GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De christelijk-gereformeerde uitspraak inzake artikel 36.

Ook Dr A. Kuyper Jr zegt in „Geref. Kb. R'dam" zijn meening over de merkwaardige manier, waarop art. 36 der Ned. Geloofsbelijdenis tegen bezwaarde leden in zijn oude redactie is gehandhaafd door de Synode der Chr. Geref. Kerk. Dr K. merkt op:

En wat bericht wordt nu de wereld ingezonden? Dat ook de Chr. Geref. Kerk van oordeel is dat het , bekende gevoelen niet conform den Woorde Gods is, en dat verandering moet worden aangebracht, nu God meerder licht heeft geschonken?

Zo'O zoudt ge het verwachten, en ge zoudt u verheugen dat gebleken was, ondanks eenig verschil tusschen Gereformeerd en Christelijk Gerefoi-meerd, dat men toch met elkander één was in het diepere en hoogere.

Eüacie, die het zoo> verwacht hebben zien zich grootelijks teleurgesteld.

Vervolgens houdt dr Kuyper de synode bij de shppen van de jas, en zegt:

Zoo heeft dus de Synode der Christelijk Gereformeerde Kerk gedisqualificeerd een uitspraak van de Synode der Gereformeerde Kerken aangaande de bedoeling van een bepaalde zinsnede in de Confessie, zooals die te kennen is uit de geschriften der Vaderen

Natuurlijk kan er een vergissing plaats hebben, over en weer. Maar de zaak is te ernstig en te gewichtig, en van te hoog belang dan dat dit zoo maar even mag worden uitgesproken. Tegenover studie eenerzijds moet dan studie ander? ; ijds worden gesteld. Men zegt, dat de beslissing der Chr. Geref. Synode genomen is na zeer kort beraad. Er wordt zelfs van , ; een ure" gesproken. Maar noodig is het tot publicatie over te gaan van de officieele stukken, opdat een juist en eerlijk oordeel geveld kunne worden.

En ds H. J. Heida van Vlaardingen zegt in het daar verschijnend kerkblad:

Erbarmelijk - zou het zijn, zich met een Jantje van Leiden van deze gewichtige zaak af te maken.

Hebt gij nieuw licht, broeders, laat .het stralen!

Gaarne zullen wij ervan genieten.

Doch geweldige dingen zeggen, zonder ze te bewijzen, doet men toch in Israël niet.

Ds kersten's methode om schuilvinkje te spelen, als het op betoogen uit de Heilige Schrift als Gods openbaring .aankomt, wilt gij toch niet volgen?

Terecht spreekt ds Heida zijn verwondering erover uit, dat ook docent Wisse dit geredeneer voor zijn rekening nam. Toch is het zoo: .„algemeene stemmen"!

Waj verlangen naar het rapport. Komt het 't licht, dan hoop ik het te citeeren.

't licht, dan hoop ik het te citeeren. Want publicatie is de synode verplicht, niet alleen aan haar eigen bezwaarde leden, maar ook, omdat er toch altijd nog zoo iets is als een woord over de kerk, die het hcht op den kandelaar laat schijnen.

Daar komt nog bij, dat natuurlijk in ons door onverstand en domheid bedorven landje de politiek yan wie nooit rustig wetenschappelijk redeneeren willen munt uit het geval slaat. Ds Kersten schrijft in „De Saambinder" (en wat zal het dan wel worden in „De Banier"; :

Met dit besluit stemmen wij van harte in. De belijdenis der kerk aangaande de roeping der Overheid, worde nu, naar wij hopen ook door de Chr. Geref. predikanten duidelijk gepredikt. Het zal voor ons land ook van groote beteekenis kunnen zijn. Niet alleen op kerkelijk, maar ook op staatkundig terrein zal men zich tegen „de Gereformeerden" en Anti-Revolutionairen stellen. Zonder twijfel bij de laatsten beliooren de Chr. Geref. niet thuis, want die bouwden hun program o-p het verkorte artikel. Maar de Chr. Geref. Synode wilde van die verkorting niet weten. Dat verheugt ons.

Het spijt me wel, maar het is niet volledig, zoolang ds Kersten aan zijn lezers er niet bij vertelt, dat de chr. geref. synode, die voor den vorm vanwege de kerkelijke voorzichtigheid alles laat staan, wat .er staat, toch feitelijk de woorden van art. 36 wèl geschrapt heeft, door er een anderen zin in te leggen, dan de vaderen en ds Kersten doen.

De chr. geref. antirevolutionairen mogen het nu weten. Ds Kersten, de besluiten hunner synode lezend, spreekt uit, dat ds Janssen, ds v. d. Zaal, mr Dambrink, en anderen niet bij de antirevolutionairen thuis hooren, tenminste.... als ze goed c h r. geref z ij n.

