en volgt er een derailleme'nt en katastrafe, dan is óók nog de r u ï n e van den wagen een bewijs van 'de geweldige krachten, die in het lichaam van de locomotief werkten; anders zou het ongeluk niet die afmetingen hebhen kunnen aannemen. Al werken de krachten in verkeerde richting, ze zijn gebleven.

Wij zeggen er im maar niet meer van; elders komt dit onderwerp wel breeder ter sptralce. Maar reeds de schuchterheid^ die de houding van den aaj.'tsengel Michael tegenover 'den duivel kenmerkt, als die twee elkaar in de oogen zien bij het d'oode lichaam van Mozes (zie het nr van verleden week), wijst in dezelfde richting.

Wij mogen er dankbaar voor zijn, dat Goethe van den duivel niet klakkeloos ©en „aap van Go'd" gemaakt heeft. Met inktpottengooierij', waai'Vaai het verhaal voor sommigen de pikante saus in het bericht van Maarten Luthers reformatorisdhe strevingen schijnt te moeten zijn, kan men ziöh van zijn Mefisto niet afmaken, — gelukkig. Een enkele maal moge Goethe's Mefisto zich als een pedanten, narrigen nabootser van God presenteeren, en dan ook bel ach el ij k zijn, — 'dit is maar uitzondering. Over het algemeen heeft Mefisto originaliteit geno'eg. En is hij ee'U geest, die te vreezc'U is, inzooverre hij veel kan bc'derven.

Te meer is hierin een vooruitgang der ideeën op te merken, omdat ook over d© zonde in ons eigen hart strenger zal geoordeeld worden, als men M e f i s t o in het leven van Fa, ust ziet wroeten en wringen, dan wanneer men, zo'Oals in vroegere naidcleleeuwsche mysteriespelen, den duivel op. kerkelijk gewijde en geappirO'beerde too^neelplanken heeft zien wurmen tegen God zonder Hem te kunnen op zij streven. Terwijl 'die mysteriespielen den indruk achterlaten, dat de duivel buiten ons staat en dat zijn listen ónz'ei yerantwoordelijkheid niet kunnen raken, daar heeft Go'ethe mee'i-malen laten uitkomen, dat het mefistofelisch kwaad ten slotte een stukje eigen verdorvenheid is. Als deus ex machina mag hij so'ins optreden, hij openbaart toch wat er i n O'US zit.

Niet aUeen het streven en overwinnen van Faust, maar ook het kuipen en brutaliseeren van Mefisto is tenslotte 'een afbeelding van wat in den mensch zelf is. Goethe heeft het zelf gezegd. Op: de opmerking van iemand, dat oo'k de hoon en de bittere ironie van MefistO' als een Heel van zijn (Goethes) eigen wezen moet worden opgevat, heeft hij niets te zeggen, dan dat het nog al snugger gezeid is. De figuur van Mefisto., zoo opgemerkt, is „van binnen uit" geschapen; m.a.w. Mefisto — dat is de zonde van Goethe, of althans, zijn gebrek, zijn onvolkomenheid zelf. jMeifisto valt niet zóo maar van buiten 'den mensch aan; hij komt wel uit een hond voor den dag en sluipt wel vaak ongemerkt op u af, zoodat ge soms van zijn aanwezigheid niets bemerkt, maar — dit is maar de uitbeelding op de planken. En — zelfs daarin is nog bewijs genoeg, dat Mefisto den spiegel van wat er in den mensch zelf is, laat zien. Hij beraadslaagt met Faust; ze worden kameraden, die twee; de afspraak tussehen hen is niet maar een

opleggen van den duivelsclien wil aan den ander, als onder hypnose, maar ze maken wel degelijk en deugdelijk een bindend, wederzijds bindend coniract; en daarbij werd van te voren bepaald, dat, indien hét Mefisto gelukken mocht, 'Faust te bereiden het nur, dat hij zoekt, hij dan diens ziel mocht nomen naar de hel als buit. Komt Mefisto waarlijk volgens het contract klaar,

dan moogt gij mij in boeien leggen, dan neem ilj graag 't verdiende loon! Dan moge mij de doodsklolc schallen, dan zijt ge van uw dienen vrij. , De klok moog' staan, de wijzers vallen, de tijd zij dan VOOT mij vooirbij!

