„De Toortsdrager.” Administratie Keizersgracht 120, Amsterdam.
Men zond ons aflevering 1 van dit tijdschrift. „Nieuwe Banen" (het tijdschrift van dr A. H. de Hartog) is hierin opgenomen; thans is dit tijdschrift het „orgaan van de apologetische vereeniging „De Toortsdrager" der christelijke levens-en wereldbeschouwing". Men weet, dat prof. dr A. H. de Hartog voor deze vereeniging optreedt als apologeet van het christendom en ook dit orgaan ervoor gebruiken zal.
Een eigenlijke recensie geef ik natuurlijk niet; allereerst omdat dit slechts mogelijk is, als de geheele jaargang wordt toegezonden, en ook, omdat dit eerste 'nummer voornamelijk zich bezig houdt met zakelijke mededeelingen over de vereeniging en haar werk, en over het doel dat men beoogt.
Nu men toch ons oordeel vraagt, wil ik in het algemeen wel zeggen, dat eerst uit de v r u c h t e n voor mij blijken moet, of dit blad en de achter de uitgave werkende vereeniging mijn sympathie kan hebben. Voor den bizonderen ijver en de nobele bedoeling van dr de Hartog wil ik een eerbied bewaren, die voor dien van niemand onderdoet; ik kan hem b.v. veel gemakkelijker waardeeren in zijn breeclheid dan anderen, wier „breede" waardeering mij wel eens te veel naar het sectarisme opschuift; immers wie het sectarisme bestrijdt, en zich op dat antisectarisme min of meer baseeren wil, is zelf de secte toegevallen. Prof. de Hartog lijkt mij ruimer dan zeer velen, die met hem den lof der ruimte zingen, maar dan steeds met de knop van de deur huns heiligen huisjes in de hand. Maar mijn bezwaar gaat tegen de methode van de Hartog's apologetiek en tegen vele van zijn denkbeelden. De methode van dr de Hartog schijnt mij veelszius zoo te zijn, dat zij, voor wie consequent denkt, uit het eerst aanvaarde christendom wegsnijdt wat tot het w e-z e n van het christendom behoort, naar mijn innigste overtuiging, en (want men heeft aan mijn denkbeelden niet veel) ook naar mijn belijdenis, die ik met vele anderen gemeen heb. En met alle waardeering voor wat iemand bedoelt en werkt, moet ik toch, als het op bepaling van eigen standpunt aankomt, de consequenties overzien, die uit ieders optreden logisch voortvloeien. Wat de Hartog wil, is voor mijn besef in meer dan een geval ongereformeerd, wijl het in strijd is met wat ik van den bijbel en van het geloof in God heb aan te nemen. Ik meen, dat de gereformeerden eigen wegen moeten gaan. In de apologetiek ook. Niet om eenig sectarisme, maar om de waarheid uit de diepte zoo breed mogelijk op en uit te halen. Maar: eerst ophalen; dan pas uithalen.
Hierom kan ik van „De Toorfsdrager" nog niets zeggen, dan dat ik afwacht. Slechts volge nog de mededeeling, dat prof. Dooyeweerd, na inzage van de officieele stukken van de vereeniging, zijn aanvankelijk gegeven aanbeveling heeft ingetrokken. Zoover mij thans bekend is, wordt betuiging van instemming (wat theologen en hoogleeraren betreft) alleen verkregen van predikanten en hoogleeraren buiten de Geref. kerken; en is voorts een aantal namen gepubliceerd van wie met de Geref. kerken een conflict hebben, of tot de Nederlandsch-Geref. kerken (zullen we nog - maar zeggen) behooren (groep-Geelkerken) en voorts hervormde, luthersche, etc, woordvoerders, benevens twee predikanten van de Glir. Geref. kerk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927
De Reformatie | 8 Pagina's