GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

De synode; algemeene indruk.

Over de generale synode van Groningen komen de kritieken en vertoogen los. Uit de bladen, die onder mijn bereik komen, geef ik citaten.

Ds Kunst spreekt in „Geldersche Kb." een-woord van verdediging tegen het verwijt van conservatisme :

Reeds nu is tot de Synode van Groningen liet verwijt gericht.dat zij conservatief zou zijn.

Wanneer dit als vervrijt u wordt tegengeworpen, dan bedoelt men dat gij conservatief zijt in den verkeerden zin van liet woord.

Met een conservatisme dat niet conserveert maar versteenen doet en ten slotte versterven.

Dit verwijt is geheel onverdiend.

Trouw aan de aloude waarheden is geen conservatisme.

Behoedzaamheid in gevallen waarin de weg, door Gods Woord aangewezen, nog niet geheel duidelijk onderscheiden wordt, mag evenmin als conservatisme worden gebrandmerkt.

De Kerk des Heeren is geen proefveld waarop met alerlei zaad en verschilende gewassen naar de beste uitkomsten wordt gezocht.

Amandi oordeelt in „Westlandsche Kb." als volgt:

De Leeuwarder Synode (1920) stond in het teeken van „Vooruit". Dat was de vooruitstrevende Synode. Toen kwam Utreclit. Dat werd de r e m m ende Synode. Ik vrees, dat Groningen den toenaam gaat verdienen van de uitstellende Synode.

Even later lezen we van Amandi:

Verder gaan we daarop thans niet in. De Synode zit nog. De naam, die haar toekomt, staat dus nog niet definitief vast.

Alleen, dit meenen we wel nu reeds te mogen zeggen, dat „uitstellen" van de beslissing in zaken als bovengenoemd niet de rust bevordert, maar veeleer de spanning verhoogt.

Deze groote vraag komt meer en meer naaf voren: gaan we retireeren of gaan we avaneeeren. Van de 'beantwoording dier vraag hangt de groei en bloei van • ons kerkelijk leven af.

Prof. Bouwman meent in „De Bazuin":

Ook al dacht men niet altijd gelijk, geen enkele wanklank werd gehoord. De oude klanken en leuzen, uitgedrukt door de letters A en B, werden in het geheel niet vernomen. Er lieerschte een andere leuze: Wij moeten als een man in 'slleeren kracht vooruit om voor de gemeente en voor elkander het goede te zoeken.

En van dr Kaajan (, ', ütr. Kb."j is deze algemeene indrk van de debatten: -

In elk geval, er was een coalitie van opiniën en het debat, dat tal van uren van den kostbaren Synodetijd in beslag nam, was hoogst interessant. Wel kwam de vraag bij mij op, of de Synode soms 'niet in een soort conferentie ontaardde. De Synode blijve een vergadering, waar Kerken door hare afgevaardigden de din­ gen, die voorkomen, onder de leiding des Geestes tot een decisie brengen.

Dit wat het algemeene betreft.'

De synode; „uitbouw" der belijdenis; motor en rem.

Van al de détailpunten, 'die in beliaaideling kwamen, heeft de kwestie van de z.g. „uitbouw" der belijdenis niet alleen tijdens de synode dé meeste tongen; maar ook daarna de meeste pennen losgemaat. , - 'if^ik

Veel indruk heeft blijkbaar gemaakt hei - Beeld van Prof. Bërkhoff uit Amerika, over motor en rem; in veel persorganen komt het terug. Ds Miedema geeft in „Gron. Kb." het gesprokene aldus weer:

Amerika had dezelfde vragen maar gebruikte een treffende beeldspraak om te waarschuwen. De automobiel, het Amerikaansche vervoermiddel, was 't onderwerp van die beeldspraak. De auto moet een goede motor hebben, die vooruit streeft. Maar de auto moet ook remmen hebben. Want o, een auto zonder rem is zoo'n gevaarlijk ding. Alleen progressie zonder conservatisme is--zoo gevaarlijk, evenals ook conservatisme zonder progressie de dood is.

