GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr Kaajan over de exegese van prof. Visscher.

Evenals door vele anderen, ook door mij, geschied is, toont dr Kaajan in „Utr. Kb." ten volle te waardeeren, dat het boek van prof. Visscher over Het Paradijsprobleem een ondubbelzinnige veroordeehng is van wat in den kring van dr Geelkerken zooal beweerd werd. .Jlet verschillende citaten laat dr Kaajan hierop het volle licht vallen. Toch heeft ook dr Kaajan zijn bezwaren. ^Xe lezen in het laatste nr.: .

Professor H. Visscher heeft de Synode van Assen < > r een grief van gemaakt, dat zij aangaande het eigenlijke Paradijsprobleem geen exegese heeft gegeven. Gelukkig, dal Assen dit niet deed. Indien de Asser Synode eens dezelfde exegese over de slang en haar spreken gegeven had als Professor 11. "Visscher dit gedaan heeft in zijn laatste werk, dan zou de ellende in onze Kerken niet te overzien zijn geweest. AsSen heeft slechts de.lijnen aangegeven waar binnen iedere exegese van Genesis 2 en 3 /.icli heeft te bewegen. Assen heeft bij d i t beginsel van juiste Schriftverklaring de wacht betrokken, dat in een zuiver historische mededeeling van feiten in dit geval de beide Paradijsboomen en de slang en haar spreken nimmer mogen worden weggeëxetfetiseerd. Assen heeft verklaard, dat een symbolische, eon allegorische ea een mythologische opvatting van de Paradijsgeschiedenis^ in strijd komt met de klaarblijkelijke bedoeling van het Woord Gods. Onze Gereformeerde Kerken hebben het volste recht van haar ambtsdragers te eischen, dat zij zich bij • den uitleg van Genesis 2 en 3 aan de te Assen uitgestippelde richtlijnen zullen hca-idcn.

„De lijn der vaderen" in het lezen der bladen en anderszins.

In „Fraternitas" schrijft P. K. (afdeeling N.D.D.D.): Nu wil ik iets over een nieuwe enquête schrijven. Maar , eerst enkele opmerkingen:

lü. "Wanneer van ons geldt wat de Heer Colijn eens in R'dam zeide: „Het zijn nog jongens", dan geldt dat in nog sterker mate van de aangekomen eroenen, die dan als babies gequalificeerd kunnen.'

2o. Deze enquête is ingesteld onder de groenen •van dit jaar. Omdat de slachtoffers rustig den tijd moeten hebben, om eenigSzins beti-ou'wfiakr resuitaat te verkrijgen, is de vragenlijst niet aan allen voorgelegd kunnen worden.

3o. Niemand werd gedwongen tot beantwoorden. Vandaar dat sommigen vragen onbeantwoord lieten of een ? zetten.

Voor mij liggen 17 antwoorden; 12 van Theologen, 3 van Rechten en 2 van Letterenstuds.

Na enkele inleidende vragen over groentijd, kaal hoofd en derg. onderwerpen (Het meerendeel vindt de groentijd leerzaam en nuttig!!) de vraag: Bioscoopbezoeker? Eén is het geregeld, tien komen er nooit en zes zoo nu en dan eens, bijv. bij een verfilmd boek.

Na enkele vragen over dans en schouwburg, die 'k maar oversla omdat daarin weinig afwijking van het oude spoor is te ontdekken, komt de vraag:2 X kerken op Zondag? Eén vernleet zich: én keer, da's genoeg! (14 twee keer; 3 één keer). Toevallig kwam 't gesprek bij een van de laatstgenoemde 3 op 'Schriftkennis.

En 't is goed, dat we dergelijke dingen eens schrijven, al wil dat allerminst zeggen, dat ze gebruikt moeten om de leuze: „Zoo zijn ze!" te versterken: Zoo zijn er! Excuse me, 't was maar een groen.

Vraag: Wie was de eerste Richter?

Antwoord: Simson, meneer!

Later: Wie stelden onzen Catechismus op?

Antwoord: Petrus Dathenus en Ursinus Olevianus! .(...das Lied von der Glock!)