De macht van Mefisto woTdt aan Faust dan ook ten deele overgedragen; Faust kan soms de begeerten, die de omgang met Mefisto wekt in zijn onstuimig hart, alleen maar zelf vervullen en do-et dit dan ook. Kortom, alles bewijst, dat Mefisto in den Faust heel wat meer echt-menschelijk is dan de duivel der Middeleeuwen, die zich in een vrouw verandert, om monniken te verlokken, en die aldus .te berijmen zijn:

Duvele die sijn in die lucht en de doen van den mensche dicke vracht;

Want, wal. die middeleeuwsche duivelen betreft, natuurkrachten worden in hen verpersoonlijkt, stormen en verwoestingen richten ze aan; ze komen aJs deftige heeren verkleed de kerk van Heilo binnen, net of ze hovelingen uit Den Haag' waren en belagen den koster en het Alderheiligste tezaam. De duivelen komen op aarde en stellen zich jaren aaneen als gewone brave menschjes aan, gaan behoorlijk tei' kerk en kunnen soms eerst na veel moeite ontmaskerd worden. Ze komen zelfs in de gedaante van Maria en de heiligen op. Hun patroon is meer spion, dan kameraad; meer wreker dan verleider. Maar hij maakt dan ook a.lles eerder aanschouwelijk, dan de eigen verantwoordelijkheid van den mensch, die zijn slachtoffer is, zoo vaak deze tenminste zelf hem niet inviteert, wat ten deele wel het geval is in de middeleeuwsche litteratuur.

Het is daar dikwijls een dubbele lijn: de duivel komt van buiten af, ineens, ongeroepen, naar 11 toe en legt dan zijn wil aan den onwilligen stakker pp, die dan ook te beklagen is, maar niet te beschuldigen; è f — de-overmoedige mensch roept hem zelf op; in dat geval is de duivel een gewillig helper, maar blijft de mensch zelf verantwoordelijk. Goethe heeft tot op zekere hoogte die tweeërlei vooTsteUing tot één geheel saamgeweven: Mefisto komt door list, en geheel zonder eenige voorwetenschap van Faust in zijn leven in; maar lils hij zich ontpopt, dan blijkt hij Faust op een haar te kennen en verleidt Faust dooi hem z.ijn eigen diepere wezen te laten begeeren. Ze doen dan ook alles samen, deze twee kameraden; en eerst op het eind, als de innerlijke drang der liefde de ziel van Faust heeft gezuiverd, komt hij zoowel negatief als positief van Mefisto los en gaat hij • boven hem uit.

Ja, Mefisto-is wel echt-menschelijk. Goethe herkent zichzelf in hem, en ook nog meer da, n zichzelf. Oók wat zijn vrienden brouwen, keert in het beeld van Mefisto terug en beheerscht de constractie ervan. Zijn vriend Merck b.v., met zijn leelijk uiterlijk en zijn spitsen neus, had in zijn blik iets tijgerachtigs: hij had een onoverwinnelijke neiging, den schalk, den schelm te spelen, en de menschen „hümisch und tückisch" te bejegenen. Bijtend was zijn waarheid-spreken; hij had een „verwenschte scherpzinnigheid". In het leven van Goethe bracht deze jeugdvriend meermalen den twijfel; bij werpt wel eens sceptisch roet in - de zoete spijzen van Goethes verliefdheid; wat dezen dan ook later aan het mefistofelisch cynisme en aan duivelsche nuchterheid van koele ontleding herinnert. „Merck en ik waren vaak tegenover elkander als Faust en Mefistofeles", heeft Goethe zelf gezegd. Het geplaag van Merck was (denk aan de in de vorige artikelen gegeven karakterschets van Mefisto) niet plat, niet laag, niet gemeen; juist omgekeerd, het kwam uit „hooge ciütmir" op; alleen maar: (weer is hier het echt-mefistofelische; : Merck had de neiging om niet zoozeer positief-scheppend te werken, als wel negatief te staan tegenover wat er ZOG al gewerkt'werd; zijn functie is die van een plager, die een ingespannen werker of rustigen slaper met stroohalmen kittelt in het OOT; die de aandacht telkens weer dwingt wakker te worden of critisch tegenover bereikte resultaten te gaan staan, en straks aan de waarde van eigen werk en leven te twijfelen.

