GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de jongste pauselijke encycliek. ')

Paus Pius XI heeft 6 Januari 1928 zijn „encycliek over het bevorderen der ware godsdiensteenheid" gegeven. Een vertaling vonden we in „D© Tijd". Het stuk is natuurlijk door en door roomsch, Maar het heeft in zijn teekening van bestaande toestanden, met name van de valsche synthesebeweging, veel te zeggen, dat ook ons toespreekt. Het kerkbegrip van Rome is - als 't erop aankomt - wel de grootste fout van de Roomsche kerk; maar precies hetzelfde moet men vaak zeggen van de leiders van de valsche synthesch beweging dezer tijden. Hun kerkbegrip deugt aan den anderen kant ook al niet; het ondeugdelijke daarvan demonstreert zich - merkwaardig genoeg - in de g e 1 ij k t ij d i g h e i d van de begeerte tot eenheid op n i e t - k e r k e 1 ij k e basis èn de gemalikelijkheid van hun scheuring van k e r k e 1 ij k e gemeenschap. De encycliek van Pius XI zegt o.m. over hen:

Intusschen —-sommigen laten zich door zekeren valschen schijn van het goede misleiden zoodra het betreft het bevorderen der eenheid onder alle Christenen. Is liet niet — zoio hoort men gewoonlijk redeneeren — passend, ja zelfs een plicht voor allen, die den naam van Christen dragen, zich te ointhaaden van onderling gekibbel en moeten zij met elkaar tenslotte niet in liefde zijn verbonden? En zou iemand dan durven zeggen, dat hij Christus liefheeft, indien hij niet met al zijn 'kracht ervoor ijverde om Christus' verlangen in vervulling te doen gaan, dat verlangen waarmede Hij den Vader vroeg dat Zijne leerlingen één zouden zijn? En heeft diezelfde Christus zijn leerlingen niet daaraan kenbaar willen maken en hen daardoor van de anderen willen onderscheiden dat zij elkaar zouden liefhebben: „hieraan zullen allen erkennen dat gij Mijne leerlingen zijt, indien gij liefde hebt voor elkander? " Och, zoo roepen zij uit, mochten toch alle Christenen één zijn; dan Z'O'uderi zij veel meer vermogen om de pest te bestrijden der goddeloosheid die dagelijks meer en meer om zich heen grijpt en het Evangelie tracht te ondermijnen. Deze en dergelijke dingen betoogen op hoogen toon de/ulken die zich „pan-Christenen" noemen en bun getal is inplaats van zeer gering, integendeel zóó groot, dat het geheele groepen geworden zijn, wijd verspreide Vereenigingen, aan het hoofd waarvan onkatholieken staan van allerlei godsdienstige richting. En deze actie wordt zóó krachtig gedreven, dat tal van personen zich er door aangelokt gevoelen en dat zelfs verscheidene katholieken zich laten vangen door de hoop aldus een eenheid te verkrijgen die met het verlangen van hunne Moeder de Heilige Kerk schijnt te strooken, daar deze immers van oudsher niets anders gedaan heeft dan de dwalende kinderen in hare schoot terugroepen en terugvoeren. Doch onder de verlokking en de misleiding van deze taal ligt een zeer ernstige dwaling verscholen waardoor de grondslagen van het katholieke geloof geheel worden uiteengerukt.

Over het „kerkbegrip", dat deze beweging mogelijk maakt, lezen we:

Zij verstaan onder een zichtbare of waarneembare Kerk niets anders dan een Bond van verschillende christen-genootschappen, ofschoon die allerlei dikwijls met elkaar strijdige leerstellingen aanhangen. Christus heeft echter zijn Kerk gesticht als een volmaakte maatschappij. Van nature uiterlijk waarneembaar voor de zinnen.

Even later:

Hun meening is namelijk, dat de eenheid van geloof en gezag — die het kenteeken van de ware en ééne Kerk van Christus is — vroeger bijna nooit bestaan heeft en ook nu niet bestaat, en dat zij wel gewenscht is en misschien door de neiging van den wil van alle geloovigen ooit bereikt kan worden, maar dat zij intusschen louter als 'n ideaal moet worden opgevat. Verder, dat de Kerk in zich, of krachtens haar natuur, in deelen verdeeld is, dat wil zeggen, dat zij uit zeer vele kerken of aparte gemeenten bestaat, die, tot nog toe gescheiden, wel enkele punten in hun leer gemeen hebben, maar in de overige verschillen; dan, dat elk dezer volkomen gelijke rechten heeft en dat de Kerk hoogstens van den tijd der Apostelen tot de eerste Oecumenische Concilies eenig en één geweest is. Men moet dus, — zoo zeggen ze —, de strijdpunten of zeer oude meeningsverschillen, die het christendom tot op dezen dag verdeelen, voorbijgaan en ter zijde leggen, en dan over de overige geloofspunten een algemeenen regel vormen en voorstellen. In het belijden van dit geloof echter zullen allen niet zoozeer weten als wel gevoelen, dat zij broeders zijn, en de veelvuldige kerken of gemeenschappen zullen, wanneel ze door een dergelijke algemeene overeenkomst verbonden zijn, eindelijk in zulk een toestand verkeeren, dat zij krachtig en succesvol weerstand kunnen bieden aan de vorderingen van het ongeloof.