Er zijn er, die door dieze beeldspiraa'k tot rust gebracht zijn. Zij vjijzen er opi, dat een stem uit Amerika toch voor ons van groote waarde is. Zoo zegt ds Gispen van Groningen in „De Bazuin":

Een beroep op het buitenland is voor niet weinigen het eind van alle tegenspraak. En nu trof het mij zoo, dat waar een deel onzer Synodeleden zoo bitter teleurgesteld was, de buitenlanders eerlijk verklaarden, dat hun teleurstelling niet zoo bijzonder groot was. De Amerikaan sprak dat uit in het mooie beeld, dat een automobiel zonder motor niets was, maar zonder remmen een zeer gevaarlijk vervoermiddel moest genoemd. • ; ^ - i-M' ' r'-zi-r^i^'if^i-i-i^i^

Vol vertrouwen wacht, , ds-Gispen '^dan ook de toekomst af:

Alleen hoop ik, dat onder ons goed verstaan wordt de noodzakelijkheid èn van een motor èn van de remmen. Een belijdenisschrift is nu eenkeer wat anders als een wetenschappelijk referaat of een meer gemoedelijk aangelegd krantenartikel, terwijl toch ook nooit OJD alle vragen in zulk een belijdenisschrift een antwoord kan worden gegeven.

Anderen echter voelen zich minder voldaan. Dr Kaajan zegt, in „Utr. Kb.", sprekende over de deputaten, die hadden gepleit vóór 1 o si a ting van het plan tot uitbouw der belijdenis:

Professor Berkhof vroeg zich af, of de tijd voor den belijdenis-uitbouw wel rijp is. En ge kunt begrijpen, dat heeren deputaten zich plotseling aan dezen man uit Amerika vastklemden. Amerika hief waarschuwend den vinger op. Let wel: Amerika, het vooruitstrevend Amerika. Men vergat wel 'n beetje, dat professor Berkhof niet heel Amerika vertegenwoordigde en slechts de doorsnee-meening van zijn Kerk vertolkte. Ook is het een vraag, of de Christian Reformed Church wel zulk een vooruitstrevende Kerk in Amerika is.

Naar m^ijn overtuiging is het beeld van motor en rem altijd sprekend en juist bij autoi's e.d. Doch het is de vraag, op welk terrein er mee gewerkt moet worden. In ieder geval verlangt men toch wel eens den motor te hooren aanslaan. Remmen worden altijd AANGEBRACHT vóórdat de motor in werking treedt, maar pas GEBRUIKT, als hij eenmaal op gang gebracht i s. Niemand nu zal zeggen, dat de remmenbouw onder ons niet uitstekend is verzorgd: het woord „deputaten" ligt ons op den mond bestorven en comnpiissie-benoomingen gaan ons even gemakkelijk af als een ochtendgroet. Daar wordt toch wel zoo'n heel klein beetje geremd; om nog te zwijgen van de bezonkenheid, die daar ligt in de idee eens rappoTts, alsmede eens rapports-over-een-rappo-rt. Aangebracht zijn de remmen wel; maar gebruiken geschiedt in den regel, nadat men op gang gekomen is. En dat was het nu juist, wat ontbrak...

Overigens, beeldspraak is beeldspraak; en prof. Bërkhoff heeft nog meer gezegd.

"Wie de kerkelijke pers volgt, ontmoet de blijken van groote belangstelling voor dit onderwerp en zijn behandeling ter synode. Overheerschend is het gevoel van vreugde, dat er tenminste nog een mogelijkheid overblijft, om iets van de Leeuwarder plannen ten uitvoer te leggen.

Zoo schrijft dr Kaajan in „Utr. Kb.":

De in 1920 benoemde deputaten voor den belijdenisuitbouw wilden het bijltje neerleggen. Of, zooal» professor Hepp zoo teekenaohtig zei, deputaten zaten nu in den electriceerstoel en smeekten: „Synode, druk als 't u blieft op het knopje en dan hoe gauwer hoe liever".

Heeren deputaten schenen plotseling door een vlaag van melancholie en droef pessimisme overvallen en in hun diepe neerslachtigheid poogden ze ook de handen der Synode-leden slap te maken. Professor Hepp vergeleek de deputaten voor den uitbouw bij défaitisten. Gelukkig, in de Synode zelf reageerde men sterk op den somJaeren toon, die uit den deputaten-kring oprees.