Dat komt ervan, als ds Wisse niet meer durft zeggen, hardop, wat hij denkt; als „De Wekker" geen leiding durft geven; als een synode bang is, om iets te doen, wat het volk niet aanstaat. Maar voor die chr. gereformeerden, die het met hun synode niet eens zijn, wordt het tijd te protesteeren tegen het maken van een rapport over zóó ingrijpende zaak in een verloren uurtje, en te eischen, dat het gepubliceerd worde en zich zoo late toetsen.

De chr. geref. leiders zijn erg bang om tegen een ziekelijke' strooming in hun gelederen met Gods Woord in de hand partij te kiezen. Laat hen voorzichtig zijn: wie vreest te prof eteeren, verliest... en zondigt.

Men moet maar weten, of men in 'ons land het woord laten wil aan enkele menschen, die wel beweren, maar geen kans zien te bewijzen.

Niebergall en ds Alers.

In „Gron. Kb." schrijft ds J. Douma nog zijn interessante en leerzame reeks over Niebergall's Schriftverknoeiend geredeneer. We lezen:

Na zulke prolegomena, die ons van zijn standpunt op de hoogte brengen, steekt Niebergall van wal en behandelt eerst Abrahams roeping en zijn tocht naar Kanaan. Voor het persoonlijke geloofsleven heeft deze roeping in zoover beteekenis, dat we in Abraham mogen zien de eerste onder de velen, die zich om den wille des geloofs van humie omgeving hebben losgemaakt; terwijl Babylonie's priesters uit de sterren Gods wegen trachten te verstaan, heeft Abraham in eigen gemoed en wil God leeren kennen, weer oog voor de aarde gekregen als terrein om Gods wil te volbrengen en is Westwaarts getrokken en scheidde zich af van volk en familie, zooals later de Kwakers en de Salzburgers in den vreemde trokken om des geloofs wille. Wee hem, wien dan in zijn beloofde land God weer verschijnt. Die bouwe altaren en aanbidde!

Maar meer nog dan voor het persoonlijk geloofsleven heeft Abrahams roeping voor het nationale leven beteekenis. Abraham is Isra.ëls nationale figuur, waarin _, Israël zijn van God gegeven recht op een plek onder de zon handhaaft. En een vruchtbaar volk als het Joodsche moet een goede plek hebben. Dan kan het gedijen en een zegen voor de volkeren worden. En evenals Israël in de Abrahamsfiguur zijn recht uitsprak op het heele land tusschen Dan exi Berseba., zoo moeten \rij, Duitschers — Niebergall koant tot een origineele toepassing — ook ons recht handhaven op al het land tusschen Maas en Memel. Wij moeten ons verloren gebied terug hebben en, wanneer noodig nog nieuw daarbiji, in een weg van recht of van geweld, 't doet er niet toe.

Toch heeft Niebergall, die tenminste nog naar analogieën zoekt, minder gesold met de Schrift, dan de zeer orthodoxe dominee, van wien „De Alblasserwaard en De Vijfheerenlanden" aldus vertelt:

Voor de Ned. Herv. Jongel. Ver. , .Samuel" trad als spreker op Ds G. Alers, Ned. Hei-v. predikant te Nieuw-Lekkerland, vroeger te Goudriaan, met het onderwerp „Wonderlijk zijn Uwe werken". Als uitgangspunt koos hij 2 Koningen 6 vers 5 laatste gedeelte t. en m. vers 7, luidende: Dat het ijzer in het water viel; en hij riep, en zeide: ch, mijnheer! want het was geleend. En de man Gods zeide: aar is liet gevaJen? En toen hij hem de plaats gewezen had, sneed hij een hout af, en wierp het daarhenen, en deed het ijzer boven zwemmen. En hij zeide: Neem het tot Ü. Toon stak hij zijne hand uit en nam het." Ds Alers had de volgende verdeeling:1. Het ijzer dat in het water gevallen is; 2. Het ijzer dat op het water drijft, en 3. Het ijzer uit het water genomen.

Zóóals het ijzer van de bijl in het water viel a 1 z o o is de mensch van God afgevallen, door eigen moedwil. Gelijk Eliza het hout toewierp aan het ijzer zoo werpt God den mensch het Kruis van Golgotha toe.