Over hun dogmatisch indifferentisme (dat met zeer vele en zeer uiteenloopiende redeneeringen zich als ernstig bedoeld aantoonen wil) zegt de paus:

Hierin wijken ook zij van den rechten weg af, dio meenen, dat de waarheid wel op de wereld bewaard is en bestaat, maar dat men deze met zoo moeitevollen arbeid en zoo langdurige studie en discussie moet zoeken, dat voor het vinden en verwerven er van het leven des menschen nauwelijks voldoende is: alsof de allergenadigste God door de

propheten en Zijn Eeniggeborenc hierom gesproken heeft, dat slechts weinigen, en dan nog slechts van hoogen leeftijd, geheel zouden leeren wat Hij door hen geopenbaard had, maar allerminst om 'n geloofsen zedenleer voor te schrijven, waardoor de mensch in , zjjn geheele aardsche loopbaan geleid wordt.

Maar nu — de liefde? Ze hebben het immers altijd over de liefde? Nuchter en waar zegt de paus: de „liefde" kan nooit tot nadeel strekken van het „geloof":

Het moge wel den. schijn hebben, dat de z.g. „panohristenen", wier streven erop gericht is de kerken tot eenheid te brengen, het nobele doel nastreven de liefde onder alle Christenen aan te wakkeren: maar, hoe is het mogelijk, dat de liefde tot nadeel züu strekken aan het geloof? Johannes zelf, de apostel der liefde, die in zijn evangelie als het ware de geheimen van Jezus' Allerheiligst Hart openbaar gemaakt heeft, placht zijn leerlingen onophoudelijk te herinneren aan het nieuwe gebod: „Bemint elkander"; maar aan niemand voorzeker is het onbekend, dat hij volstrekt verbood omgang te onderhouden met degenen, die Christus' leer niet in haar geheel en onvervalscht beleden: „Indien iemand tot u komt, en deze leer niet medebrengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: „Wees gegroet!" Wijl derhalve de liefde op het ongerepte en zuivere geloof, als op haar fundament gegrondvest is, moeten ook Christus' leerlingen door de eenheid van geloof, als door een blijvenden band onderling verbonden zijn. Hoe is het dus mogelijk 'n soort van Verbond van Christenen uit te denken, van zulk 'n karakter, dat degenen, die er toe behooren, al aanstonds Avaar het gaat over het voorwerp van het geloof hun eigen .zienswijze en meening blijven volgen: al zijn deze ook met de opvattingen der overigen in tegenspraak?

En hoe zullen, vragen Wiji, tot een en hetzelfde verbond van gelüovigen behooren menschen, wier meeningen lijnrecht tegenover elkander staan?

Hierop volgt dan een vermaning om goed roomsch te blijven; een vermaning, die ons natuurlijk, gelijk zoo heel veel meer in deze encyciliek, tegenover zich stelt. Maar toch is het goed, deze dingen te overwegen, niet omdat de paus ze zegt, maar omdat ze waar zijn in hun teekening van een synthesebeweging, die veelszins prijsgeeft hot kerkbegrip en de dogmatische èn confessioneele goederen.

Terecht zegt dan dr A. Kuyper in „Geref. Kb. van Rotterdam" over deze encyciliek:

Het was wel te verwachten dat als de Paus van Rome zich over de eenheid der kerk zou uitlaten, hij het doen zou zooals hij het deed. Het is het eeuwenoude Roomsche standpunt, dat alleen de Roomsohe kerk de ware en de zaligmakende kerk is. Alle anderen zijn afvallig en moeten terugkeeren in den moederschoot der Roomsche kerk.

Voor wat gezegd wordt in verband met het relativisme kan ook een Protestant er zijn goede winst mee doen.

Even later:

Vergete men niet dat de eenheid der kerk er i s en bestaat. Maar die eenheid is voorwerp des geloofs. Wij gel o o ven een heilige, algemeene (^bristelijke kerk. Die eenheid wordt niet gezien maar gelooid. En de fout van Rome is, dat het die eenheid in de zichtbare, geïnstitueerde kerk zoekt en stelt.

