GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS'SCHODW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS'SCHODW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs gaf ik hier een citaat van ds Janssen, chr. .geref. pred., die na een lezing van dr John Mott (waaiin •deze waarschuwde tegen het overpla, nten van kerkelijke •onderscheidinigan in het moederland naar het zeudingsterrejn) instemming betuigde. Dat dr Mott zoo sprak, teek ons op diens standpunt consequent, maar op het standpunt van ds Janssen — teivens ton d«ele ook op dat vain onszelf — scheen bet ons ni«t te handhaven, ïhans geef ik het woord aan ds D. Pol, die in „De MacBdoniër" zqgt:

Wat voor ons vanzelfsprekend is vindt Mott buitengewoon, en wat voor Mott heel gewoon is, spreekt voor ons nog niet van zelf.

Wij willen ons ook wel laten meenemen in de breedte, en voelen ook wel voor een ideaal als een Algemeene Zendingsraad voor Ned. Oost-Indië, maar wij kiezen toch eerst voor fundamenteele vastheid, en vergeten niet, dat onze O. Indische Archipel uit allerlei volksstammen bestaat. Met dat spreken over „nationale Kerk" moet men overigens toch voorzichtig zijn. Want om een nationale Kerk te krijgen, moeten er volksstammen zijn van dezelfde nationaliteit, wilt gij, naties. Anders is het beter om het veel juistere woord van volkskerk te blijven gebruiken. En daaraan zijn wij, op een paar gelukkige uitzonderingen na, als in de Bataklanden en de Minahassa, lang nog niet toe in ons Insulinde.

Genesis I op het agendum?

Van prof. Grosheide nam ik enkele weken geleden em ai-tikel over, waarin hij waarschuwde tegen het zonder n o odz aak'opvullen van hat agendum der geneijale synode m'et de kwestie van „de dagen van (ienosis 1". Prof. Bouwman blijkt in „De Bazuin" gelijke gedachte te zijn toegedaan:

Nu is deze vraag op zich zei ven zeer interessant, en in den laatsteü tijd eenigszins actueel geworden. Zelfs builen onze kerken zijn er geweest die van oordeel waren dat de Generale Synode na hetgeen te Assen is gebeurd geroepen is hierover zich uit te spreken. Maar weten zulke vragers niet, dat de Synode niet is een wetenschappelijk college, dat allerlei kwesties behandelt, maar een kerkelijke vergadering, die slechts uitspraken doet in verband met eene kwestie, die wettig door de kerken aan de orde gesteld is? Het komt ons voor dat de kerken in Synode vergaderd ter gelegener tijd, lietzij dan in verband met een leer-of tuohtkwestie, hetzij in verband met de uitbreiding van de belijdenis, zich over dit punt zullen moeten uitspreken, maar het gaat niet aan om, zonder dat er een bepaalde leer-of tuchtkwestie aan de orde is, tot de Synode te komen met de vraag of zij soms ook kan zeggen of de scheppingsdagen in Genesis I gewone dagen zijn geweest, zooals wij die nu kennen, dan wel of ze als tijdperken moeten worden beschouwd.

Voorloopig behooren zulke kwesties behandeld te worden in den engen kring der mannen van wetenschap. Er zijn zoo vele vragen die een oplossingjCischen dat het te hopen is dat er eerst eens rustig en ernstig wordt gestudeerd, en dat men de kerk niet gaat verontrusten met allerlei vragen aan de orde te stellen.

Zoo men hier leizen kan, zijn er buiten de Geref. kerken menschen geweest, die het tot den plicht der Geref.' kerken rekenden, Genesis I te behandelen, op straffe \'an te blijven liggen londer hunlieder verdenking van onbetrouwbaarheid. Onider 'meer zal prof. Bouwman hier wel doelen op de chr. ^evei. pers. In „De Wekker" •schreef docent J. J. v. d. "Schuit oan.:

Laat men eerst eens zulk een zeker geluid geven omtrent Genesis I, want anders kan Assen licht de gedachte wekken, dat de toeleg is geweest, dr Geelkerken er uit te werken.

