GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PAASCHFEEST.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAASCHFEEST.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er behoort m O' e d toe, pm elk jaar _ opnieuw Paaschfeest te vieren. Moed is er voo^r noodig, vooral in een tijd als de onze.

We vieren ons Paaschfeest. We spreken van den levenden Christus, vtin de g'emeente des ; |l-ev6: ias, van de levende kracht van het Evangelie, van een volk, dat dood was, maar levend geworden is. En wanneer de menschen dan vra.' gen: maar waar is dan nu de openbaring van dat leven? Waar is uw bruisende kracht, waar is uw frissche groei, waar is uw lev ens vrucht? — och, 'dan zuchten we wel eens, maar dan zeggen .we weer.: en tóch zijn we de gemeente des levens, het volk des levens.

Is het dan niet waar, dat ons leven veelal zoo slapi, en dat onze levenseenheid veelszins verbrokkeld is? Is het niet waar, dat er van „Leven" zoo weinig kan worden gesproken, ' wijl allerlei menschen het „dood in zonden en misdaden" beleven — beleven óók allereerst vaak o'p , zul'k een wijze, dat ze zich geven met veel energie aan dat leven, dat wel van deze aarde is, dat ook wel „leven" heet^ maar dat met Paaschfeest niet van doen heeft, en waaruit het Leven mist ? Moet er ook onder christenen niet worden geklaagd over wereldgelijkvormigheid ? Waar is dan het feest m è t en het feest ö m den levenden Christus ?

Eischt het geen moed om dan toch maar weer Paaschfeest te gaan vieren?

Wat is dat volk des levens, dat zoo. feestelijk saamkomt op den lichtenden Paascihmorgen, in de werkelijke wereld van eiken dag? Wat blijk't ©r in ons leven van, dat we gelooven in den levenden Christus? Nemen we misschien ook slechts een houding aan? En dan niets meer dan een houding? Als het waar is, wat we op. Paaschfeest belijden, dan moet er toch iets van te zien zijn, dat we kinderen van Paaschfeest zijn.

Hebben we dan to.^^^y^^, ^; ^@ini Paasoh feest te vieren? ^^^^^««.«i, - ;

Ja, dit is 't wonderlijke: er is nood, omdat we Paaschfeest niet zien. Dat beneemt ons den moed. En dus zijn we moed-loos, en in nood. En clie Qocd drijft ons wèg uit het leven dat we zien. En die nood geeft ons den prikkel zoodat ons geloof werkzaam wordt. En o.ns geloof gaat hopen — en zoo grijpen we moed, ja zoo grijp.en we tóch moed om Paaschfeest te vieren, om den levenden Christus weer j; e zoeken.

En zoo worden we m o e d i g, omdat we vaak zoo moed-loos zijn.

- Zoo móeten we recht op 't liciht afgaan, omdat WO de duisternis zoo sterk om ons henen merken. En loch, dat we weten, dat het duister duister IS, is dat al niet iets van het licht?

En — dat we weten, dat we moedeloos zouden kunnen worden, omdat niet is, wat zijn moest, IS dat al niet iets van den mo-ed des geloofs ?

Er behoort moed toe, om elk jaar opnieuw Paaschfeest te vieren. Maar zóó gezien behoort er om goed Paaschfeest te vieren, om werkelijk ge­ dreven te worden tot den levenden Christus, in de eerste plaats moed-loosheid toe..

En aan die moed-loosheid is het allereerst gebrek.

Onze „wereld, onze tijd viert dik^Lerf zooi slecht Paaschfeest omdat ZO'O weinig eigen armoede gekend wordt. Er is een sterke spanning in de ^richting van al datgene, wat men zijn rijkdom waant. Als een besmettelijk kwaad kleeft dat den mensch van onzen tijd aan.

En op velerlei wijze uit zich dat kwaad.

Gebrek aan armoede-besef is evenwel steeds oorzaak, dat we den levenden , Christus iets onthouden va.n wat Hem toekomt; is steeds oorzaak, dat het feestelijke uit ons Paaschfeest wegblijft.

Nu kan men op meer dan ééne wijze t e moedig zijn, of, wilt ge 't. anders, men kan op méér dan één'manier té rijk zijn en te weinig z.ijb armoede en moed-loosheid verstaan en beleven.

We kunnen te rijk zijn, omdat we niet weten van onze armoede.

We kunnen ook te rijk zijn, omdat we denk'en, dat we zoo best weten van onze armoede.

We. kunnen te rijk zijli^; _; ; .^dat we wereldgelijb'vermig zijn. B'Si'M-

We kunnen ook te rijk zijn, omdat we denkbn, dat wij ZO'O best het euvel van de wereldgelijkvormigheid bekampen.

Steeds weer wanneer we rechtuit op' Paaschfeest aanloopen, zijn wij de menschen, die dat Paaschfeest niet vieren kunnen, zoo 't behoort.

Want de weg naar 't Paaschfeest loopt langs —, neen, loopt dwars door den Goeden Vrijdag heen. En alleen wie met Christus dien dag doorwOTsteld 'heeft, kan ook met hem 'de vreugde van het Paaschfeest vinden.