En die eenheid zal wel eens komen, maar niet in deze bedeeling. Dat wacht tot den Jongsten Dag.

En juist, omdat de eenheid der kerk er i s, en een geloofsstuk js, juist daarom mag men zijn kerkbegrip niet uitwerken naar de bestaande toestanden, niet verzwakken, om met zijn tijd of zijn ervaring of zijn brave bedoelingen vrede te sluiten, doch moet men zijn definitie van de kerk vinden uit het geopenbaarde woord en dat woord onverzwakt handhaven. Over heel de linie (d.w.z. niet alleen inzake Schrift, Christus, maar OOK inzake de kerk) moet men het wagen met , , ergernis" en „dwaasheid". Een kerkbegrip, waaruit de „ergernis" en de „dwaasheid" weggewerkt zijn, is tenslotte product van ongeloof. Het moet bij ons nooit passen; ook ons kerkbegrip niet. Het artikel over de kerk behoort ook tot de g e I o o f s s t u k k e n. En die het luidste komen aandragen met de paradoix in het geloof, zijn er het eerst vaak aan toe, om alles, wat „ongerijmd" is, uit hun kerkbegrip weg te werken. M.i. openbaart de vervolghistorie van het jongste kerkelijk conflict minstens evenzeer een afwijking in de leer omtrent de kerk, als zijn aanvang veroorzaakt werd door een onjuiste S chrif tbeschouwing. Het eerste vooral niet minder dan het tweede.

Synthese in Nederland.

Na deze stemmen uit China-) — waar de orthodoxen de moidernen isoleeren, lees ik nog eens over wat dr K. Dijk schreef in „Geref. Kb. v. Den Haag", in verband met de conferentie op* Hardenbroek, waar ds Buskes spreken zal, naast prof. Aalders van 'Groningen en prof. de Graaf van Leiden:

II), die eerste plaats is ieder van ons afgegaan op d-e publicatie, die ik im haar geheel heb opgenomen, em waarin niet alleen gezegd wordt, dat men de verschilpunten niet wil uitvlakken, maar ook de grenzen niet wil verscherpen. En daartegen gaat eerst ons bezwaar. Tusschen orthodoxie en vrijzinnigheid kunnen de grenzen niet scherp genoeg getrokken worden. Ons scheidt een wereld. Er gaapt een diepe klove, en... men komt toch niet samen in één conferentie, waaiin men mot elkaar zal spreken over: „Ons leven miet God", en over den geestelijken achtergrond van het jeugdwerk, om die diepe, onoverbrugbiare klov-e op dan voorgrond te stellen. In de tweede plaats worden in de publicatie vragen gesteld als: waar de versriiillen liggen lusschen de ..beide v6re©nigin, gen? of het noodiger is, de verschillen dan wel de oenheid te zoeken? — en moeten die vragen nog gesteld worden? Zijn dit voor positieve christenen, zijn dit voor belijders van de gereformeerde waarhieid nog vragen? Is het nog noodzakelijk, daf een moderoe spreekt over: Tegenover elkaar of naast elkaaj'? Wanneer men op deze wijze zulke vragen gaat stellen beweegt men zich reeds in de lijn der syathese. Voorts wil. ik ©r op wijzen, idat dit niet eien vergadering is van wetenschappelijke mannen, die elkaar academisch beslrijden, maar ©en sa'iienkomsf ook voor studenten, en welken droeven invloed moei dit oefenen op de jonge harten! In de vierde plaats is 't mij een raadsel, dat onze menschen er in kunnen toestemmen, dat hiervoor de dag des Meeren gebruikt wordt, — len eindelijk gaat het hier niet over ©en vergadering, waarin Ds Buskes optreedt om te getuigen, maar over een gemaenschappeüjke conferentie van de beide organisaties, waarin gemeenscJiappelijk wordt gebeden en gesproken over God.

Ik denk er niet aan de goede bedoelingen van Ds B. te ontkennen, maar ons bezwaai" gaat tegen het gemeenschappelijke. We zouden er immers niet aan denken om als geiieformeerde Jeugdorganisa'ies samen, en dan op Zondag, te confereeren met de socialistische en religieus-socialislische jeugdbeweging. Ik vermoed, dat wij dan ons vertrouwen in eens Ivwijt waren.