Dit laatste zinnetje zou „Woord en Geest" niet kunnen vcrheiteren. Noch „Het Vaderland". Noch het „Algemeen Woekblad". 'Evenmin als onderstaande tirade van ^iocenl V. d. Schuit:

Daar hebben wij recht óp, om dit te weten van een Synode, die zegt voor het Schriftgezag op te komen en die aanleiding geeft om daaraan met recht te twijfelen. Wat wij in de laatste tijden gelezen hebben van vooraanstaande mannen over Ge-. nesis I, stelt m ij verre van gerust, dat men in de Gereformeerde Kerken onverzwakt het Schriftgezag handhaaft in den zin zooals Assen ons liefst wil laten ge-1 o o V e n.

Hel geval wilde echter, dat terzelfder tijd, waarin doe. , v. d. Schuit aldus de Geref. kerken aan het werfi: wilde zien, omdat hij uit haar pers wel eens las, wat de synode van Assen liet blijven onder den druk van zijn wantrouwen, bekend werd, dat uit christelijk gereformeerde pen artikelen over Genesis I toekwamen aan hel lijfblad van dr Geelkerken: „Woord en Geest". Een medewerker vari „De Bazuin" sclireef daarover in do rondblikrubriek van dit blad o.m.:

Indien, wat men in boven aangeduiden zin zegt (reeds enkele maanden) waar is, dan heeft de chr. geref. kerk eerder concrete aanleiding om over Genesis I „in den kerke.lijken weg" te handelen, dan wij Althans, als ik de'" logica van „De Wekker" volgen moet. Ik volg ze niet; maar de chr. geref. broeders, die van de zaak afweten, moeten ó f „De Wekker" een halt toeroepen, ó f zelf het advies van het blad volgen: d. w. z. Genesis I aanpakken. Men kan ginds niet altijd teren op de Geref. kerken.

Volgens, die logica van „De Wekker" zou dus de clir. geref. kark ook al niet meer te vertrouwen zijn. Onnoodig to zeggen, dat wij er niet aan denken, op dit punt zoo iets van de chr. geref. kerk te beweren. Maar wij denken er wel aan, dat docent v. d. Schuit de toestanden in zijn eigen kerk wat beter moest leeren kennen; dat ds Hilbere niet op zijn volk moest inwerken door van den naam van prof. Buytendijk een schrikbeeld te maken dat in de oogen van dat volk dienen moet, om den bede'nltelijken stand van het kerkelijkgeref. leven en van het leven der V. U. te 'doen zien, zoolang uit zijn eigen kring de ideeën van prof. B gelanceerd worden in de pers; en dat men maar eens ophouden moest, verdeeldheid te zaaien ten koste van het recht om als de nood aan den man ko-mt, zijn eigen menschen te kunnen zeggen, wat men ook te Assen zou bobben gezegd, als men er bij geweest w.as. Het gaat dan den kant van ds Wisse uit, die eerst aan den kring van dr Geelkerken scheen tegemoet te komen, en daarna, als m^en hem van OvartiOomsche zijde aan de mouw trekt en de consequentie vraagt, haastig een brochure schreef, die klaarlijk den trant van Assen volgen •nnl.

Een werk-program voor candidaten in de theologie.

Ds V. Schelven van Wageningen zegt in „Geld. Kb.", dat

er meer en meer gevoeld wordt, dat in Duitschland meer krachten moeten gaan werken. Een of meerdere jonge mannen, candidateü of jonge predikanten — liefst ongehuwd, om zich .te gemakkelijker te kunnen déplaceeren — zouden zich hier verdienstelijk kunnen maken.

In 't algemeen zelfs is het zeer gewenscht, dat versch-afgeleverde candidaten een oefensohool doorloopen, alvorens zich aan een plaatselijke kerk te verbinden. Zoo bijv. een jaartje met de bijbeltasch op den rug naar Limburg of Noord-Brabant; of naar ons arbeidsveld in Rijnland en Westfalen.

Ds V. Schelven geeft daarbij deze illustratie:

De bekende ds Hasebroek en ds de Graaf gingen indertijd met mijn Vader drie weken achtereen roomsch Noord-Brabant in met bijbels en tractaten. Zij waren soms in levensgevaar.

Maar zij moesten ook verklaren, in die paar weken meer menschen-kennis en levens-ervaring opgedaan te hebben, dan in jaren van gewonen ambtelijken arbeid.

Een pracht-terrein voor jonge menschen, die te Kampen of Amsterdam afgestudeerd zijn.

Daar in het Industrie-gebied, pionierswerk verrichten. Liefst nu hier, dan daar. Overal steekproeven doen....

Over het geval-dr v. Leeuwen.