Ds K. V. Anken spreekt zich in „Delftsche Kb." aldus uit:

Gelukkig heeft de Synode het maar niet geslikt. De oppositie was krachtig en 't slot van een zeer geanimeerde discussie is geweest, dat opnieuw de commissie de zaak zal overwegen. En „hoop doet leven".

Want al ligt er waarheid m het zeggen van één der voorstanders van het rapport, dat onze menschen eerst maar eens moeten leeren wat zij hebben en al moest toegestemd, dat bij velen, die roepen om uitbouw de onküude in onze belijdenisschriften buitengewoon groot is, nochtans zijn liet niet alleen z.g. jongeren die om uitbouw roepen. Daar zijn ook ouderen, ervaren in d« Schriften en ervaren in de geestelijke stroomingen van onzen tijd, die begeeren dat er op de een of andere wijze wat gedaan worde. '.ï'..,

Prof. Bouwman is ook met de definitieve beslis'-"-i • sing tevreden ; '.M'; , „pe Bazuin" lezen we:

Met het debat over den uitbouw is in elk geval bereikt, dat eeiie ernstige waarschuwing is uitgegaan te-, gen een oppervlakkige verwachting, dat uitbouw der belijdenis en eene oplossing van de moeilijkheden daaraan verbonden een gemakkelijke taak is. De belijdenis is geen theologische verhandeling, maar zij dient uit te drukken het geloof der gemeente, wat de gemeente belijdt op 'grond van Gods Woord. Wanneer de belijdenis meer zou uitspreken dan wat voor hare zaligheid en voor de handhaving der waarheid Gods noodig is, zou, dit kunnen leiden tot versteening der leer.

Maar tevens mogen wij zeggen, dat onze kerken niet gestrand zijn op de klip van een valsch conservatisme, en hebben de deputaten, die een opdracht ontvingen, de sterke begeerte der synode gevoeld dat zij met moed en kracht op den ingeslagen weg zullen voortgaan.

Ook ds Broekstra blijkt in „Leidsche Kb." daiikbaar voor de oppositie tegen het voorstel der, deputaten, om alles bij het oude te laten:

Naar mijn bescheiden meening had de oppositie , 't aan 't rechte eind. We moeten vooruit. En er zijn zaken, die om oplossing roepen. Ik noem b.v. maar de kwestie der inspiratie, 't Wordt hoog tijd, dat hier eens klaar en duidelijk wordt uitgesproken wat wij.belijden .. en willen.

In de _„Geref. Kerkbode van Amsterdam-Zuid” (Geref. Kerk) schrijft E. o.m.:

Het moet ons van het hart, dat we een oogenblik versteld stonden. En, slechts zeer aarzelend spreken we het uit, de gedachte^rees: hebben deze deputaten wel geheel en al zich ingedacht in den ernst der verwachtingen, die blijkens officieele stukken onze Kerken in dezen koesterden, en in de ernstige beteekenis van het (materieel) negatief advies, dat ze uitbrachten?

Er leefde, er leeft, sinds 1920, in de Gereformeerde Kerken een steeds sterker 'geworden, en sterker wordende overtuiging, dat op het punt der belijdenisformuleering in onze Kerken iets, iets belangrijks, gebeuren moet, en ook te gebeuren stond.

De in de acta van 1920 opgenomen officieele openingsrede noemde de voorstellen inzake Confessie en Liturgie, den hoofdschotel; en sprak van de zoo gewichtige materie, waarvoor ernstige studie en wel overwogen voorbereiding noodig zouden zijn.

Terwijl voor bijna alle, tenminste voor verreweg de meeste, beslissingen dier Synode, de acta-formule is: „aldus wordt besloten", of, nog eenvoudiger, „gelijk besloten wordt", onderstreept art. 40 der acta van 1920 als 't ware de welbewustheid omtrent het belangrijke • van dezen hoofdschotel uitdrukkelijk door de exceptioneele bijvoeging: „na ernstige besprekin g".

De Synode van 1920 had, zoo zegt de slotrede, zelf met nadruk uitgesproken, dat wij ook als Gereformeerde Kerken behoefte hebben aan een immer beter verstaan en beamen van de waarheid. Die slotrede roept ook de Gemeente op tot veel gebeds, dat een wei-overwogen uitbouw der Belijdenis als een zegen haar worde geschonken.