En wat Merck beteekend heeft voox cle aandacht van Goethe, toen hij Mefisto ontwierp, dat is niet minder in nog weer een anderen vriend. Herder, geweest. Ook deze was critisch en sarcastisch; maar zonder dat zijn critiek positief werk zocht of in de richting daar^^an wees, of uit een ijver voor een ]iositief ideaal te verklaren was. Hij' voelde zich sterk aangetrokken tct den engelschen satyricus Swift, en vierde zijn eigen sarcasme de teugels in zijn boekje: , , Kritische Wiilder", critische boschjes. Men zegt, dat zelfs Goethe's Waldteufel aan hem herinnert en de kenmerken van zijn wezen vertoont.

Deze beide vrienden nu, die met hun diabolische omleidingen eai critische aanvechtingen het vuur vaak den idealistischen Goethe hebben gelegd aaai de schenen, ze hebben voor hun deel Goethe's aandacht beziggehouden, toen hij Mefisto ontwierp en de schets ervan uitwerkte.

Deze dingen zijn niet zonder beteekenis. Ze toonen, dat Mefisto wel degelijk de menschelijke verantwoordelijkheid tot op zeikere hoogte predikt. Jiij gaat langs ons, maar ook mèt ons op-en neer. Hij zit tenslotte in Faust zelf. Gretchen is verleid door „het m.efistofelische IN Faust, den hr.ogdravenden mooipratenden zondaar", zegt Bolland.

• Zoo heeft dus in al deze dingen Goethe den duivel op een plan, gebracht, waaro-p wij, calvinisten, hem liever zien, dan elders mogelijk gemaakt wordt.

hem liever zien, dan elders mogelijk gemaakt wordt. Toch is de bijbelsche gedachte, al moge er in zeker opzicht naar teruggegrepen worden, hier verloochend: de toenadering wordt geen vriendschap, •de bijbel vindt geen erkenning in zijn wezenlijke bedoelingen.

bedoelingen. Want laat het waar zijn, dat de Faust, gelijk hij Mefisto predikt, weer plaats maakt voor de „beschuldiging" en niet voor de „ontschuldiging" alleen van - den mensch; laat hem Faust, Go-ethe, Merck, Herder, u en mij met den vinger nawijzen en zeggen: -die onvolkomenheid, die zonde, dat kwaa-d is van u; het is toch 'des o-ndank's geen ellendeprediking, zo-oals we in den bijbel vernemen. Want Mefisto zit van binnen, maar de kracht, die hem op zij wringt, en tenslotte boven hem uitbrengt, die verlossende kracht, zit OOK van binnen. - Goethe delft in zijn eigen mijn; hij haalt er mefistofehsche 1-eelijkheid, maar ook faustische hel'denkracht e-n engel-achtige liemel-tendenze-n uit; en in .alle die is hij, uit eigen krachten, meer dan o-verwinnaar.

an o-verwinnaar. • Zijn eigen arm verlost hem!

Zijn eigen ziel draagt haar lasten weg. P^n als het ooit uitkomt, dat de vraag „Mefistoi of y.atan? " te herleiden is to-t die and-ere vraiag: „Christus of zelfverlossing? '', dan is het wel hier.