En ik denk ook aan wat ds C. Lindeboom opmerkt in „N, - H. Kbl.":

Welnu, er is reeds in de , , Amst. Kerkbode" op gewezen, dat hel woord „christen", voorafgegaan door het pnedicaat , .vrijziniug", van zijn historische beteekenis ontdaan, ontzield is. Mij dunkt, de zaaik is toch niet zoo onduidelijk. De N. C. S. V. wil „hare leden helpen om ellkaar te versterken in het geloof in Jezus Christus als Heiland en Heer", belijdt dus — als ik goed lees — Zijne G-odheid. De Vrijzhuiigen erkennen Jezus Christus niet voior Ciods Zoon in Schriftuurlijken zin. Wat staat er nu op Hardenbroek te gebeuren? Dat zij', die de Godheid va, n Christus belijden èn zij die deze loochenen, als chrisienen, als christen-studenten, samen ééne vergadering houden, samen bidden en danken, samen zingen, samen een groot gedeelte van den dag des Heeren doorbrengen. Is dat geen verbroedering? Zeker, Prof. Aalder^ en Ds Buskes zullen - ik heb 't geen oogenblik in twijfel getrokken - wel een principieel getuigenis geven. Maar lean dit op studenten, vooral op jonge studenten nog den indruk maken van een diepgaand alles-beheerschend verschil met de vrijzinnigen, waar men saam' is in een sfeer, die imrners geestelijk zooveel .gemeenschappelijks biedt? ..Meent , Ds Biiskes, dat bij zooveel gemeenschapp(jlijks dé tegenstelling, het absolute der tegenstelling-, nog zal worden gevoeld? En als dan straks Prof. de Graaf optreedt, verwacht hij dan niet, dat - gezien de formuleering van diens onderwerp - deze hoogleeraar juist allen nadruk zal leggen op wat men gemeenschappelijks heeft? En ducht hij ook daarvan geen verkeerden invloed op jonge menschen? Ik kan 't niet anders zien, maar een samenkomst als te Hardenbroek staat gehouden té worden, lijkt mg èn om principieele, èn om paedagogisoh-practische redenen niet te verdedigen.

„Loochening van den Christus".

Onlangs werd van, orthodoxe zijde in do Herv. Kerk als bezwaar tegen hen, die de godheid van den Christus ontkenden, gespiroken van „loochening van den Christus". Tegen deze karakteristiek werd in het „Algemeen weekblad voor Christendom en Cultuur" dan weer geprotesteerd. Omdat in den kerkelijken strijd veel ellende ontstaat uit verwarring van subject en object, van personen èn zaken, is het goed, te • letten óp een nu weer den anderen kant uitwijzend artikel van 'H. C. J. v. Deelen van Adorp in hetzelfde orgaan, waarin o.m. gezegd wordt tot hen, „die de uitdrukking (loochening van den Christus) zoo-verfoeien":

Hiermede wordt geen beschrijving gegeven van de zielsgesteldheid der „vrijzinnigen", docb ©en macht bedoeld, die alle harten kan aangrijpen, boven-persoonlijk, boven-menschelijk, satanisch. Wanneer er vijandschap bestaat in de wereld tegen de veii'werfcelijking van Gods heilige Liefdewil, dan is de christus-loochening daarvan één aspect. De taal der geloofswetenschap is een gansch andere, dan 'die van den roman, van de courant, van het dagelijksch leven, dat zoo geweldig dooi beiden wordt beheerscht. Maar ; laarom behoeven wij, die in ons leven door het Wooird Gods beheerscht worden, dat een andere wereld openbaart, daar nog niet aan mee te doen. Zijn „ethische" leiders dan ZO'C blind geworden voor de eigen taal des geloofs, dat ze een uitdrukking als , , Christus-loochening" alleen maar psychologisch kunnen verstaao? Hebben we hier niet veeleer de beschrijving van een werkehjkbeid buiten de psychièche wereld, die door het geloof wordt gekend? Het blijkt hier weer, dat de orthodoxie de schatten bezit, hoewel in aarden vaten. Op het laatste den vollen nadruk te leggen, mag niet blind maken voor het eerste. Men geeft nooit ongestraft een kans der oude Dogmatiek prijs. Wie voor de Christusloochening geen plaats meer kan inruimen, zal op den duur ook Christus moeten loslaten. Aan den anderen kant moet het gelaakt worden, dat men van zekere zijde telkens weer klaar staat het onderhavige begrip te misbruiken als wapen in kierkelijk-politieken strijd; dan berooft men dit geloofsgoed eveneens van zijn luister; het wordt zoodoende journalistisch gedégradeerd!