De „Leeuwarder Kerkbode" vestigt do aandacht op den afloop van de behandeling van de zaak van ilf v. Leeuwen, zoo^als deze behandeling tot nu toe langs den officieelen kerkelijken weg verliep. Op één bizonderheid vestigt dr W. A. v. Es (deputaat ad hoo) in genoemd oiigaan speciaal de aandacht:

Over de bedoelde uitdrukkingen, waarover Dr v. L. zich nader had te verklaren, had de classis Dracht e'n reeds een be sluit genomen in haar vergadering van Januari 1.1. Een daartoe benoemde commissie had op deze vergaderiiig ook uitvoerig rapport gedaan van wat zij te dien aanzien met Dr v. L. had verhandeld. Ook van de wijze, waarop ziJ gepoogd had de nog altijd bij Dr v. L. bestaande bezwaren tegen de dogmatische beslissingen van Assen weg te nemen. Toen Dr v. L. de eerst bij de classis overgelegde bezwaren, ook in brochure-vorm had uitgegeven, heeft de classis op haar vergadering van 1 Febr. LI. besloten eveneens dit rapport der commissie in druk te doen verschijnen. Wat ook geschied is bij den uitgever Westerhuis te Leeuwarden, die eerst dit rapport opnam in de „Leeuwarder Kerkbode", daarna het op kosten van de classis Drachten in brochüre-vorm uitgaf en dit vooral in de classis Drachten verspreiden deed.

Het advies dezer commissie gelijk het in het genoemde rapport is te vinden luidt ten aanzien van de bedoelde uitdrukkingen aldus:

„dat althans de classis in deze nadere verklaring van Dr van Leeuwen zal berusten en besluiten van haar handelingen met Dr van Leeuwen te dezen aanzien aan de Genei'ale Synode rapport te doen, waarbij dan zonder twijfel de Deputaten der Synode op haar verzoek wel voor de uitvoering zullen willen zorgen".

En in overeenstemming met dit advies besloot de classis: „ten aanzien van de in artikel 455c van de Acta der Generale Synode bedoelde uitdrukkingen, in de nadere verklaringen van Dr van Leeuwen te berusten, en te besluiten van de handelingen met Dr van Leeuwen te dien aanzien rapport te doen aan de a.s. Generale Synode".

In dj „Almelosche Kb." zegt ds Milo, die ook lid van de Asser gynode geweest is:

Dankbaar ben ik, dat er een modus gevonden is, waardoor niet ook deze predikant moest worden afgezet.

Over de afzetting van ds Vermaat.

Dezelfde auteur, ds Milo, zegt iu „Almelosche Kb." ook zijn meening over dis Vermaat, wiens procedure in afzetting geiöindigd is:

Om den ernst van overtuiging, die immer dezen predikant sierde en hem op zeer jeugdigen leeftijd zich, tegen het gevoelen van het ouderlijk gezin in, deed aansluiten bij de Gereformeerde Kerk van zijn woonplaats, had ik reeds als gymnasiast grooten eerbied voor hem.

Die eerbied is mij bijgebleven, ondanks de bezwaren van en tegen br. Vermaat, tot op den huldigen dag.

Een door en door eerlijk man, helaas al sterker gekomen onder den invloed van andere, niet-Gereformeerde stroomingen en zelf daardoor minder belijnd en vaag in zijn beschouwingen en wijze van uitdrukken.

Daarom doet het mü te meer leed, dat hij het niet gelaten heeft bij zijn weigering, wat op den duur natuurlijk zóo niet blijven kon, maar zijn bezwaren tegen het classicaal besluit van 9 Februari publiekelijk ter sprake heeft gebracht in „Woord en Geest", ja zich smadelijk uitgelaten over de Geref. Kerken en hare vergaderingen, en zelfs op een het karakter aantastende wijze over personen die in de Classis Bolsward en elders in de Kerken leiding geven.

Op die wijze heeft br. Vermaat zelf zijn zaak verergerd en vertroebeld, en (gelijk het luidt in een bezwaarschi'ift van zijn eigen Kerkeraad die zoo uiterst broederlijk en roijaal met en tegen zijn predikant heeft gehandeld) de klove, die er reeds is tusschen hem en de • Kerk van Makkum ten zeerste verwijd.

Toch is hem de gelegenheid geopend, öm dit, ten deele persoonlijk, incident uit den weg te ruimen en de zaak weer geheel in de zakelijke sfeer te brengen, wat zonder meer door hem is geweigerd.