'Goethe immers zegt wel to> t ons allen: het kwaad zit van binnen; en dat is een kwade boodschap. Ook - de bijbel stelt ons zelf aa, nspra'kelijk en verantwoordelijk. Maar hoe groot is het verschil. Laat ons nu maar afzien van het r echts elem e n t in de verlossing, waarover verleden week gesproken w-erd, en dat bij Goethe geheel en al ontbreekt; en laat ons nu alleen - ons bep-e-rken tot het „faiistisch" pröhleem zelf: tot de dynamische verlossing; de spanning van kracht en t e g e n - k r a c h t; van neerhalende en opveerende, van helsche zuigings-, en hemelsche opwekking-kracht. Dan zegt 'Goethe: die spanning blijft beperkt tot uw eigen wezen: M-efisto-is de boo-ze geest, - die altijd maar ontkent, en negatief werkt en spreekt, maar die toch ook altijd weer het goede tot stand brengt: hij prikkelt tot zelfonderzoek en maakt de diepere levenskrachten los en werkzaam in bevrijding van zichzelf. Zóó kan men het kwaad wel wijzen in eigen borst: deze deemoedige houding krijgt een precieuse vergelding 'des loo-ns; want ge zijt straks ook' uw eigen verlosser; dat betere, datzat óók inuzelf.

Maar als de bijbel tot mij zegt: het kwaad zit in u zelf, dan veroordeelt hij mij w-el heel openhartig, e-n '> 'oet het zonder sparen. Mijn verantwoord e 1 ij k h e i - d blijft ten allen tij'de groo-t. Zelfs kan het beroep o-p batans verleiding, die tot mij uitging, mij niet - da-arvaii ontdoen, noch zelfs clementie p-leiten bij Go-d. Dat w-eegt zelfs zóó sterk, - dat de vooropstelling van Satans boven de mijne ver uitgaande krachten toch niet mijn zondenlast kunnen verlichten in de oogen van Goid, noch in de oogen van den mensch, die 'met God en daarom met zijn schuld te doen kreeg. .Als het erop aankomt, om mij te beschuldigen, dan kan ik met een beroep op den geraffineerden hellegeest niets uitrichten in den gedachtenkring van den bijbel.

En toch mag dit element — Satan is sterker dan ik — niet verwaarloosd worden. Het wordt in rekening gebracht - doo-r den bijbel, niet om oarze verantwoordelijkheid te verminderen of er mee te schipperen, maar wel - degelijk om de zwarigheid' van de verlossing sche-rp in het licht te stellen. Dat Satan sterker is dan ik, dat hij' krachten ontketenen kan, - die ik niet vermoed, laat staan, ontleed heb, dat hij verleider is, en ik een zoon - der vóór mij verleiden, dat alles helpt mij n i e t om mijn eigen o-neer te verminderen, maar het 'dient wèl om de eer van He-m, die mij verlossen mo-et, te verm-eerderen. Want als het kwaaid in Satan sterker is dam in mij, dan kan ik mezelf van die sterkere satanische macht niet bevrijden. Satan is niet alleen in mij; hij zit ook buiten mij; hij is originee'l, terwijl de MENSCH zich bij ZIJN probleemstelling aangesloten - en tegenover hem ve-elszins een r e c e p-tieve rol gespeeld heeft. Welnu, als dan het kwaadin mij, die nog te verlossen ben, minder sterke kracht ontwikkeld heeft, dan in den Satan, die niet meer te verlossen is, o-mdat hij leeft iri de a b s o 1 u t e negatie en den volstrekten, volmaakt-bewusten opstand, •— dan kan ik mij zelf van dien Satan niet ontdoen. Mefisto versla ik altijd, miaar Satan.aioo-it. En nu klimt het vraagstuk op tot de hoogten VEHI het christelijk geloof: als de zaken zóó staan, dan moet er Eén komen, „sterker" dan alle schepselen (die dus ook „dynamisch" boven allen uitgaat). Die moet met zijn bovenmenschelij ke kracht den sterken vijand binden en hem zijn „vaten", zijn gereedschap, het meubilair van zijn geestelijke behu i zing o n t r o o v e n.

Hier is de aanvulling van wat verleden week gezegd werd.