Maar om tot de enquête terug te keeren:

Ben je Anti-revolutionair?

15 waren het, naar ze beweerden, al had een enkele nog wol eens gravamina ten opzichte van de toepassing der beginselen. l

Het meest verwonderd heb ik gestaan, toen ik later de antwoorden op deze vraag vergeleek: Waarom lees je den Bijbel? HoeVel enkele antwoorden heel mooi waren, verbiedt hun karakter publicatie.

Maar twee antwoordden, dat de Bijbel, omdat ze Gods Woord is, lezing en bestudeering vraagt. De Iheesten betrokken hem op 't persoonlijk geloofsleven: primaire geloofsbron; oplossing van moeilijkheden, sterking religieus leven e.d. Zelfs één: het leerzaamst boek.

Dan: de pers (dankbaar onderwerp tegenwoordig): Een bonte menigte. 9 lazen alleen de Standa.a.rd' (waaronder een , , de Standaart"!). Twee Standaard - |-Rotterdammer, één las alleen de Rotterdammer; twee: Standaard - f Handelsblad; twee: Standaard - f-N.R.C, en één de Conrant en 't Nieuws v. d. Dag. ,

Do lijn der vaderen is nog wel te ontdekken. Als kerkelijk blad ontbrak do Wachter. Eén Bazuin werd op 't kerkelijk erf gestoken. Aan Heraut en Reformatie geen gebrek. Woord en Geest vond weinig aftrek. Eén kende alleen het Noord-Hollandsch Kerkblad.

We zullen maar niet vechten over den term „babies". Maar de vaders en moeders van de babies vallen toch mee voor wie, ik zeg niet mijn smaak, doch mijn overtuiiging deelt.

„Wat is dat: iets deen voor een ander"?

Ds Buskes schrijft in „Woord en Geest" in betrekking tot de N(ed.) C(lhr.) S(tud.)^ V(er.):

Ds C. Lindeboom en 'Ds K. Dijk, Ds B. v. Schelven en de synode van Leeuwarden.. . zij hebben hun bezwaren tegen de N. C. S. V. Het is wel! Maar wat hebben zij gedaan en wat doen zij voor de studentenwereld van Nederland? Die studentenwereld heeft God noodig! AVat doen de'mannen van Assen, die zoo fel tegen de N. C. S. V. ageeren, op een .andere en een iietere len een meer christelijke wijze voor onze studenten? Kerk en wereld! Kerk en Koninkrijk! Parel en zuurdeesem! Wat doen zij voor de vragende en aoefcende studentenwereld?

Dit is weer een fraai staal van de nederigheid van den kring, die dit blad bezorgt. Eerst heeft een kleine minderheid getracht de meerderheid te bezweren: die en die moet ge niet hebben. Zijn ze dan genoeg met overmoedige woorden van afwijzing overladen, dan vraagt men van den kant dierzelfde menschen: hebben ze ooit iets voor ons.gedaan?

En dan vooral: wat is dat: voor de studenten iets doen? Zoo gemakkelijk valt dat niet te cm-sohrijven.-Ik voor mij geloof b.v., dat ds Buskes (niet door zijn persoon, maar door zijn overtuiging en zijn propaganda) de studentenwereld veel kwaad heeft gedaan. Toch heeft hij heel veel „ervoor gedaan"; dit is zonder' ironie gezegd. Natuurlijk gelooft ds Buskes 'het eerste van die twee dingen evenzeer van mij. We komen — en dat wil ik alleen maar zeggen — met die vraag niet verder. Eerst moet ik weten: wat is den studenten wezenlijk goed? Er zijn er onder de hier met name genoemden, die voor de studentenwereld veel en veel meer gedaan hebben dan ds Buskes of ik (want men moet het „werken voor de studentenwereld als-t-u-blieft niet beperken tot een bijeenkomst op de hei, een spreekavond, of een clirb-diswijzen er op — ook in „de studentenwereld" gelukkig puirt). En voorts — als ds Bustes de „mannen van Assen" zelfs van die werkzaamheden zich ziet onttrekken, dan past maar één antwoord: uw memorie schiet te kort; uw bril is nog beslagen.