Werd de geestesgesteldheid van hen, die aan de vrijzinnigheid „loochening van den Christus" verweten, in de protest-artikelen genoemd een „Evangelisatie cp zijn smalst", — de auteur van het hier geciteerde artikel zegt, dat men

deze oppositie zou kunnen betitelen als theologie op zijn smalst. Vooral nu in de nieuwere Theologie de kerk weer het geloofsobject wordt, kan men de verwoestende werking juist hier van velerlei vrijzinnige prediking niet onverschillig opnemen. Er is ook een heilige onverdraagzaamheid, een goddelijke antithese!

Het is wei eens goed, dat het geklaag over liefdeloosheid in de scherpie ciritiek van orthodoxe zijde ook hier eens met zulke opmerkingen beantwoord wordt — op déze plaats.

Rectificatie.

Ds D. Pol bericht mij, dat het artikel over de zending in China (zie het nummer van verleden week) niet door hem geschreven was (zooals ik uit zijn naam had afgeleid') doch door hem was geplaatst als een saamvoeging van 3 artikelen ia „De Banier", welk blad dan ook door hem vermeld was. Wij danken hem voior de rectificatie en blijven even goed dankbaar voior zijn werk, dat onze aandacht op deze dingen vestigde. Het arlikel heeft zijn beteekenis ook met het oog op de thans opkomende pogingen, om een Algemeeneii Zendingsraad te zoeken voor Ned. Indië en een Neder] andsche Zendingsraad voor Nederland. Hot gebeurde in China kan ook in dezen roepien lot voorzichtigheid.

„Pniëls" jubileum.

Het feit, dat Dr J. H. Gunning J. H.zn. — aan wiens persoonlijkheid ook wij - gaarne. onze hulde en betuiging van eerbied brengen — 70 jaar geworden is, werd voor het door Dr Gunning geredigeerde weekblad „Pniël" aanleiding tot de uitgave van een „bijzonder hijblad". Hierin schrijft Célestine Oliphant Schoch:

Dr Gunning is een idealist, zegt men! Ja! Goddank dat is hij ook! Een idealist — heeft... een ideaal! Idealisten hebben der wereld enorme diensten J^ewezen! — ten minste, als hun idealen hoogstaand en edel waren en in harmonie met Gods wetten en wenschen en plannen — voor de individus, zoowel als voor de menschheid in het algemeen!

Zoo'n idealist is ©en soort ziener: hij heeft een visioen gehad — en indien hij „feu sacré" in zich draagt dan roept hij, met de profeten, apostelen en zienersaller tijden, de menschheid toe: „Zie — daar hebt gij 't ideaal, — daar moet hot heen; daar zal het hèèn — en dit is de weg om dat ideaal te verwezenhjken!"

hjken!" Dr Gunning's ideaal is saamgevat in die beê: „Heer, Uw koninlvrijk kome" — en „gebaande wegen" lem-aken voor de komst van dat Godsrijk is zijn levensarbeid geweest! „W'èg!" roept hij — „met alles, wal dat komen kan vertragen."

„Welkom! met alles wat kan helpen dat rijk óp Ic bouwen!"

Indien nu ditzelfde ideaal ook erkend wordt als: aanwezig biij hen, die in methode verscliillen van Dr - Gunning, doch hetzelfde zoeken als hij, dan wordt de kring der waardeering nóg grooler en het elkaar begrijpen nóg gemakkelijker.

Petrus Dathenus en ds Kersten,

De kroniek van het „Gerefo'nneerdO' Jongelingsblad" schrijft: "

Eenigen tijd geleden is te Rotterdam een bijzonderelagere school geopend.

Niets bijzonders, zult ge zeggen. En dat is ook zoo. Dit gebeurt wel meer. ,

Maar ditmaal was het toch wél iets bij'zonders, want de school gaat uit van de Oud-Gereform-eerden; (groep-Kersten), en zooals ge weet, waren dezen tot voor enkele jaren vrijwel affceerig van bijzondere Christeüjke scholen.

Een tweede b-ijzonderheid was, dal die school gedoopt werd met den iiaam „Dathenus".

Dit tweede „bijzondere" wordt misschien ook niet terstond door allen doorzien. De meesten dergenen, die enkel lager onderwijs hebben genoten, weten weinig meer van Dalheen, dan dat hij berijmer was van onze Psalmen, aan welke berijming onze vaderen erg gehecht waren, (ondanks vele gebreken), en dat hij ten tijde van Prms Willem I een vooraanstaand man m onze Geref. Kerken was.

De nieuwsgierigheid ook van. hen woidt ecliier geprikkeld door een enkele uitlating van D-i Kersten in diens rede, gesproken bij de openingsplechtigheid.

Hij zette uiteen, waaróm het Bestuur den naam , .Dailienus'' koos, wees opdeactievanDiathoen tegen de politiek van Willem van Oranjeen Lrok een parallel met den huldigen toestand op politiek terrein.