Maar op Goeden Vrijdag zinkt onze moed weg. Dan worden wij met Christus ééne planting in de gelijkmaking Zijns doods. Dan zijn wij niet de sterke strijders, niet de brave zwoegers, niet de trouwe reformatoren, niet de echte en rechte christenen, maar dan zijn wij de armen, do zwakken, de verloor'nen, die zulk een .Heiland noodig heblien, als Jezus is: Zoon van God', mensch geworden, en om onzentwille geslagen aan het vloekhout.

Dan ontzinlct ons alles van onszelf. Dan worden wij de schuldigen, en is Christus de heilige. Dan leeien we sterven aan onszelf, en dan verstaan we het dat ons vleeseh aan 't kruis moet. Persoonlijke armoede en persoonlijke schuld wordt dan beleden bij het graf van o.nzen , Jezus. En clan zijn wij niet degrooten, maar dan wordt Hij! alleen groot, '^^R*

Doch zulk een Goeden-Vrijdag-viering leert ons hopen op, neen meer, doet ons streven naar, zuchten naar de viering van ons Paaschfeest met Christus. Want het sterven alleen 'is niet genoeg, het léven hebben wij noodig. Het betaald worden van onze zonde-troost niet ten volle, het betaald zijn van onze schuld, dat is 't wat ons juichen doet.

En daarom wachten wij juist als degenen, die. eigen moed verloren, opi Hem, die ons moed en krachten vernieuwt. En zoo verstaan we 't juist opi Paaschfeest: „hun geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten".

En wat geldt van ons persoonlijk leven, dat geldt ook van het christelijk leven in 't algemeen, In de eerste plaats is voor hel vieren van Paaschfeest noodig moed-loosheid. Er is behoefte aan het besef van eigen onmacht, eigen niet-kunnen. Wanneer we zien hoe weinig er van de kracht van Gods volk en Gods kerk in de wereld gezien wordt, dan zinkt onze mned weg. Zullen we nu pp Paaschfeest daarover klagen? Zullen we zeggen, dat we nu toch zOiOi noodig aan het reformeeren moeien? Ja, dat zullen we zeggen. Maar....

Maar dan zóó, dat we dat zeggen op zulk een wijze, dat onze taal die van de daad is. We zullen dan allereerst ons hebben te verootmoedigen. Ook als kerken, als volk van God, als gemeenschaip, die naar Christus zich noemt — hoe men 't ook zien wil — wij zullen alleen dan Paasch feest en dus Paasch zegen kunnen vinden, wanneer we ons verootmoedigen, en wanneer we klein voor God, belijden, dat het onze schuld is, dat we in onze openbaring in, de wereld, zoo weinig laten zien van ons — neen van Christus' — leven.

Wij struikelen alten.

En deswege is ons aller plaats in moed-loosheid vlak vóór het Goede-Vrijdag-wonder, en zóó door het Goede^Vrijdag-mysterie, naar den Paasohmoirgen.

Maar dan ervaren we ook, hoeveel behoefte Gods kerk heeft aan Paaschfeest.

Dan wordt ze doo.r de Paaschfeestviering verootmoedigd en dan bemoedigd.

Dan verstaan we het, dat wij niet maar al onzen moed verzamelen moeten om opi Paaschfeest los te trekken j neen, dan worden we uitgedreven tot het Paaschfeest, tot het wonder des Levens. Dan is niet de vraagstelling deze: durven we Paaschfeest vieren? Maar deze: Wat zon er van ons worden, wanneer we niet telkens opnieuw Paaschfees t mochten vieren ?

aiaar dat dan, niet opdat we straks onszelf in onzen sleurgang weer zonden vergeten. Maar wel opdat we opnieuw versterkt verder zouden gaan als een verkwikt, maar ook, als een gehoorzaam volk.

Het „houdt in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de dooden is opgewekt" is dan voor ons, ja, ook de prikkel om de kracht van de feitelijkheid der heilsfeiten te verstaan en te beleven; maar het is voor ons dan ook juist als zoodanig de krachl, waardoor wij ons een levend volk kunnen toonen.

Omdat Christus opgestaan is, zal Hij, de levende Koning, ook de Gemeente, in welke Hij door Zijn Geest woning maakte, genade willen schenken en genade kminen schenken zóó, dat die gemeente zich openbaart als de gemeente des levens.

En dan zeggen we dat niet alleen, maar dan doen we er naar.

Dan zoeken we de kracht van Christus' opstanding.

Dan vindt Paaschfeest ons biddend.

Biddend, om de zekerheid van de persoonlijke gemeenschap met den opgestanen Jezus te mogen beleven. Biddend, ook, opdat we allen tesamen al getronwer mogen worden in het openbaren van de kracht van den levenden Christus.

Zoo is in Paaschfeest onze rechtvaardigmaking ast.

Zoo groeit uit Paaschfeest onze heiligmaking opi.

208 En in dit teeken wordt Paschen een feest. Jezus, onze Rechtvaardigheid, leeft.

Het graf i s overwonnen.

Dood, waar is uw prikkel, hel, waar is uw overwinning? ....

Het gaat al verder in heiligmaking naar de heerlijkheid ....

W, ie zucht daar: „Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?

Dezelfde, die 't jubelde: , , Ik dank God, door Jezus Christus onzen Heere!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

PAASCHFEEST.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1928

De Reformatie | 8 Pagina's