Langzamerhand komt — de laatste gebeurtenissen wijzen er ook in de studentenwereld gelukkig op — een beter inzicht aan het woord. Zelfs dergelijke uitlatingen van zekeren taaien cluibgeest, die het schisma heeft uitgebroed, en die ziclh ernstig wijs maakte, dat het heusch zoo is, kunnen de genezing niet meer tegenhouden. De terreur van een minderheid — aldus een schrijver in „Fraternitas" — houdt in de studentenwereld niet altijd stand.

Ik heb het hier niet tegen eenigen persoon, doch des te erger tegen eenigen „geest".

'•^^Mi' • Leer en leven.

In een bespreking van een geschrift, dat hier niet ver-117 der ter zake doet (en waarin veel goeds staal) zegt ds D. Hoek in „'tN.-H. Kbl":

Of om een ander beeld K gebruikeai: hij werkt met onjuiste contrasten. Ik bedoel dit: de schrijver zoekt een tegenstelling tusschen zuiverheid van leer en „toegepast Christendom". Tusschen twee haakjes: ik houd niet van dien term. Wat beteekent hij? Is er ook e; en niet toegèp.ast Christendom?

Als uw Christen-zijn niet in uw werken uitkomt, zijl ge geen Chi'isten.

Maar de aanklacht is in haar algemeanheid niet waar. Ervaring leert, dat waar de waarheid oprecht beleden wordt, daar wordt ook de ware godzaligheid gevonden. En slapheid in de leer gaat zeer dikwijls gepaard met afzakken naar de wereld.

Een 'tegenstelling tan er nooit zijn inderdaad tusschen „zuiveribeid van leer" en „toegepast christendom". Het zoeken der zuivere leer is zelf een toepasing van den eisch, dien het christendom aan ons leven stelt. Onachtzaam'heid in de leer is een zonde tegen het leven. Het kennen van God, en het wi Hen kennen van zijn waarheid, het indenken daarvan, is z ij n gebod. Dogmatische mniden zijn tenslotte a 11 ij d óók ethische. Het Barthiaansche toornen of het semi-Barthiaansche (men moet Barth bewaren voor zijn karikaturen) gescheld op het „platte vlak" (b.v. in een anti-Assen meeting) is een bewijs van verslapping in het leven; want men kreunt wei over de onmogelijkheid om Gods waarheid in het „platte vlak" van ons menschelijk denken onder te 'brengen, doch beperkt z i c h tot de waarheid die men dan abusievelijk ziet opgaan in dogmatiek, confessie, synodaal decreet. Terwyl men voor het gemak heenloopt over de vraag, hoe fmon dan Gods geboden in ons „platte vlak" zal brengen tot openbaring en niet vervallen tot dwaasheid? "Wie op die manier afgeeft op het dorsten naar de leer, die moet zichzelf en anderen ook de illusie afnemen, dat 'hij iets beteekenen kan voor het christelijk leven.

'Men moet soms zeer wringen, om aan die in het oog springende waarheid zijn eigen bewustzijn te onttrekken.

Deze opmerking richt zich niet tegen den schrijver van het boven aangeduide geschrift, doch is in het algemeen bedoeld, naar aanleiding van en in aansluiting aan wat ds Hoek zeide.

Leer en leven, dogma en ethiek (hiermee hangt voor veler besef ook samen: terkinstituut en koninkrijk Gods, en dat moet ook samenhangen met die andere onderscheidingen, als men het „platte vlak" aldus ter sprake brengen wil), — ze worden soms alleen door al te groote gedachtenlkronikels kunstmatig gescheiden.

Wie zijn leer „in de crisis" brengt, vanwege de groote 'vroomheid, brengt ook de normen voor zijn „1 e-V e n" „in de crisis"; hoe moet het nu met zijn vroomheid?

Wie de kerk — als „instituut" — in de crisis brengtj doet het evenzeer met het koninkrijk Gods. Wat is dat.' Hoe grijp ik het?

