GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Geref. Studentenbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Geref. Studentenbeweging.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

(Tweeërlei 1 ij n in de argani s ai tie). huidige

Laat me dezen keer vervoJgen, allereerst door een nader bericht, dat volgens soimmigen „a.a, nvalling", volgens anderen „reotificaitie" is. Mijn berichtgevers zijn in dezen het met elkaar niet eens; en het doet er weinig toie; ik voor mij aanvaaifd gaa.rne, dat wat nu volgt rectifidatie heeten kan.

Ik schreef in het vorig artikel, waarin ik een heel klein stukje van de geschiedenis der G. S. B. besprak, dat het individueele lidmaatschap aanvaiard was. Dit is, zoioials me nader gemeld wordt, waar en niet waai'; subsidiair, een halve waarheid, subsidiair een onwaai-heid'.

Zóó staat de kwestie. Mij was gezegd, da, t in de meerderheid der corpora de gedachte van heit individueele lidmaatschap aanvaard was, doch dat in één van de samenwerkende studentencorpoTa') het lidmaatschap van het corps als cioqjs het ideaal bleef en no'g was bewaard. Dit zou dan hierop neerkomen: in de meerderheid van de corpora, is iedei' vrij, al of niet lid van de G. rf. B: te zijn, en is de dwang (waartegen herhaaldelijk in tongenlaai en persartikelen getooirnd werd) opgeheven; maar in het corps, dat als minderheid overbleef, zou men vanzelf door tot het ooi'ps^ te behooren, ook deel uitmaken van de Gr. S. B'.

Nu blijkt dit de halve waarheid te wezen:

Inderdaad is lang en breed gepraat over de vraag, of men het lidmaatschap individueel zou maken. Met de gedachte raakt men zelfs zóó vertrouwd, dat in „Fratemitas" vaai 6 Juni 1923 de heer G. , T. riizoo openlijk er voor uitkwam, dat in de G. a. B. vele leden waren, die het met aard en doel niet eens waren, die échter gedwongen lidmaatschap zich opgedrongen zaigen eai diis voor zichzelf en voo-r de G. S. B. hinderlijk waren in die gewrongen positie; zij konden tegenwerken of obstructie voeren. De oprichting nu van een vereeniging met persoonlijk lidmaatschapi zou, aldus de heer Sizoo', voor een deel deze bezwaren kunnen ondervangen. Toch gaf hij aan een andereu weg, die uit de impasse zou kunnen leiden, de voorkeur. Daarnaast stond echter in hetzelfde nummer een artikel „van den heer D. Schouten, die verklaarde, dat het voor hem vast stond, dat de G. S. B. een „stelletje heeren" kon „missen als de kiespijn"; weshalve hij in overweging gaf, dat in een der corpora een afdeeling van de G. S. B. zou worden opgericht, los van het Corps, terwijl dan het Corps als zoodanig zich terugtrok; deze gedachte wa, s, zoo verklaarde de heer Schouten, niet nieuw.

Men ziet: de kwestie is in de discussies sterk naar voren geschoven. En als we nu lezen, wat uit de lange, zwaar te volgen discussies, tenslotte als besluit is gerijpt, : dan wijst opi de wezenlijke doorwerking van de biereen uitweg zoekende strooming toch een aantal verschijnselen:

