GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSGHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSGHOUW.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naam-roof.

Onder dit opschrift schrijft ds G. Lindeboom in „Noord-HoUandsch Kerkblad"; •;

Tot nog toe meenden wo, dat de k'erkformatie, in het leven geroeiien door hen, die ter oorzake van de beslissingen der Asser Synode zich van de Geref. Kerken hebhen afgescheiden, geen officieelen naam droeg.

IBlijkens de verslagen der classis van dit nieuwe kerkverband werden een en andermaal deputaten benoemd, om over den aan te nemen naam te adviseeren, maar een rapport met conclusies werd nimmer gepubliceerd.

Wel werd eenigen tijd' geleden in zulk een classisverslag de raad gegeven om de plaatselijke kerkformatie aan te duiden als G e r e f. K e r k met de bijvoeging hetzij van de straat, waaraan het kerkgebouw ligt, hetzij van de letters H. V. We zagen hierin een tijdelijken maatregel, genomen in afwachting van een straks volgend officieel besluit, waarbij de naam dezer kerkengroep zou worden vastgesteld.

Immers, Ds van den Brink deelt thans in „Woord en Geest" mede, dat de o f f i c i e e 1 e naam, waarmede do z.g. H. V. Kerken b ij de Overheid bekend staan, luidt: „de Geref. Kerken in Nederland".

Aan de juistheid van dit b'ericht valt niet te twijfelen. Ds van den Brink zou, indien hij niet volkomen zeker ware van de zaak, zich niet zoo pertinent uitspreken

Alleen is het vreemd, dat — althans voorzoover wij weten — van de zijde der H. V. Kerken nimmer een publicatie is gegeven, waaruit blijkt, dat de Regeering dezen door hen aangenomen naam ook erkent.

Wanneer hier of daar eene Gereformeerde Kerk wordt geïnstitueerd, die zich voegt bij het kerkverband van de Gereformeerde Kerken in Nederland, dan doen ' de deputaten voor de correspondentie met de Hooge Overheid hiervan mededeeling aan de Regeering, maar dan ontvangen deze deputaten ook na eenigen tijd bericht van den Minister van Justitie, dat de genoemde Kerk op de lijst van de Gereformeerde Kerken is geplaatst onder dat of dat nummer. Dit bericht van den Minister van Justitie wordt dan door deze deputaten aanstonds ter kennis van de kerken gebracht.

Hebben de kerken, waartoe Ds van den Brink behoort, nimmer een dergelijk bericht van den Minister van Justitie ontvangen?

Zoo ja, waarom publiceerden ze dit niet?

Zoo neen, zou het dan wel zoo zeker zijn als Ds van den Brink meent, dat die kerken inderdaad bij de Overheid bekend staan als „de Gereformeerde Kerken in Nederland"?

Wij moeten op gezag van Ds van den Brink aannemen, dat zijn kerkengroep zich bij de Overheid heeft aangediend met dien geroofden naam.

Maar wij kunnen ons niet voorstellen, dat de Overheid daarmee genoegen heeft genomen. Dat het officieel bewijs daarvan tot dusverre uitbleef, versterkt ons in dit gevoelen.

Toch mogen we op dit punt niet in het onzekere blijven tasten. Indien de naamroofder H. V.-kerken officieel erkenning vond van de zijde der Regeering, zou dit een verwarring in de hand werken, die in de toekomst aanleiding geven kan tot allerlei moeilijkheden, ook wat betreft bezittingen van en erflatingen aan de plaatselijke kerken.

Misschien zou door deputaten voor de correspondentie met de Hooge Overheid kunnen worden onderzocht, of metterdaad andere kerken dan die behooren tot het verband van de Geref. Kerken in Nederland, dien naam mogen voeren.

Meer licht is stellig gewenscht.

Het is een droeve lijdenshistorie. Ds v. d. Brink kwam zelfs tot het voorstel, dat men ter onderscheiding van de met zijn groep samenlevende gemeente èn de gereformeerde kerk in een bepaalde plaats, alleen maar zou spreken van: de gereformeerde kerk (züs-straat) én: de gereformeerde kerk (zóó-straat). Af gedacht van de onjuistheid der pretentie, dat beide kerken gelijk zijn in belijdenis en wezen (wat door haar eigen allerjongste voorgangers in Rotterdam en Utrecht wel anders bewezen wordt), is daar nog tegen aan te voeren, dat die manier van naamgeving slechts berekend is op kerken met één gebouw. Of, , — als b.v. hier in Rotterdam eens de uitgang verlegd wordt Tan het gebouw waar men nueenmaal per dag samenkomt, zijn er dan twee gereformeerde kerken-Tidemanstraat? Het straatnummer moet er dan zeker bij? En hoe moet het eigenlijk nu al in Rotterdam, waar men slechts voor een halven dag over hetzelfde lokaal kan beschikken?