Vervolgens wordt in de kroniek gevraagd, wat het kenmerkende is in het optreden van Petras Dathenus. O.m. lezen we van zijn strijd togen Willem van Oranje, den. Vader des Vaderlands:

Godsdienstvrijheid voor alle gezindten — ook \'oor Roomschen!

Zoo wilde het de Prins.

Niet alzoo Petrus DatheenI

Door zijn langdurig verblijf in de Paltz, waar Kerk en Staat één waren, had hij een geheel onjuiste beschouwing gekregen over de verhouding tusschen Overheid en Kerk.

Zijns inziens moest de Kerk heerschappij voeren over den Staat, en daarom wilde hij niets weten van de voorzichtige staatkunde van Willem I.

In bondgenootschap met den volksmenner Johaa

Uembyse gingen zij te keer tegen, de Roomschen op dezelfdic' wijze als dezea de Proleslaaten Iiadden behandeld.

Beelden en schilderijen uit Roomsche Kerken werden vei'brandj kloosterlingen mishandeld, kerken tot kazernes en paardenstallen gemaakt. Na Greni kwamen andeie dorpen en steden iji Vlaaaderen aan. de bem-t. Kerken en •gestichten werden ook daar geplunderd, (ie geestelijke goederen verkocht. De Roomsche godsdienst werd strengelijk verboden, de Hervormden kregen de alleeniieerschappij.

Oranje ijlde naar Gent, om den dolzimiigen opzet van Datheen en de zijnen zooveel mogelijk te stuiten. Door een muitende, opgezette menigte, werd hij ergerlijk bejegend. Datheen echfjer, beducht voor Oranje's invloed, had zich uit de voeten gemaakt, om straks> als Oranje met veel moeite en diplomatiek talent orde op zaken had gesteld, on naar Noord-Nederlanid was lexuggekeeid. Gent weer op te zoeken, en het spelletje van voren af te beginnen.

Bij tal van predikanten had hij helaas invloed. \'aïi den kansel in Gent en in Brugge werd Oranje als een verrader van den godsdienst, als „de hinkende Prins" aan de minachting van de gemeente blootgesteld. (Ziet ge de overeenkomst tusschen Datheen uit de 16e en Kersten uit de 20ste eeuw? )

Alle • Roomschen kozen mi echter de zijde van i'arm-a, die langzamerhand heel Brabant en Vlaanderen heroverde. Vreeselijk was de wraak van Spanje, zoodai opnieuw duidenden burgers stad en dorp verlieten. 40.000 Antwerpenaren vluchtten naar de Noor-(leUjke Ne der landen. Uit Gent vertrokken 9000 Gereformeerde gezinnen ... Zuid-Nederland was voor de Reformatie verloren.

Dtank zij — — het bedrijf van Datheen.

Ziedaar de tegenstelüng: Oranje verdediger van het stainidpimt , , de Overheid beschermster van de Kerk".

Datheen de man van de Roomsche theorie: de Kerk moet heerschen over den Staat.

Oranje, van wien de lot bezinning gekomen Gereformeerden van Gent later moesten getuigen: „Zijne goedgunstigheid en getrouwheid jegens deze landen is bekend tot den laatsten adem van z, ijn leven; en het is overal bekend, dat alle de verliezen ons overkomen zijn, omdat men zijn raad niet heeft gevolgd."

Datheen, die in zijn later leven onder tranen de merkwaardige verklaring aflegde: „Ik heb vroeger Ie veel de voorbeelden van Gideon, .Tozua en David gebruikt, om den burgeroorlog (tegen Oranje, in Vlaanderen) te verontschuldigen; thans heb ik ingezien, dat zulks niet de ware weg is om den godsdienst voort te planten en onze martelaren anders gehandeld hebben."

En deze Datheen,

die, mensobelijkerwijs gesproken, oorzaak was, dat Vlaanderen en 15rabant voor de Hervorming verloren gingen;

die door zijin Roomsche optreden heeft bewerkt, dat de Repubëek, welke uit den worstelstrijd omkwam, slechts bestond uit zeven der zeventien gewesten, terwijl de kern van den oud-Nederlandschea Staat buitengesloten bleef;

die een zoo „stoeron geest" toonde (volgens Ds Kieirsten), dat hij bij de' komst van Oranje in Gent beenen maakte naar liet buitenland;

die aan het einde van zijn leven tot belijdenis.van schuld is gekomen ...

deze Daüiieen wordt door Ds Kersten ten voorbeeld gesteld aan het tegenwoordige geslacht!