]. In Jan. '25 wordt gepubliceerd' de „basis van samenwerking", zooals die door de 3 Corpora aanvaard is. Daarin treffen de uitdrukkingen: de basis is „aanvaard" (compromis-gedachte, zooals dan ook herhaaldelijk is opgemerkt). Of: de 3 corpora „erkennen het bestaan van een G. S. B." (het kan 'kwalijk makker: niet „de", maar „een" G. S. B.; en die woirdt niet ingericht, gereoTganiseerd, gehandhaafd, of wat dan ook, maar het bestaan wordt erkend). Voorts: de corpora „onderhouden betrekkingen", ja, waartoe? Met dit doel, dat aan de „leden" (niet de corpora als totaliteit) gelegenheid zal worden gegeven, aair die actie deel te nemen. „Gelegenheid geven". Men kan, men kan ook niet. Als ik van het nedeiiandsch. iets begrijp', vooral wanneer een zóó zorgvuldig voorbereid stuk voor me ligt, en voorloopig op deze bepalingen door-redeneer, , dan begrijp ik er dit uit: Er is een actie gaande. Waar die vandaan komt, is thans een andei-e kwestie; de actie i s er. De corpora als zoodanig geven aan hun leden gelegenheid, om mee te doen. Zij doen dat door administratief verband, door gemeenschappelijke afvaardiging, en wat daar meer volgt. Maar: verder gaat het niet: de afficiëele oorpora „geven aan hun leden gelegenheid". Om een parallel, die mogelijk zmi zijn, ' te fantaseeren, denke men zich eens in, dat er in de studentenwereld een actie bestond (waar ze vandaan komt, is weer tot daar aan toe) om een Belgisch tractaat er door te krijgen, of om de doodstraf in Indië te verdedigen, of om do lijkverbranding te regelen, of om de bioscoop te reorganiseeren. Wanneer dan de coirpora; erkennende, dat ideze dingen de belangstelling eens students over-en overwaard zijn, het bestaan dier 'aciie „erkennen", en zich met elkaar in verbinding stellen, om aan die corpsleden, die zulks wenschen, gelegenheid te geven, al die kwesties aan te pakken, dan is dat, 'o zeker, nog geen individueel lidmaatschap van die leden; maar feitelijk is het ©en mogelijk maken daarvan. Dat is dus, om zoo te zeggen, nóg iets minder in positieven zin, dan in het eerstgestelde geval. Als ik de tendenzen van deze „basis van samenwerking" goed begrijp, en me tot deze bepalingen beperk, kunnen de leden der corpora, individueel, zonder tegen déze basis te zondige n, met eeu effen geziclit tot het Corps zeggen: lui, we danken jullie wel, en natuurlijk sluiten we onszelf bij' die dankbetuiging in, dat jullie het ons mogelijk hebt gemaakt, aan de actie deel te nemen; we laten de vraag in 't middeft, of het ons ook op andere wijze mogelijk zou zijn geweest (hoie zou b.v. een groep van nietcorpsleden, maar met den grondslag v. h. corps vereenigd, naar de letter van deze basis kiumen geweerd worden? ); we stellen zelfs voor, dat in do toekomst de naastenliefde gelijke vruchten zoeke te werpen in den schoot der G. S. B.; maar: wij gaan als , , aan de actie deelnemende leden" de G. S. B. 9p eigen gezag inrichten, in de hoop', dat ook dan het bestaan '^^an de actie „erkend" zal worden. Deze rede is fictief; zie straks, maar, als ze eens werd gedurfd?

O ja, ik denk — want 'n mensch kent zooi langzamerhand wel de mogelijkheden bij den critischen lezer — dat er wel eenigen zeggen zullen: hij neemt er een loopje mee.' Eerlijk antwoord ik: het is niet waar. Ik wil alleen maar eens uitpluizen, hoe een belangstellend buitenstaander (men heeft om de belangstelling van de pers gevraagd) over de officiëele stukken denkt en wederom denkt. En voorts wil ik door deze opmerkingen ook een poging wagen, niet zoozeer om me zelf te redden uit de critiek (hoe ter wereld zou me dat nu mogelijk zijn? ), als wel om den vrede te bewerken tusschen hen, die zoo vriendelijk waren, te vinden, dat mijn vorig historisch overzichtje een rectificatie behoefde, en die anderen, die zeiden: met een aanvirlling kan warden volstaan. Ik zou niet graag willen, dat die twee groepen elkaar niet verstonden, en tracht dus aannemelijk te maken, dat sommigen het heusch zóó meenden te mogen zeggen; . principieel is beslist door de meerderheid voor „individueel lidmaatschap".

Wat tenslotte ook nog op het bestaan van deze lijn wees, is de omstandigheid, dat de contributies van de corpsleden niet verplicht zijn; ze zijn geheel vrijwillig. Terwijl voorts wél uit bijdragen van particulieren; maar niet uit de coirps-kas de inkomsten gehaald worden (Basis, art. 11) - ).