Is dat nu heusch ernst? Of moet het maskeeren dat men met den naam geen raad weet?

Hoe het zij, wat ds Lindeboom naam-roof noemt, verdient geen anderen naam. Hetzij het dan een roof is, dien de overheid straft, of een roof met schijn des rechts...,

„Objectivisme".

We hebben in ons blad wel eens enkele malen hooren spreken over „subjectivisme". Daarom kan het geen kwaad, dat we ook eens afdrukken het korte résumé, dat „Noord-Holl. KW." geeft van een referaat, over dit onderwerp te hoiiden door den heer C. v. Wijngaarden, ouderling van. Amsterdam-West, op een ouderlingenconferentie:

Objectivisme is die verwording van het godsdien.stig leven, die met verwaarloozing van de suhjectieve elementen in de Christelijke religie, de objectieve elementen eenzijdig naar voren schuift.

Om dit objectivisme recht te kunnen beoordeelen, is het noodig er op te letten, dat in het religieuze leven het objectieve element voorop staat.

Daarnaast dient echter ook onvoorwaardelijk gehandhaafd te worden, dat in het waarachtig geloofsleven het subjectieve element zich moet openbaren in persoonlijke toeöigening des heils, in een blijmoedig geloofsgetuigenis en een wandelen in goede werken.

Het objectivisme stelt bloot aan verschillende gevaren en kan leiden tot zelfbedrog en dient dus met Woord eu belijdenis te worden weerstaan.

In zijn eenzijdigheid leidt het er toe, den vorm voor het wezen aan te zien en in enghartig kerkisme te vervallen.

De objectivist loopt gevaar uitwendig te gaan steunen op de leer des verbonds, de genademiddelen te overschatten en uit sleur onder de bediening ervan te verkeeren.

Het objectivisme neigt er toe het verstand den voorrang toe te kennen en kan doodloopen in intellectualisme.

Het objectivisme onderdrukt het gevoel en doodt de gezonde mystiek.

Het objectivisme leidt er toe den wil te verlammen en bet beleven van de belijdenis na te laten. ,

Tegenover de consequenties van het objectivisme dient gesteld te worden, dat het waarachtig kinderlijiï geloof in de kracht des Heiligen Geestes achter den vorm het wezen grijpt, gedurig en ernstig zich zelf onderzoekt, steunt op de beloften Gods, biddend zoekt naar en verkeert onder de genademiddelen. Het oprechte geloof staat naar 'n liefhebben van God met de gansohe ziel, het heele verstand en met alle krachten De geloovige zoekt ernstig de gemeenschap met God in gebed, meditatie en reflexie. Om tot de verzekerdheid des geloofs te geraken oefent de oprecht geloovige zich in het geloof en staat hij naar de vervulling van zijn roeping in een leven der dankbaarheid.

Stokstijf-siil-siaande Calvinisten.

De heer Hendrik Willem van Loon, dien men geen dienst gedaan heeft, door zoo spoedig te zwichten voor de reclame, gemaakt voor zijn boeken, schrijft in „Den Gulden Winckel" over de vraag: „Wat men leest en schrijft in Amerika". Daarin lezen we o.m.:

Maar toch heeft men ook weer eigenaardige verrassingen. Men komt bijvoorbeeld in Rochester, waar de Kodaks gefabriceerd worden en allerhande andere instrumenten, die groote bekwaamheid vergen van de betrokken werklieden, en ziet, men vindt er tot zijn groote verbazing een uitstekenden boekwinkel, met antiquariaat en alles. Belandt men echter een paar uur verder in die gezegende contrijen, waar het Hollandsche Calvinistische element zich gevestigd heeft, dan moet men zich met een weekblaadje aan het station .gekocht behelpen, want de intellektueele belangstelling van deze (in Amerikaansche oogen) eigenaardige enclave staat stokstijf stil in de zeventiende eeuw en de ruzieënde sektetjes van deze nederzetting beschouwen de belles-lettres nog steeds als een verleiding van den lijfelijken duvel.