Ik heb slechts iets kunnen na, vertellen uit de interessante, leerzame studie van den heer H. de Wilde , .0m de vrijheid".

Slechts iets over de tegenstelling Oranje-Datheen. De Wilde neemt er nog een derde bij. En dat is Oldenbamevelt.

Want er is drieërlei stelsel inzake den band tusschen Overheid en Kerk:

Ie. het Roomsch-Datheensche, de Overlieid onderworpen aan de Kerk;

2e. het caesaropapistischo van Libertijnen en Remonstranten, de Kerk aan de Overheid onderworpen, waardoor het geeslielijk rijk van Christus een wereld sch rijk en het kerkelijke ambt een politieke bediening wordt;

3e. het Calvinistische, de Overheid beschermster der Kerk.

Vooral ook de tegenstelling tusschen Libertinisme en Calvinisme is schitberend geteekend.

Aan het slot van het artikel lezea we: •

Ds Kieisten treedt op met de pretentie, de consequentie van liet A.-R. beginsel, zooals hij het noemt, aan te durven; verldaart zich voor handhaving van het geheele art. 36 (hoewel hij in de practijk toch zeker het voorbeeld van Datheen en de zijnen te (ient niet zou willen volgen); en scheldt op de A, - R, , zooals Datbeen deed ien opzichte van den Prins, voor , , halvien" ...

En:

Ds Kerster. schneeuwt-onze Geref. vaderen hebben zus gezegd of zoo, en dus .. •

Het komt er echter op aan: op welke Geref. vaderen beroept ge u? Op Datheein en de zijnen? Maar dan hebt ge stellig niet de Schriftuurlijke Ujn te pakken.

Reeds eerder is hier op deze dingen gewezen. Be naam van Willem van Oranje woedt door 'Ds. Korsten vaak gebruikt, 'doch diens werk sterk verloochend. Meer frappante bewijzen van die waarheid ontdekt men doior bestudeering van Groen ^'an Prinsterer's 'handboek der Vaderlandsche G-sschiedenis.

De pastorie van Tienhoven.

Prof. Dr H. H. Kuyper zegt in „De Heraut":

Wat nu deze conclusies zelf aangaat, zoo' verblijden we ons, dat de Officier van Justitie aan de rechtbank in overweging heeft gegeven, over de dogmatische, exegetische en kerkrechteMjfee geschillen, die naar aanleiding van de beslissing der Asser Synode gerezen zijn, geen uitspraak te doen, omdat de rechtbank zich daarmede zou begeven op een terrein, dat niet het haie is. Deze conclusie richtte zich tegen het pleidooi van den advocaat der tegenpartij. Mr van Proosdij, die zich voor deze wereldlijke rechtbank tot tolk maakte van al de grieven die degenen, \velke zich van ons hebben afgescheiden, tegen de Synode van Assen hadden. Terecht heeft onze advocaat. Mr Grosheide, geweigerd op deze beschuldigingen in te gaan, omdat z.i. de rechtbank niet bevoegd was, over deze kerkelijke quaesties uitspraak te do^en. De Officier van .fustitie heeft zich blijkbaar met dit standpunt van onzen advocaat vereanigd.

Toch blijkt ook bij deze procedure weer, hoe moeilijk bet is voor den wereldlijken rechter, die over kerkelijke gedingen uitspraak heeft te doen, een standpunt in te nemen, dat ook naar ons Gereformeerd) kerkrecht juist is. Want wanneer de Officier van van Justitie meent, dat de leden der kerk van Tienhoven, omdat deze kerk meegewerkt heeft aan de samenstelling der Synode, onvoor waardel ij ke gehoorzaamheid aan de uitspraken dezer Synode verschuldigd waren, dan kan dit moeilijk met ons Gereformeerd Kerkrecht in overeenstemming worden gebracht. Onze advocaat Mr Grosheide, — we haasten ons, dit er aan toe te voegen, — hoeft dit argumenlt dan ook niet aangevoerd. Hij heeft er alleen op gewezen, dat D's Smelik van het recht, dat hij volgens de Kerhenorde had, om van bet afzettingsvonnis door de Classis Breukelen uitgesproken, geen gebruik heeft gemaakt, maar eigenmachtig met een deel der kerkeraadsleden zich aan het kerkverband onttrokken heeft, zooal niet door woorden, dan toch door dadien.

Nog enkele stemmen over de synttiese.

In vervolg op wat ik citeerde over de synthesebeweging in de studentenwereld (N. Chr. Stud. Ver. en Vrijzinnige Chr. Stud. B.) geef ik oog twee uitspraken.