Doch nu volge de andere helft van de waarheid, die inderdaad bewijst, dat met het constafeeren van „individueel lidmaatschap" materieel gesproken, niet genoeg en, formeel genomen, niet de waarheid gezegd is. Immers, de 3 o o r pi oi r a benoemen elk voor zich een commissie voor de zaken, die de G. S. B. betreffen. Deze commissie is ook weer aan het C o r pi s verantwoording schuldig. De regeling van die verantwoordelijkheid kan door elk corps in een afzonderlijk reglement voor zijn commissie worden vastgelegd. De 3 commissies vormen samen het A. B. (Algemeen Bestuur) der G. S. B. En hiermee vervalt dan weer de mogelijkheid voor de denkbeeldige leden, die zulks wilden, om een speech te houden, zooals ik straks er een in ontwerp' fantaseerde. Wiant het officieel uit den Corps-wil opfeomend en door de Corpora benoemde A. B. zou zich opi hun weg plaatsen, als zij grepen naar de maoht, of de zaak zouden op eigen houtje reorganiseeren willen. Het A. B. regelt voorts eigen werkzaamheden, en kiest uit zijn midden weer een D. B. (dagelijksch bestuur), waa, rin elk corps weer vertegenwoordigd is. Men mag het doel niet zoeken te bereiken met middelen, die de zelfstandigheid der corpora, zouden aantasten. Het A. B. brengt jaarlijks aan de corpora verslag uit. Men stemt in 't A. B: hoofdelijk; maar als één commissie (minstens) dat wil, kan men ook „commissie-gewijs" stemmen (dat neigt weer tot erkenning van den band aan het corps als zoodanig).

Dat dit alles door één gedachte beheerscht wordt, met vermijding van alles, wat opi tegenstrijdige tendenzen wijst, zal niemand wel durven beweren.

En nu zij het ver van ieder, hier te critiseeren, zonder meer. De dingen zijn geleidelijk zoo gegroeid, en achter dit compromis zit heel een lange worsteling, die bedoelt, vast te houden aan wat eerst gegrepen is, en positief werk te doen, ook ten bate van hen, die om hun oaiwilligheid of traagheid noodig hebben gemaakt, dat men dezen uitweg zocht.

Neen, als ik hier met een enkel woord nog terngkom op deze basis van samenwerking, dan is het enkel om ook daaruit — en nu met nog veel sterker klem, dan wanneer mijn vorig artikel ideze aanvulling-rectifRelatie niet noodig zou gehad hebben — te concludeeren, dat er iets geb euren moet. Een compromis is nu eenmaal altijd een ongelukkig ding; er komt vast nog wel eens een gevleugeld woord op, om te bewijzen, dat het de gevleugeldheid niet verdraagt.

En - -'de innerlijke tegenstrijdigheid', waaraan de G. S. B. lijdt, wordt er nog veel erger op; als men bijna een heel jaar en een kwartaal, nadat de basis van samenwerking is gepiibliceerd, (30 Jan. 1925) aantreft, in „Fraternitas", het Reglement van de G, S. B. „Er bestaat", zooi lezen we daar, d.d. 14 April 1926, „er bestaat onder de leden der corpora een beweging, welke aangeduid wordt met den naam G. S. B." „Onder de leden" bestaai dus de G. S. B. En ook: de corpora hebben de G. S. B. , .onder de leden". Maar dat d'e G. S. B. de zaak is van de 3 corpora, wordt niet beweerd. In art. 3 wordt met zooveel woorden gesproken van „degenen, die aan deze a, otie deelnemen"; m.a.w. een groot deel laat de zaak links liggen; men stemt wel als corps voor de benoeming van vertegenwoordigers, ma; ir de stemmers zeggen, kurmen althans zeggen bij zichzelf: dat doe ik voor den ander, niet voor mezelf. Niet theoretisch, o neen, maar wel praktisch, kiest het geheel (v. h. corps) een vertegenwoordiger van een deel.