De heer Van Loon weet, geloof ik, meer van de apen, dan van de Calvinisten.

Lijkverbranding.

Zooals ik zei, geef ik in deze rubriek weer, wat „Delfshavensche Kb." schreef over lijkverbranding. Op den brief van den arts, wiens schrijven ook hier opgenomen is, geeft het blad aanvankelijk dit antwoord: ,

Om te beginnen bij het rekenen en tellen, dat mün correspondent op vernuftige en toch ook weer nuchtereerlijke manier gedaan heeft — naar mijn bescheiden meening doet dat in deze kwestie niets ter zake.

Natuurlijk geven we dadelijk toe, d.at de lichamen der menschen door elkaar geworpen worden en ver-. mengd. „Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren". — dat is een woord van nóg nuchterder taal dan die van eenig menschenkind hier beneden. God laat niet stoffelijke lichamen als aparte grootheid, conserveeren in den grond, en zijn doodenveld, de wereld, is niet een museum waarin fossielen van menschen opzettelijk en onvermengd bewaard worden — neen, tot stof laat Hij ons wederkeeren; dat is wel een vermenging, zoo volkomen als 't maar kan. Hij laat lichamen van Zijn prinselijke kinderen zich vermengen met, den viulen afval, die de darmen van de leeuwen in Romes arena's vult; Hij laat ze elders op den adem van den wind verstrooien'over de rivieren, die tusschen schavotten - doorgaan. Hij Iaat — maar genoeg hierover.