Zoo was 'de stemming en de overtuiging in 1920.

Na 1920 is bij ons weten niets van officieel kerkelijke zijde gezegd, dat ook maar eenigszins op een verandering hieromtrent duidde. De Synode van 1923 'had de opdracht van 1920 niet opgeheven; integendeel, door continueering van het deputaatsohap en door de van allen kant als noodzakelijk erkende toemeting van meer tijd, was 'de opdracht eerder nog meer solide gemaakt.

En ook na 1923 is, meenen we, van geen enkele zijde gezegd: de „uitbouw" is overbodig, of niet-jdoenlijk. Wij hebben ook in 1926 noor niemand hooren beweren, dat de toepassing der Belijdenis op het bekende geval van dat jaar het groote werk, dat in gang was 'gezet, overbodig had gemaakt. Integendeel, vrij wat andere meeningen werden geuit. De een betreurde, dat de buitengewone Synode van Assen zooveel kostelijke en kostbare energie en tijd had onttrokken aan de besdhikking der mannen, die met het groote werk bezig waren. De ander wees direkt na Assen op het gevaar van uitputting en prikkelde tot doorzetting ter bereiking van het mooie doel. Ja, de schrijver van het kerkelijk overzicht 1926 in het Jaarboek beweerde zelfs, dat velen op een voorkomen van het proces-Geelkerken door tijdige voorlichting der oommissie van uitbouw hadden gehoopt (o. i. een ongegronde hoop, overigens). ; -'*vSi-? .'!.M

Werkelijk, het feit kan men, dunkt ons, niet öütÏBënf '\ iien, 'dat de overgroote meerderiheid der medelevende leden onzer Kerken vastelfjk vertrouwden, een iiositief resultaat van de studie en overwegingen der deputaten te zullen zien. En ook, dat die leden onzer Kerken, bij het volkomen zwijgen der deputaten over de richting, die deze arbeid nam, vóór en na 1923, redelijk recht hadden in hun vertrouwen op een positief resultaat.

Volledigheidshalve worde hior verwezen naar wat ds Rullmann opnierkt in het zooe-ven bedoelde kerkelijk overzicht. Na herinnerd te hebben aan de op'eenvolgende gevallen van dr H. Jansen, ds J. .B. Netelenbos, dr J. G. Geelkerken, zegt ds Rullmann in het „JaarTjoek 'der Geref.' Kerken" 1927:

Intusschen had Dr H. H. Kuyper reeds in „De He-' raut" van Februari 1920, óók met het oog op bedenkelijke verschijnselen van verslappin-g en verzwakking der belijdenis onder de jongere generatie onzer 'predikanten, aangedrongen op uitbreiding en aanvulling van de Belijdenisschriften in verband met hedendaagsche • ketterijen. De kerk van Amsterdam-Zuid (Overtoom) liwam op de classicale vergadering van 10 Maart 1920 ook mei voorstellen dienaangaande. Naar aanleiding van • die voorstellen werd ter kerkeraadsvergadering van Amsterdam een neven-voorstel geboren, dat het geestelijke kind van Ds J. C. Sikkel was, om, met'algeheele en ongewijzigde handhaving van de Drie For-

mulieren van Eenigheid, de noodige stappen te doen, die zouden leiden tot nadere formuleering van hetgeen de Gereformeerde kerken in Nederland, mede tegenover opgekomen dwalingen, zeer bepaald ook tegen-. over de Ethische Richting, naar den Woorde Gods belijden, onder meer omtrent de Heilige Schrift als het Woord Gods en haar ingeving van den Heiligen Geest; omtrent den Zoon van God als den Christus der Schriften; omtrent de verlossing die in Christus Jezus is; omtrent het verband en de verhouding der bijzondere en der algemeene genaide Gods; omtrent de Kerk des Hee-> ren in 'haar eenheid en in haar meer of minder zuivere formation; omtrent de eenigheid en de volstrektheid der Christelijke religie; en voorts ook omtrent de ver-• houding tusschen de Kerk des Heeren en de Overheid; en omtrent de anti-christelijke beginselen, welke thans j, .-pp het gebied van het maatschappelijke leven aan de orde-zijn.