Het gemeenschappelijk blad kan worden uitgegeven „hetzij alleen, hetzij in samenwerking met de corpora"; maar uitsluitend vah de corpora zelf is het dus, zoolang dit regle«ient geldt, niet. Het oude ideaal is feitelijk op dit plant al officieel piijsgegeven. Merkwaardig is in dit verband dan ook, dat thans de G. S. B. in het orgaan gelijke ruimte beslaat als de corpora ieder voor zich mogen opeischen; en zulks dan niet voor officiëele stukken rakende de G. S. B. als organisafie, maar voor een gewone verzameling van algemeene beschouwingen in denzelfden trant, als ook de corpora öopie kunnen leveren'). Onmiskenbaar is hier weer de lijn: de G. S. B. geen zaak van de oorpora, als zoodanig, geen bovenbouw van de corpora, geen huis, met 3 kamers, maar een a; part ding. In dezelfde hjn ligt ook weer de bepaling, dat het A. B.. bevoegd' is, besluiten te nemen, ook als een der 3 corpora niet vertegenwoordigd mocht zijn. Theoretisch is de gedachte; de G. S. B. is zaak van de corpora. Maar praktisch komt ze al meer als zelfstandige o]g; misatie voor. Wie het reglement van zooeven doorziet, moet erkennen, dat van verantwoordelijkheidsbesef jegens de corpora het A. B. daarin niet tot op merg en been doordrongen wordt; en dat de idee van individueel lidmaatschap wel .een nederlaag heeft geleden, die echter den vorm van een overwinning heeft. Den vorm ^--en nog wel wat meer.

Noopt nu deze innerlijke kruising van 2 gedachten, die men geen van beide consequent heeft kunnen dooi-voeren, z è I f niet tot het opnieuw aan de oi'de .stellen van d!e inrichting der G. Si B.?

Ik hoop later op enkele dingen te wijzen, die alles wat gebeurd is, doen zien als volmaakt begrijpelijk. Maar als men een organisatie heeft, die zóó, in haar reglementen, tegen zichzelf verdeeld is dan roepf dat feit zélf reeds om nadere formatie. Niet vernietigen, niet laten springen, niet verminken, maar alleen terecht komen bij wa, t zoo vaak is genoemd (was het soms op den duur zooiets als een afgetuigd „proprege"? of welke andere leus daar meer mocht verfoeid zijn in de studentenwereld, vanwege de reuzige leuzigheid'): ik bedoel: den zin voor werkelijkheid. Zin? Neen: h a r t s 101 c h t immers ?

Ik geloof, als men alleen maatr opi deze innerlijke verdeeldheid der organisatie tegen zichzelf met aandacht ziet, voor-en tegenstanders van elke in discussie te brengen doelstelling van Corps eenerzijds of G. S. B. anderzijds, te kurmen zien samenkomen in de hevige begeerte', om nu eens één van beide kanten óf een 'derden kant uit te gaan, maar in elk geval niet langer geit en kool te sparen.

Want wie is er nu zelf bevredigd?

Laten de menschen, die de studentenwereld niet kennen, toezien, dat ze niet verwerpen, wat ze niet weten. Laat hen eerst erkennen, wat ik in het begin opmerkte: in de oprichting van de G. S'. B., is heel wat moois, waar wij vroeger met al onze braafheid niet aan raakten. En als men hier verschillende stroomingen ziet worstelen, en ment meent zelf (zooals ook ik) dat in de belijning het eenige behoud van kracht zal moeten liggen, laat men dan eerst erkennen, dat het ontstaan van die stroomingen te begrijpen is. Ik zou me kunnen voorstellen, dat een buitenstaander bij het vernemen van al die inderdaad gewichtige redeneeringen over doel en grondslag en wat dies meer zij, denkt aan den man uit Chestertons Orthodoxy, dien sinjeur, die zichzelf een aangeteekenden brief stuurt: en zooi zichzelf dwingt, hem met een gewichtig a-angezicht af te halen van het kantoor... en met al die gewichtigheid niets op, te schieten. Maar het is niet waar-Als er een fout is, dan zie ik ze hierin: er lagen al lang aangeteekende brieven te wachten: het waren de brieven, waarin de voorgaande generaties, die óók haar ijdele gewichtigdoenerij hadden, vele goede, en sterke-, en , , proreigige" woorden schreven, en leuzen, en grondslagen; en dat allemaal met de beste bedoeling, want ik ben er zelf bij geweest om het bij' de lui te constateeren. Maar de aangeteekende brieven werden door die voorgaande generaties gelakt en wel, aan het nageslacht geadresseerd en gepost; het nageslacht is altijd zoo'n makkelijk ding: je hebt het nooit gezien en het komt eigenlijk altijd „morgen". En nu is het nageslacht van vandaag gekomen en het heeft den brief afgehaald en opengedaan en het heeft bevonden, dat het niet allemaal zoo makkelijk was, als de vaders het zeiden (of: de oudere broers) en nu willen ze den brief niet retourneerein (want dat is ook een methode: den ouderen alleen maar