't Is duidelijk, waar hij bovendien volhardde in zijn weigering om de gevraagde verklaring omtrent de resolution van Assen te onderteekenen, dat de Classis tot afzetting moest komen.

Het werk van dr Onvlee.

In het „Kerkblad der Geref. Kerken in Ned. O.-Indië" wordt gesproken over indrukken van een reis door West-Soemb-a. Ook dr Onvlee komt dg, arbij ter sprake, We lezen;

Naast Ds Krijger wonen in een huis van tijdelijk materiaal Dr Onvlee met vrouw en baby. De heer Onvlee, candidaat in de theologie aan de V. U., en doctor in de Indische letteren aan de Universiteit te Leiden, is de afgevaardigde van het Nederlandsche Bijbelgenootschap. De Regeering, het belang inziende van taaistudie, heeft op onbekrompen wijze door het verleenen van subsidie zijn werkzaamheid mogelijk gemaakt. Het is niet zeker, of Dr Onvlee hier blijft wonen. Op de vergaderingen was er een nota van den Adviseur voor Inlandsche zaken aanwezig, aandringende op een geargumenteerd voorstel omtrent de definitieve plaats van vestiging. Deze zaak kan .echter pas uitgemaakt worden na een dieper onderzoek van de situatie op linguïstisch gebied dan het mogelijk was in het half jaar, dat Dr Onvlee op het eiland is, in te stellen. Van dezen taalgeleerde wordt verwacht, dat hij ' den Ariadnedraad zal vinden, die uit het doolhof van talen en dialecten, die door de 125000 inwoners gesproken worden, zal leiden. De bedoeling is dan één dialect te kiezen, dat als standaardtaal wordt aangenomen, en waarvan allereerst een grammatica en woordenboek zullen saamgesteld moeten worden, terwijl dan daarop een Bijbelsch leesboek en misschien een vertaling van de meest gebruikte Schriftgedeelten (Genesis, Evangelie, enz.) zullen volgen.

Na een korte bes'chrijvinig van de eigenaardige moeilijkheden van het werk, dat aan dr Onvlee is opgedragen, besluit de schrijveir met deze beharCigenswaardige opmerking :

Wij gevoelen van welk ingrijpend belang deze dingen voor de levenstaak van Dr Onvlee zijn. Ik wijs er hier in het Kerkblad op, omdat ook de taalgeleerde aanspraak heeft op de begrijpende belangstelling der gemeente. Het is zooveel gemakkelijker met den „echten" zendeling, die kan vertellen van romantische tochten en aangrijpende bekeeringsgeschiedenissen mee te leven. Men vergeet dan zoo licht het stille geduldswerk van den geleerde, van wiens resultaten, neergelegd in woordenlijsten, enz., men geen kennis kan nemen. Maar toch: als daar een paar wetenschappelijk ontwikkelde jonge menschen zich gaan begraven onder wilden, ten koste allicht van de gezondheid, zoo niet van het leven van zich zelf en de himnen, als ook zij straks het zware offer moeten brengen hun kinderen reeds op jeugdigen leeftijd te moeten afstaan, zie, dan is toch wel het minste dat wij doen kunnen, onze sympathie te toonen, door te trachten hun moeilijkheden te verstaan. Juist nu, staande aan den aanvang van zijn levenstaak, heeft Dr Onvlee het gebed der gemeente zóó noodig, opdat de Heere zelf hem lelde en wijsheid geve. Want éénmaal een foutieve keus gedaan of een verkeerde richting ingeslagen hebben, kan de taak, waaraan hij en zijn vrouw zich met zooveel zelfverloochening gewijd hebben, éen groote levensmislukking worden!

Laat men. ook aan dit werk de herinnering onder ons levenidig houden.

„Zalig gekoer in Gods kerk".

In het blad van ds Kersten („De Saambinder") wordt in ds samenspraak tusschen Bart en Kees bet opschrift van Ps. 56 aldus „vergeestelijkt":

Bart. Jawel, Kees, maar... je moet er maar bij kunnen. Gods lievelingen hebben èn voor roemen èn voor innig klagen, genade noodig.

Er is een psalm, daar staat boven , , liet lied van de stomme duif", aan dat lied heeft Gods volk wel kennis.