Dit voorstel-Sikkel, door de Particuliere Synode van .; Noord-Holland overgenomen, vond ook verder zóó '' groeten ingang bij de kerken, dat bijna alle Particuliere Synodes er adhaesie aan betuigden. Het kwam met dat - yan Amsterdam-Zuid op de Generale Synode te Leeuwarden.

En vervolgens, na herinnering aan het telkens 'verleende uitstel:

En zoo kwam de Synode in 1926 te Assen bijeen zonder het gewenschte ontwerp. Deze uitgestelde hoop krenkte het hart van velen, die wensohten, dat het smartelijke proces-Geelkerken door tijdige voorlichting der oommissie van uitbouw had mogen voorkomen worden.

Indien wij de rhethoöe^ wilden volgen van zeke-: ren kring, die haast geen enk'el strijdpunt bespreken kan, zonder zich te beroepen opi pafticluliere uitlatingen van voorgangers, wier mond voor altijd gesloten is, dan , zou over het veirband tusschen wijlen ds J. C. Sikkel en de id'ee der uitbreiding vaii de confessie .meer te zeggen zijn, dat het pleit voor voortgaanden arbeid in dezen kwamen veirsterken. We zullen dit laten rusten, maar berinneren wèl aan wat hier door ds Rullmann uit publieke ^nergaderingen in herinnering gebracht is. Ook zoo spreekt do stem v: an ds Sikkel nog duidelijk.

Ook do „Geref. Kerkh. van Amsterdam-Zuid", .zooeven genoemd, meent, dat ide remmen wel degelijk normaal functioneerden, en dat daarom eerder de motor moiet ziagekeken worden:

Inderdaad, wanneer de stemming onzer Kerken inzake belijdenis-uitbouw toenmaals (in Leeuwarden, K. S.) te enthousiast-voortvarend mag zijn geweest, dan heeft toch in allen gevalle de drang tot kalme zelfbeheersohing waarlijk niet ontbroken. Trouwens, dat is ook wel te vermoeden, als we ons herinneren, dat in de Commissie van Voorbereiding zaten o.a., om alleen de beide heengeganen te noemen, Prof. Bavinck en Dr de Moor!

Dat er niet langer mag wo«detn uitgesteld', meent vfïle auteur stellig:

Zijn de bewijzen niét voor het grijpen, dat de behoefte van dezen tiJd roept om nauwkeuriger formuleering van b.v. het Gereformeerd gevoelen omtrent de inspiratie en autoriteit van de H. Schrift? Is de ethi-, sche dwaling tegenwoordig niet nog meer gevaarlijk dan in 1920? Is de invloed van ethische en andere nietof antigereformeerde elementen in onze rijen minder te vreezen en te bestrijden dan in 1920? Zijn de stemmen, die in onze studentenwereld, in onze onderwijzerskringen 'klinken, geheel zonder gevaarlijken ondertoon?

Grelijk ook dr Kaajan oordeelt:

Deputaten mogen niet als Issphaschar biJ de pakken gaan neerzitten. We kunnen en we mogen ons niet van Leeuwarden geheel los maken. Leeuwarden mikte hoog, maar het ideaal blijve wenken. Natuurlijk is er nu na zeven jaren meer bezonnenheid. En dat is goed ook. Maar men make met, den belijdenis-uitbouw een aanvang.

Van de twee stroomingën, dfe ter synode zich „aanvankelijk afteekenden, geeft ds Miediema deze •iorte saamvatting 'der opinies (in „Gron. Kb."):

Moet dan niet, zoo werd gevraagd, nu al meer dan drie eeuwen voorbijgingen sedert de Gereformeerde kerken zich in belijdenis uitspraken, moet 'dan niet tegenover de dwalingen in allerlei nieuwe vorm en gestalte de kerk haar getuigenis stellen? Is er dan geen toeneming en verdieping en verrijking van inzicht gekomen? Is dan alleen 'de belijdenis van voor driehonderd jaar genoegzaam?