Toen bleek het: op-het terrein van het recht, juri-disch, ro.oet het pleit tegen Goiethe gevoerd worden in den naam van - den Bijbel; want hij miskent, ja, negeert, het rechtselement in 'de verlossing. Maar toen ko-zen we nog positie op een terrein, dat hij niet betreden wilde. Maar ook a 1 s men blijft staan op G^oethes eigen gevcchtstevrein (het dynamische element), ook dan blijkt de bijbel diep-er en breeder en scherper in de ontwiklceling der contrasten - da.n Goethe. De bijbel met zijn Satan mag ho-ekig en vierkant schijnen, en velen een grove, plompe duivelprediking schijnen te geven, een Satanologie, die met voeten treedt ook al wat liefelijk is e-n welluidt; — het blijkt ook hier weer, dat z ij n probleemstelling veel en, veel scherper is dan die van Goeth-e. Het calvinisme en het humanisme staan niet tegenover elkander als ruwe oplossing in - daverende termen tegenover verfijnde vraagste-lling en tastende oplossing. O m-gekeerd: het calvinisme raakt het vraagstuk •eerst tot zijn gronden en heeft dan bovendien nog den mo-ed, te zeggen: hier kan ik niet V e r d e r. Maar liever zulk een eindigen in wat boven'de grenzen van mijn bevatting, mijn reclitsmogelijkheden, mijn krachtendoen, zeer ver uitgaat, dan een zondeprediking, als van Goethe en Mefisto, die er op uitdraait, dat ik mijn diplo-ma als zelfverlosser tegelijk met den zakdoek, waarmee ik mijn zon-detranen drogen wil, uit den zak haal.

Het gaat om den Christus •Giods. Als in Faust de liefde wakker wordt, dan breekt zij tenslotte - de kluisters, die Mefisto om de ziel van Faust gelegd heeft. De liefde maakt Faust vrij, 'de liefdedaad is voor hem evangelische kracht. De liefde, die tenslotte er toe komt, dat hij een stuk land ontginnen gaat o-m met zijn positieven liefdesdrang anderen ten zegen te zijn, werkt verlossend. Negatief, omdat zij een protest tegen Mefisto uitlokt, als deze, ruw als altijd, een paar ouwe menschj-es vermoord en hun boeltje hun afgenomen heeft, terwille van de o-nteigeningspla.nn-en van Faust. Op dit moment — bijna aan het eind — vervloekt hij den duivel met zijn gebroed:

Mijn vloek over - dit roe-kloos, ruw Geweld. Verdeelt hem on-der u.

Waart ge dan voor mijn woorden doof? Ik wilde ruil, wilde geen roof.

Mefisto heeft niet geleerd, maar Faust kwam aan de loutering toe.

En niet alleen negatief, maar oo-k positief, werkt ijle liefde in hem de verlossing e^ ontrukt ze hem aan den ban van het mefistofelische kwaad. Als het werk - der onbaatzuchtigheid, de ontginning van het woeste land, vordert, dan wordt Faust het kind gelijk, d.w.z. hij kan, na.ïef, het koninkrijk der hemelen nu wel haast binnengaan. Aan contracten met Mefisto - denkt hij niet meer; en hij zegt gansch argeloos zijn vreugde uit over het werk, dat vorderde. En dan sterft hij wel, maar de engelen staan met de rozeblaadjes klaar, o-m den triumf der liefde te vieren.

Nietwaar, dat is oo^k een soort van evangelie. Maar déze verlossing gaat de-n Christus voorbij. Er is dan ook aan voorafgegaan, dat de uitspraak der Schrift: in den beginne was h - e t , W o o r - d, en bet Woord is vleesch geworden, in 'de ziel van Faust we-rd tegengesproken door •dat andere, niet-christelijke, daarna alnti-christelijfcs evangelie: in - den beginne was de d' a a d. Eti de daald is bier wel vleesch en bloed gewo'r'a'en in het werk der liefde, maar de mensch heeft dan ook zichzelf verlost.

En hierom blijft het waar: het O'verbuigen naar Goethes duivel-prediking in den bleeken, maar niet helscben Mefisto, ko'mt ons altijd weer te staan op bet verlies van - den Christus der Schriften. Op niets minder dan d'at.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

MEFISTO OF SATAN ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's