Kees. Welke psalm is dat, Bart? Ik , heb nog nooit boven een psalm dat opschrift gelezen.

Bart. Psalm 56. Daar staat boven „Jonath elem rehokim". Dat vertaalt men door „stomme duif in veri-e plaatsen" iOf kortweg j, het lied of de psalm van de stomme duif."

Kees. iVlaar ik wenschte wel zoo'n stomme duif te zijn, als de zanger van dien 56en psalm. Ik meen, dat het jou lieveUngsipsalm is, ik hoor je tenminste nog al eens zingen: „Van je tranen, die de Heere in Zijn flesch vergaart" .en „van je ziel, die de Heere beveiligd heeft vooi den dood" en „van Grods dierbre gunst, die je altoos is bijgebleven." Neen, Bart, ik wou, dat het geestelijke duivenhok maar vol zat met zulke stomme duiven. Wel, oude man, wat zou dat een zalig gekoer zijn in Gods kerk. Ik kep. er wel, die meenen ippperzangmeester te zijn, maar die tegen deze stomme duif niet op kunnen.

Zou de redacteur van dit blad niet eens gebruik maken van wat God in deze dagen aan zijn kerk geeft?

De vertaling van prof. Noordtzij' (om maar bij voor het volk bereikbare lectuur te blijven) vertaalt het opschrift van Ps. 56 aldus:

Op: „da duif dor verre terebinten".

En vooraf wordt opgemerkt:

„Soms geven de opschriften de instrumenten aan, waarmee het lied moet worden begeleid; of ook de melodie, waarop het moet worden gezongen ... Een. aanwijzing van de melodie vinden we waarschijnlijk in... al-j onath-elim (zoo te lezen in plaats van é 1 e m) r e c h o k i m, op de wijze van „de duif dei verre terebinten", waarbij wel herinnerd mag worden aan onze Souterliedekens."

Misschien denkt iemand, dat het overbodig werk is, af en toe', vooral als pendant op wat ds Kersten van anderen verwerpt, dergelijke dingen te signaleeren.

Zulke opmerkingen gaan dan doorgaans uit van de gedachte, dat het publiek, dat „De Saambinder" leest, zoo ongeveer buiten de gewone dagelijksche levenspraktijk staat. Maar dat laatste is juist de vergissing. Er zijn er, die in het gewone leven zich midden onder de menschen bewegen, maax die angstvallig heel hun theologie en stichtelijke lectuur houden buiten elk contact met deu tijd, waarin ze geplaatst zijn. En daarom is het wel goed, te zien, op welke wijze zich dit alles openbaart.

Alliantie van rationalisme en godsdienst door de poëzie.

Een merkwaardig staal van wat in dezen tijd door elkaar geklutst wordt, levert „De Stem", die van den Engelschen schrijver Thomas Hardy een interview met den Franschmati Frederic Lefèvro weergeeft. Daarin treft ons deze passage:

Ik droom mij een alliantie tusschen den godsdienst, ontdaan van alle dogma's — den godsdienst 'die moet behouden blijven, wil de wereld niet vergaan, en het absolute rationalisme waartoe men eveneens moet komen, wil de wereld niet vergaan. Deze alliantie van rationalisme en godsdienst moet geschieden door de poëzie. Men vergeet te veel, dat de poëzie, de zuivere litteratuur en de godsdienst drie verschillende namen zijn voor één en dezelfde zaak. Poëzie, zuivere litteratuur en godsdienst zijn de waarneembare teekens van het meest waarachtige leven van gevoel en geest. En ik stel me gaarne voor, dat deze ondogmatische godsdienst, waardoor van de wereld nog gered kan worden wa: t ervan te redden is, — voor zijn meditaties en zijn gezangen een toevlucht vinden zal in de kerken van nu.

Als dit bi-uUoftslied ter oere van het huwelijk tusschen godsdienst en rationalisme eens uit de verte werd nagevolgd door een calvinist en dan nog wel eerst behoorlijk vertaald in de sprake van Calvijn, er zou een hoongelach of wraakgeschrei opgaan; zooals trouwens allang tegen ons vernomen is. Maar de geschiedenis keert altijd woer terug tot haar verlaten wegen.-En dan te bedenken, dat de calvinist zóó iets nooit in zijn hoofd gehaald lieoft, noch ook ooit in zijn hoofd halen kan, zonder verbeurd verklaring van iil zijn geestelijke goederen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS'SCHODW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's