Maar immers, zoo werd ook daartegenover opgemerkt, de waarheid wisselt niet met de tijden en de oude taal en vorm in woord en zinsbouw van onzen tijd overzetten, doet heel het karakter van die belijdenisschriften veranderen. Bovendien elke keer maar weer nieuwe belij'denissen te willen vastlegen doet juist het gevaar vali de doode orthodoxie opkomen. Juist het gevaar van het Farizeïsme, dat ook in allerlei gebod en regel het leven insnoerde en masz regelde en zoodoende juist Ihet strakke, stijve conservatisme in de hand werkte.

En Marnix merkt, in terugslag op wat beide groepen zeiden, op (in betzelfde blad):

Over gelijk of ongelijk valt ook niet te praten. B e i-d e partijen — als ik hier nu eens van partijen spreken mag — hadden gelijk. En daarom kwam de Synode ten slotte ook tot een uitspraak, die door allen kon worden aanvaard.

Ds Gispen van Scheveningea, al schreef hij, voor-'dat de 'definitieve beslissing bekend geworden was, an over den afloop niet tevreden zijn, gezien wat hij opmerkt in „Scheven. Kb.": •

Waarom heeft de praeadviseerende commissie te Groningen de Synode niet geadviseerd uit te spreken, dat, waar ie commissie voor den „Uitbouw" ingebreke was gebleken en haar rapport, dat zeker de overweging waardig was, niet gezonden 'had aan de kerken, de Synode alsnog haar opdroeg, haar rapport aan de kerken toe te zenden om 'dan 'op de volgende Synode eene beslissing te nemen?

Dat schijnt ons de goede weg toe. Laat de Synode eerst hooren wat 't gevoelen der kerken is over 't rapport van de „uitbouw-commissie".

Laten toch 'de kerken in hare mindere en meerdere vergaderingen zich daarover eerst uitspreken.

Overigens acht ds Oisp'on het niet juist, van „u i t-bouw" der belijdenis te spreken:

Eene belijdenis is todh niet een huis of een winkel. Die zijn uit te bouwen. En dan staat een uitbouw niet altijd fraai, al tradht men bij een gebouw 'de „uitbouw" : zooveel mogelijk in den stijl aan te passen bij het bestaande. Men kan van een „Belij'denis" eene nadere verklaring geven, haar aanvullen, haar op 't een of an-'dere punt herzien. Maar 'hoe men van „uitbouw" yan eene belijdenis kan spreken, is ons nooit duidelijk geweest.

Met 'den wensch, dien in „'Geref. Kb. van A.msterdam-Zuid" toor E. uitgesproken is, besluiten we O'Us overzicht te dezer zake:

Zou bij voorkomende volgende gelegenheden een dergelijk rapport, dat zoo'n belangrijke opdracht plotseling zoo grondig schijnt te doen „termineeren", niet een beetje eerder kunnen worden gepuibliceerd?

We gaven voor eenigen tijd uiting aan de ergernis, die we gevoelden, toen van zekere problematieke zijde, ten aanzien van 'deze „uitbouw"-deputaten een soort van aansporings'zweepslag werd „voorbehouden". We vonden het kortweg onbehoorlijk, dat er sprake van zou kunnen ziJn, alsof de m'oeizame arbeid van deze zwaar belaste en door allerlei omstandig'beden gehandicapte werkers onder den 'dwang van bestelling-opkorte-fermijn zou moeten plaats hebben.

Maar dan moge thans ook gehoord worden onze vraag: is, ter voorkoming van neerdrukkende teleurstellingen in onze Kerken niet een weg te vinden, waarlangs althans éénige kennisneming omtrent den stand van zaken bij deputaatschappen met zoo belangrijten arbeid mogelijk is — althans, wanneer het zichtbare resultaat van dien arbeid zóó verrassend zal worden als thans het geval is geweest.

Hef raport inzake stemrecht der vrouw — en de synode.

Hiervan leest men nog niet veel. Ds v. Anken zegt in „Delftscbe Kb.":

Met 'groot genoegen heb ik ook gelezen dat 't rapport vrouwenkiesrecht niet door de Synode is aanvaard. Want 'de behandeling op de verschillende classes en particuliere Synodes heeft wel bewezen, dat d i t rapport zeer onvoldaan liet en do zaak niet in principiëelen zin besliste. Vragen die 'bij de belhandeling opkwamen, zijn door de Synode aan de commissie opnieuw meegegeven .... wij zullen ej: later meer van hooren. Wanneer?