Dogmatische inzinking heeft altijd ook voor de e t h i e k verwoestende en nivelleerende beteekenis. Tegenover Karl Barth heeft iemand nog niet zoo lang geleden gehandhaafd, dat men b.v. Paulus niet recht verstaat of doet verstaan, wanneer men, ook in het vraagstuk van pHcht en gehoorzaamheid, zeg voor mijn part: gereformeerde) zede, volstaat met den oproep: n de crisis 'brengen ! Mag men, zoo zegt deze auteur ^) mag men Barth gelooven, dan zou de vermaning, die Paulus tot de christenen richt, erop uitloopen, dat men den mensch almaardoor overtuigen wil van zijn o n g e n o e g-z a a m h e i d; en daarmede uit. Alle zedelijk handelen 'ZOU dan voor Paulus' 'besef slechts een , demonstratie" wezen; en het eenige, wat daarin dan wer-" kélijk z e d e 1 ij k g o e d is, is dan gelegen in de „Verneinung", de negatie, het neen-zeggen, de „overwinning van den mensch". Maar — zoo veiwolgt deze schrijver — deze opvatting gaat meer terug op Sören Kierkegaard (en dien dan nog gelezen door de bril van Barth), dan op Paulus. Laat het waar zijn, dat Paulus in 1 Gorinthe 4:4 diep doordrongen is van de onvolkomenheid van alle menschelijke daden en werken; het is toch even stellig waar, dat .: ij het niet op een bloote „demonstratie", maar op een ernstige vervulling van het gebod laat aankomen. Barth kan zijn opvatting slechts als de door de Schrift geëischte voorstellen en propageeren, door Paulus' gedachten geweld aan te doen, zoo zegt deze auteur. En dan neemt hü een voorbeeld, dat inderdaad typeerend heeten kan. Barth verwondert zich over „de raadselachtige nadrukkelijkheid", waarmee Paulus in 2 Cor. 8 en volgende hoofdstukken de collecte voor de gemeente in Jeruzalem bespreekt. Een verwondering, die op Barths standpunt te begrijpen is; want dat de apostel voor een kerkje in Jeruzalem, nog wel als synodaal te boek staand, met zooveel aandrang geld, offerande vraagt, moet wel vreemd klin'ken in de ooren van Barth, die het kerkelijk instituut het menschelijke in de kerk acht, en er geen 'beteren naam voor weet dan „de kerk van Ezau". En dan lost Barth de moeilijkheid op, door de bewering, dat Paulus in Rom. 12:18 zich nauwelijks interesseert voor doel en . i n h o u d van 'de gevorderde handeling (zie inderdaad Römerbrief, 1924, hl. 443).

Dus: zoo besluit de schrijver, dus zou, als Barth gelijk had, Paulus zich zoo goed als niet interesseeren voor den anaterieelen inhoud van een zaak, waaraan hij in 2 Gorinthe 8 en vervolgens 2 krachtig sprekende hoofdstukken wijdt en waarop hij ook elders meermalen zinspeelt? Het is niet te aanvaarden, 'dat zóó Paulus recht verstaan wordt. Eerder blijkt ook uit deze nadruk-

kelijke aanbeveling der collecte, dat hij een zedelijke handeling niet losmaakt van doelstelling en inhoud, m. a. w. dat niet „liet brengen in de crisis", een disputaibelstellen van wat als geoorloofde doelstelling op zichzelf erkend bleef, altijd en uitsluitend goed is, maar wel degelijk het najagen van een doel, dat eenmaal als goed gold en als zoodanig zijn erkenning houdt.

Dit is maar een illustratie; maar ze loont, hoe moeilijk het is, in één zelfde meeting te kermen over de ongenoegzaamheid van het „platte vlak" van ons redelijk denken en te zeggen: daar en daar ligt de wereldgelijkvormdgheid, en hier en hier moet ge de resultaten van uw coUectereizen voor een kerkelijk instituut deponeeren.

Als ik weten wil, w a t wereldgelijkvormigheid is, en waar ik tot Gods eer mijn collecte-bijdragen deponeeren moet, dan moet ik erg veel te doen hebben met hen, die in mijn platte vlak en in het hunne de waarheid hebben veroverd in duren strijd.