de wcluild geven), .ïï"i^i; b welen tocli ook niet goed, hoe ze wat ev in slaat, zoo goed en zoo gauw mogelijk zullen beleven. Want één vader kan makkelijker een testament schrijven, dan 7 zonen de erfenis deelen en op rechtvaardige wijze benutten ad maiorem Dei gloriam.

Neen, neen, Iaat de buitenstaanders niet verocTdeelen wat men niet weet.

Maar laten dan ook in de kringen, die de zaak allereerst hebben te behandelen, alle bij-gcdacbten worden op zij gezet. Men kan het voorstel, om" verandering te brengen (ik laat nu den inhotud nog daajj toeschrijven aan verborgen krachten, die men aan het werk droomt; of ook meenen, dat het om iets anders te doen is, dan voorgewend wordt (b.v. niet om te behouden wat is, maar deels er uit te werken, wat is). Men kan ook vragen, of, wie tiians op verandering - aankoersen, wel altijd ]!0sitiet hebhen meegedaan. Maar, — het eerste is een hypothese; het tweede nog erger dan dat; en het derde rekent niet met bet feit, dat nietmeedoen gevolg kan geweest zijn van de toestanden, en dat voorts elk ding op zichzelf moet genomen worden.

En als men de tegenwoordige inrichting van de G. S, B. nuchter bekijkt, nu, dan moet men toch zelf toegeven, dat er wel jets gebeuren moet. La mort sans phrase — over een nieuw plan, — zeker het is mogelijk. Maar het benauwende is, dat wat er dan overblijft, de innerlijke tegenstrijdigheid, de „phrase" wel eens kon zijn, niet zender „la moTt", Een huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, kan niet liestaan. Een reglement houdt het wel lang uit, oip papier; maar we hebben toch niet voor niets allemaal onze handen gewreven van pleizier, omdat we nu eens een generatie kregen, die met papieren reglementen niet meer een studentenwereld in elkaar draaien wou? Laat men niet, zonder een-woord te spreken, de voorstellen, om toch in ieder geval wat te doen, afwijzen; want indien een rofoTmatie wordt voorgesteld', moet me]i ze nooit alleen om form eel e redenen afwijzen, aangezien dan de herauten van do reformatie juist de kans krijgen om te zeggen, achteraf: ziet ge wel, dat het hard noodig was? En dat is toch niet pleizierig, als men het met de refoirmatie niet of wel eens was, maar met de refonnatoren niet. Neen, laat men elke vooTgestelde reformatie hepi'oeven op dit eene punt: of het reformatie is, ja, dan neen. Indien ja, dan is ze altijd op tijd. Indien neen, dan heeft men door een objectief onderzoek de boodschap^ van zich afgeschoven, maar de boodschappiers ook. En in het andere geval — afstemmen om redenen buiten de vooa'stellen gelegen — krijgt men de boodschappers altijd weer tegen zich en wordt de kloof al grooter. Uit zijn, meen ik, waarheden, waarvan ik niet graag zou zeggen, dat de Kroniek der G, S, B. ze leert, maar waarvan ik meen, dat het leven de liewijzen levert bij getale.


Namen doen hier niets ter zake.

•5) De eindredacteur van het orgaan moet wel uit de G.ö.B.-afdeeling der i'edaotie zyn, doch'.... hij heeft ambtshalve alleen een regelende functie. Het blad is van de Cf.S.B. èn < le 3 corpora!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

De Geref. Studentenbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's