„Synodale nootjes".

Ds D. v, an Dijk geeft in „'Gron. Kb." e'Ukele „synodale nootjes". Uit zijn schaialtje pikken we er weer enkele:

Ik zou niet graag allen den kost willen geven, die de vijf artikelen tegen de Remonstranten niet kennen. Dan zou ik vandaag nog failliet verklaard worden.

(Ds Schouten.)

„Zij weten er niets van."

(Als instemming met 't voorgaande. Prof. Lindeboom.)

Wij zijn niet achteruit gegaan, wanneer wij nu tot de erkentenis ikomen dat wiJ niet kunnen doen, wat wij in Leeuwarden ons hadden voorgenomen, maar vooruit.

Als iemand ziet dat een ander zijn huis mooi meubileert en 'hij zegt: „Zoo wil ik het ook hebben"; maar later ziet 'hij, dat zijn beurs niet toelaat zijn huis zoo in te richten, dan is het geen achteruitgang als hij erkent: „ik lieb te hoog gegrepen", maar vooruitgang.

(Ds Schouten.)

Wat wij noodig hebben om te komen tot uitbouw onzer belijdenis, dat is bewogenheid en bezonk e nh e i d.

Nu is er wel 'de bewogenheid, maar de b e-z o n k 6 n h e i d ontbreekt.

(Oud. Mr van Beeck Calkoen.)

Daar kan voor onze kerken ook weer aanhreken een wintertijd. En met het oog op den, wintertijd moeten wij binnenhalen (vastleggen in de 'belij'denis) wat er nu in de studie der theologie in onze kerken is gerijpt.

(Prol. Hepp.)

Assen en Groningen en dr Stegenga.

In het „Predikbeurtenhlad" zegt dr^P, _ - Ste'genga Azn in zijn Kroniek:

De generale synode 'der Gereformeerde Kerken vergadert weer in alle eer en deugd. Nu niet in het beruchte Assen, maar thans in Groningen. Het schijnt, •dat de invloed van dat nuchtere land ook kalmeerend op de gereformeerde broederen werkt. Ik lees altlhans in een verslag: „Op een bezwaarsöhrift van Ph. B. te Koog 'aan de Zaan, tegen de beslissing van Koog Zaandijk inzake een klacht over prediking, werd besloten onder meer te antwoorden, dat het niet op 'den weg der synode ligt, allerlei vragen, die naar aanleiding van gehoorde predikaties en van een uitgetrokken rapport opkomen, te beantwoorden". Als mijn vriend Geelkerken dit leest, zal hij wel .zeggen: „Hè? " En verleden jaar 'dan? En als broeder Marinus dit leest, zal hij wel denken: „'k Ben nog net vóór de bui binen geweesit, de kans is nu, verkeken".

De synode wordt nu blijkbaar toch door schade en schande wijs. Maar ik zeg: Och, was deze beslissing niet in Groningen, maar in Assen gevallen!

Inderdaad, in alle eer en deugd. Als dr Stegenga het nu voortaan ook tot eer en deugd gaat rekenenom te begrijpen, waar het O'ver gaat met betrekking tot de kerken, die de zijne niet zijn, zal het O'ok hem goed gaan. Er is in gereformeerd kerkrecht verschil tusschen de „zaak" van een do'minee', die zonder eenig argument en zonder dat de kerkelijke weg is gevolgd, zoo maar eens in besp-reking gebracht wordt, '6n iden vriend van dr StegC'nga, wien de classis eerst beÈandeM heeft naar den wil van dr Stegenga, toien zij n.l. de zaak terugwees naar den' kerkeraad, ma.ar die zelf gewild heeft, dat men in ho-ogster instantie de consequenties van zijn uitlatingen onder de oo-gen zou zien, en die het, psychologisch moment— naar het höet — voorbij liet gaan, toen het er was êp. mogelijkheden opende, 'die naar 'den wil van dr Stegenga zouden zijn geweest. Overigens is de „schade en schand©" niet in elks oog aanwezig, daar waar dr S. ze ziet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1927

De Reformatie | 8 Pagina's