De man neemt het ijzer. God neemt den zondaar, bij de hand. Het ijzer wordt gereinigd, zoo moet ook de zondaar gereinigd worden in Christus' bloed. Dan wordt hij ontdaan van de roestplekk e n en het s 1 ij k der zonde. In de oefenSchool van het dagelijksch leven komt h ij op de s 1 ij p - steen, waar de v o n k e n wel eens, tot des menschen heil, kunnen afspringen. Hiermee eindigde Ds Alers zijn boeiende, en met stille aandacht gehoorde rede. De collecte ten bate der Jongel. Ver. bracht f 25 op.

Wio leert zulke redenaars nu eens den bijbel lezen? Of vertelt hun iets van het wezenlijk verschil tusschen het Woord van God en de sprookjes van Grimni? Wie beweegt hen nu eens tot het gereformeerde geloof?

„Doodsbenauwd? "

De schrijver van „Oog en Oor" .in het „Algemeen Weekblad voor Chr.dom en Cultuur" zegt:

Zóó worden de lezers georiënteerd met behulp van de vaderlandsche etiquetten. Natuurlijk geschiedt dit voor vele Gereformeerde lezers. Men is doodsbenauwd voor de aanraking met anderen. Niet in het „hersteld verband", maar in het onherstelbaar verband Maar daar vinden wij toch immers de „stoere" Calvinisten? Stoer? Lieve mensch: de heeren zijn doodsbenauwd.

De geestigheid over „hersteld" en „onherstelbaar" verband, die (helaas) enkele weken vóór dit artikeltje uit de humoristische pen van dr v. Gheel Gildemeester kwam, is ongetwijfeld een goed bedwelmingsmiddel voor wie in het onherstelbaar verband der hervormde organisatie zit. Overigens is de laatste zin gelijk bedwelmingsmiddel voor een blad, dat nooit den moed heeft, gereformeerden te doen spreken mèt hun argumenten, en dat met onwaarheden (onlangs hier achterhaald) over de abonné's van „De Reformatie" zijn doodsbenauwde reclame stelt naast die van markt-autoriteiten.

Over het boek der HM. Obbink & Brouwer.

Dr F. V. Gheel Gildemeester schrijft naar aanleiding van het hier besproken werk der hoogleeraren Obbink & Brouwer o.m. iets over het zondvloedverhaal, gelijk het in dit boek aan de orde komt. We lezen:

Hoezeer herinnert dat babylonische zondvloedverhaal aan het bijbelsohe! En nogtans zou dit verhaal niet kunnen staan in het Oude Testament. Die groep van goden die in het geheim een plan smeden om tot tijdverdrijf een zondvloed aan te richten; die godin, die het geheim verklapt; de godenruzie; de begeerigheid waarmede ze „als vliegen" gonzen om het offer, dat ajlles ademt een sfeer volkomen vijandig aan het O. T. Hier blijkt nu duidelijk het verschil in mentaliteit tusschen „Babel" en „Bijbel". Ze gebruiken hetzelfde materiaal; de oude volksverhalen. Maar de een maakt er een gode-onwaardig tafreel'van; burlesk, zonder zedelijk perspectief. De ander vult het met nieuwen inhoud, in overeenstemming met de geestelijke gedachtenwereld, waarin de zondvloed wordt gemotiveerd door de goddelijke gerechtigheid.

De lezer, die hier in populairen vorm hoort voordragen, wat op het standpunt van het bedoelde werk aanvaard wordt, kan nu óók hieraan beoordeelen, in hoeverre ik recht had, te zeggen, dat het boek niet door de leer der revelatie beheerscht wordt, maar op het standpunt der evolutie staat. ^«

„Nog al dun".

Dr V. Gheel Gildemeester zegt in „Haagsche Kb.":

Het gaat door goed gerucht en kwaad gerucht. In gereformeerde bladen werd er al tegen gewaarschuwd. Prof. Grosheide verzekerde al dat „het volk dat God vreest" niets moet hebben van die historische Schriftbeschouwing; waarop prof. Obbink hem heel hoffelijk te woord stond en hem vroeg of hij dat nu heusch meende dat dus zij . die deze inleiding schreven God niet vreezen? " Het antwoord van den hoogleeraar der Vrije was nog al dun.

- Afgedacht van het feit, dat de auteur hier twee dingen dooreenhaalt, die los van elkaar stonden in het debat, is het weer merkwaardig, dat zijn lezers niet een weergave krijgen van wat prof. Grosheide zelf zegt; en is het een troost voor enkele broeders, die nog al eens een leelijk woord krijgen, dat zélfs een man als prof. G. nog aJ „dun" heet te schrijven, als hij over het gereformeerde schrijft en — eens gelezen wordt door ethische broeders. Ge krijgt ze wel aan 't praten over hun ziel, maar niet over het W oord. Tenminste in de krant.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's