Br K. Dijk zegt in „Haagsche Geref. Kb.":

Dezer dagen konden wij bet volgende lezen:

N. G. S. V. en V. C. S. B.

De Ned. Chrirsten Studenten Vereeniging en de Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond, die Zondag 11 en Maandag 12 Februari a.s. op „Hardenbroek" ta Driebergen een gezamenlijke conferentie houden, organiseeren ook in plaatselijke afdeelingen gemeenschappelijke samenkomsten. De afdeeling Leiden der N.C.S.V. heeft samen met den V.C.S.B. tegen Woensdagavond 29 Februari a.s. een Academiepreek georganiseerd, 'te houden door Dr F. W. A. Korf f Jr., Ned. Hervormd predikant te Heemstede; op Woensdagavond 21 Maart wordt een gezamenlijkje Kameravond over de , , "Matthaus-Passion" gehouden; en Woensdagavond 2 Mei, zal, wederom samen met den V.C.S.B., een samenkomst voor een Academiepreek plaats hebben, te houden door Dr L. .1. van Holk, pred. bij de Remonstrantsche Gemeente te 'Utrecht.

Voorts beeft van 16 tot 19 Maart een Hardenbroekcomferentie plaats, waarvoor op het programma staan: een nader te bepalen onderwerp door Prof. Dr Huizinga, van Leiden; , , Hedemdaagscbe Christus-beschouwiriigen", door Ds G. van Duyl, predikant-voorganger bij den Ned. Protsstantehbond te Hilversum; „Arbeid onder de arbeidende jeugd", door Ing. C. D. Grijns; Preek van Ds T. J. Jansen Schoonboven, Ned. Hervormd predikant te Oegstgeest; en „Judas" door Ds H. W. Creutzberg, predikant bij de Vereeniging „Duinoordkerk" te Den Haa, g.

i\Toet aan dit bericht nog iets worden toegevoegd?

N. C. S. V. met Vrijzinnigen samen bij een .^Icademie-preek.

Samten confereerende over Christus' beschouwingen! Hel kwaad vreet door als de kanker.

Ik vertrouw, dat de afd. van de N. C. S. V. onder de studenten aan de Theol. School en aan de V. ü. krachtig zullen protesteeren.

En dan moet men onze waarschuwing niet beantwoorden met opmerkingen als: wat hebben deze bestrijders voor de studenten gedaan? ...

Het lust mij niet, mij op dit punt te laten interviieuwen, of een uitstalling van arbeid te geven.

iMaar wel .wil ik dit zeggen, dat ik liever nimmer iets voor • onze studenten en voor onze jeugd zou gedaan hebben, dan op zulk een wijze heli te leiden in een weg, die niet is naar den eisch van Gods Woord.

En ds H. J. Heida in „Ger. Kbl. v. Vlaardingen en Maassluis":

En middelerwijl ziet men niet, dat bet eigen huis wordt afgebroken.

.Alsof slapheid, beginselloosbeid en qnfcerkelijke vroomheid onze kracht ooit geweest ware, ol ooit zou wezen!

En zoo waar, zulk geschrijf en gepropageer dekt zich dan oog vaak met den naam van Dr Kuyper, terwijl Dr Bavincfc maar zonder eenig bewijs wordt verondersteld, dat hij bet met dergelijke ondermijningsmeüiode's ten volle eens was.

Een vraag, die zeker de moeite der beantwoording waard is, maar die men zich blijkb-aar niet stelt, is d.eze: wanmeer Godsdienstoe'ening wordt gehouden naar modernen trant, is bet dan voor jeugdige. Gereformieeirde belijders geoorloofd, daar mee te bidden, mee te zingen, daar zonder .protest neder te zitten?

Ieder gevoielt, zulk een vermenginig is reeds overigave, capitulatie van het Gereformeerde beginsel.

Het komt hier op neer: 'tis toch dezelfde God, die op verschillende wijze wordt gediend, door de moderne op zijn manier, door den Gereformeerde naar zijn zienswijze!

Laai dan ten slotte elke deelnemer aan deze beweging maar kiezen, wat hij begeert.

Arme studentenbeweging, die zóó wordt geleid!

Arm volk, dat straks door zulke leidslieden Gereformeerde banien moet betreden!

Onwillekeurig heeft zoowel verleden week als thans de persschouw aan .de synthese-beweging een overheerschende plaats ingeruimd. Het is wel noodig ook, geloof ik.


1) Deze copie was reeds verleden week gezet. Het blijkt, ' dat ze ten deele correspondeert met wat verleden week „Kerkelijk: Leven" gaf. Het zetsel is echter reeds klaar.

2) Ook wat I hier volgt, was bestemd voor het nummer van verleden week.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1928

De Reformatie | 8 Pagina's