Wie dat platte vlak uitscheldt, moest maar liever geen geld van mij vragen voor zijn nieuwe kerk, noch „grenzen maken". Hij kon mij beter verlof geven naar huis te gaan.

Dit is maar een verzuchting. Maar die hoor ik wel" meer tegenwoordig.

Over Rusland; kunst en kerkbouw.

Hier volgen twee knipsels uit „Het Handelsblad". In Rusland komt men niet tot een eigen kunst:

Ook op literair gebied* is de poging, eien zuiver proletarische kunst te scheppen, mislukt. Hier geven de bolsjewistische theoretici zich echter nog niet •gewonnen. Zij wijzen alle zuiveire kunst van de band. Ondei leiding van Boecharin en Loenatsjarsky zijn reeds herhaaldelijk vasie formules uitgewerkt, welke aangevon in welke mate de aesthetica vermengd moiet worden met de Idasse-ideologio of proletarische wereldbeschouwing om een voor de bolsjewiki .aaninemelijken liberairen vorm te verkrijgen. Daar het tielkens blijkt, dat die formules leemten vertoonsn, worden zij nu en dan herzien. Den laatsten tijd is lOr eein opstandige geest in de sovjet-schrijvers gevaren ©n zij weigeren vaak, zich te nauw aan de voorschriften van de bolsjewistischs lieiders te houden. Bovendien is het natuurlijk op literair gebied uiterst moedhjk vast te stellein, in hoeverre de formules toegepast worden.

Reeds tien jaar lang b'achten de bolsjewiki ten slotte werkelijke volksfeesten te organiseeren. Elk jaar voor 1 Mei worden vergaderingen georganiseerd, redevo.erinigen gehouden, voorstellen gedaan, maar tot nu toe hebban de theoretici nog niets bedacht. Het lawaai-orfcest, bestaande uit ratels, trommels, fluitjes e.d. „muziek-instrumenten", waarbij' de speleïs vrijwel in bet geheel geen vooropleiding noodig hebben, voldoet bij de optochten oot weinig; de massa geeft ' noig steeds de voorkeur aan gewone orkesten. De „symfonie van fabriek s Hui ten" Averkt te vermoeiend. Jilaar in den allerlaatsten tijd wondt in Rusland veel gesproken over de coördinatie van alie geluiden op elke fabriek in zoodanige mate, dat er een symfonie zou Vicrkreigen worden, welke geleid zou kunneai worden door dem. directeur van die onderneming!

Maar de kerk? Men leze:

Be „Komsomoljskaja Prawda'' deelt mede, dat de kerldjouw in Rusland steeds toeneemt. Niet alleen „Nepmannen" en boeren bouwen nieuwe kerken^ maar ook arbeiders, zelfs bolsjewistische proletariërs. Zoo bijv. zijn in het laatste jaar keirken gebo.uwd: een door de arbeiders van de fabriek „De Communistische Voorhoede" in het gouvernement Wladimir; een .door de arbeiders van de fabriek „De Roode October" in het gouviernement Penza; .een door de ai-heiders van „Jartsewskaja Manufactuxa" in het gouvernement Smoleaisk enz. enz. Zelfs te Moskou wordien nieuwe kerken gebouwd; ook synagogen in de omstreken van deze stad. Volgens de berekeningen van de „Komsomoljskaja Prawda" zijn er nu in Rusland ten minste' 400.000 bedehuizen in gebruik. Het aantal priesters e.d. wordt geschat op 500.000. Indien elk banner per maand • 60 roebel verbruikt, hetgeen natuurlijk ©erdier te weinig dan te veel is, dan beteekent het, idat de bevolldng ten minste een kwart milliard per jaar aan de Kerk afstaat, merkt deze communist op.


1) Karl Holl, ürchristentum ünd Religionsgeschichte, S. 36 (lOes Hett. vaii: Studiën des apologetisohen Seminars in Wemingerode) Gütersloh, B.ertelsmann, 1925.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1928

De Reformatie | 6 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1928

De Reformatie | 6 Pagina's