Laat ons al die discussies afsnijden, omdat ze voor dit doel geen principieele verandering in onze be-.sfliouwingen kunnen brengen. Indien het hier de vraag was, welk volume een lichaamsrest of alle lichaamsresten bij elkaar bezitten, en in hoeverre die resten al dan niet gemengd zijn door elkaar, — dan zouden kwesties als deze het betoog voor een deel moeten beheerschen. Maar daar is geen sprake van. De mogelijkheid dat een stukje van Arminius' resten is gekomen lot een Gomarist, of dat een of andere negerrest via een banaan is gedrongen in het lichaam van mijn correspondent, worde dadelijk aanvaard. Men kan trouwens nog veel andere combinaties zich denken. Er zijn ongeboren menschen, wien ziel en persoonlijkheid gegeven is, doch die, eer hun lichaam zich zelfstandig maken kon, omgekomen zijn mèt het lichaam, dat het hunne voedde en droeg. Hier is niet eens vermengd Avat eerst afzonderlijk stond, want tot die zelfstandigheid is dit lichamelijk bestaan niet eens toe gekomen. Niettemin belijden wij ook voor zulk een onvolkomen mensch, in wien de z i e 1, de persoonlijkheid, gegeven was, lichamelijke-opstanding, verrijzenis uit de doöden. En denkt men aan den stand van zalien op den dag van Christus' wederkomst — dan springt nog duidelijker in het oog, dat het christelijk geloof zich bij voorbaat van alle meting en telling van afzonderlijke lichamen heeft onthouden. Immers, op dien jongsten dag zal het menschelijk leven niet stopgezet zijn, doch in den gewonen gang der dingen zal Christus' parousie plotselixig ingrijpen (men denke aan de beeldspraak van den dief in den nacht, en dergelijke uitdrukkingen). Ook dan zullen er dus ongeboren menschen zijn, die toch in Gods oog mensch zijn; want een mensch, een individu, is er, zoodra er 'ii ziel, of wil men, een geest is gegeven. Deze individueele ziel, geest, persoonlijkheid, is door God g e-d a c h t als mensch; is dus gedacht als in 't eind lichamelijk wezen; moet dus zijn lichaam hebben, en ^al daarom — en hier krijgt men het beeld van de kiem, waarover mijn correspondent zich ook uitlaat, en waarop ik straks nog terugkom — en zal daarom op een wijze, die God alleen weet, een nieuw lichaam ontvangen uit de k i e m van het oude, dat nog niet zelfstandig was geworden en nog niet „onvermengd". De duur van de ontwikkeling van die kiem doet hier niets ter zake; alles wordt bepaald door het nog duistere antwoord op de vraag van den oorsprong van ziel en persoonlijkheid. En omdat ditzelfde vraagstuk voor het geloof niet alleen in den jongsten dag, doch alle eeuwen door concrete vormen aanneemt, daarom is alle rekenen met volume's, alle tellen van vermengde of onvermengde lichamen hier overbodig. Want wij naderen ook dit vraagstuk niet uit het standpunt van wetenschap (psychologie, biologie).doch uit het standpunt des g e 1 o o f s. Wij erkennen ook hier — anders zi.jn we altijd wèg ^-dat de openbaring ons gegeven is, dat die niet inglijdt in de lacuneplekjes onzer wetenschap, en dat de rails van den trein der open-Jiaring zich niet automatisch laten lasschen aan het armzalige wagenspoortje van onze wetenschap; een spoortje, dat trouwens eiken dag nog zijn richting zoekt over 2ijnzandhoopen. Neen — die openbaring die God geeft, heeft altijd haar eigen probleernstelling, omdat ze haar eigen antwoord geeft en haar eigen uitgangspunt, met eigen termen, ook met eigen stijlvormen voor cultuur en levensgedraging ons oplegt en leert. En daarom moet de kwestie welke de „christelijke stijl" is in het' vraagstuk van de behandeling der dooden, gelijk élke andere kwestie, die de openbaring s-g eloovige heeft, niet besproken worden van zuiver empirisch standpunt, en zij moet niet worden be heers cht (toelichten is iets anders) niet worden beheerscht door onze waarneming van den gang van dood en leven, en van graf en wieg, doch zij moet bezien worden uit het standpunt des g e 1 o o f s en der openbaring Gods. Een andere weg is er niet. Het is ook nu weer gelijk altijd: een paar christenen gaan samen bakkeleien met elkaar over enkele kwesties aan den buitenkant, en op die manier zal dat spelletje altijd doorgaan, 'want de oene christen bekijkt in zijn wetenschappelijk werk dit onderdeeltje van de periferie, de andere weer een ander onderdeeltje. Zoo blijven ze met elkaar aan 't disputeeren op dezelfde gezellige manier waarop mijn correspondent, en ik thans heel amicaal bezig zijn. En soms zet dat amicale bedrijf, dat hier gansoh onschuldig is, zich in andere regionen voort en krijgen we het — Inaar dan wordt het meenens — in onze christelijke wetenschap, in den onderlingen naijver van de faculteiten eener christelijke, of ook gereformeerde universiteit, zoodra men daar ook maar een oogenblik elkaar zou gaan loslaten. Maar als alle leden van alle faculteiten, en alle denkers en waarnemers van de onderseheiden wetenschappelijke afdeelingen voorzoover zij gereformeerde, Schriftgeloovige, christenen zijn, zich eerst hiervan opzettelijk doordringen, dat zij, niet •als wetenschapsmenschen (als zoodanig loopen zij uiteen) doch als gereformeerde belijders allereerst met elkaar te maken hebben en aan elkaar verbonden zijn" (en als zoodanig dus één zijn in principe van gelooven en denken), dan hebben ze dit althans gewonnen, dat ze in hun uitgangspunt verbonden zijn; dat ze dat uitgangspunt nemen in de openb.aring, dat ze wel alles, wat ze waarnemen en vinden, in vetbaüd zetten met den langs openbaringsweg verkregen inhoud van hun geloof, doch dat de eerste en voor alle faculteiten gemeenschappelijke leerregel is: dat men zijn kwesties stellen m o e t uit hét s t a n d p u n t des g e 1 o o f s, en' niet omgekeerd.

Dat is 'n voor sommigen misschien vervelend uitstapje, en voor anderen, die met de kwesties van dezen tijd hebben meegeleefd, een niet geheel overbodig invoegsel. Hoe het zij — als we op den beganen grond terugkeeren, waarop mijn correspondent en ik allergonoegelijksi bakkeleien, dan is dit mijn uitgangspunt. ' H ij is voor mij niet de medicus, en i k ben niet de theoloog, doch wij zijn samen voor elkaar de geloovige belijders.

D. w. z. wij spreken dus af, dat wij beginnen te redeheeren uit het geloof en eerst later komt de vraag of onze wetenschap wat in 't midden te brengen heeft.

Op de kwestie zelf ga ik dan volgende week nog nader in.

„Religieuze kringen"?

Ds V. d. Brink nam het indertijd zeer kwalijk dat de groep, die zich om een persoon, niet om een positief uitgedragen beginsel schaarde, na Assen, genoemd werd: een „religieuze kring". Ik denk aan dien naam evenwel terug, als ik lees:

a. dat in Utrecht de gemeente, die tegen Assen 1926 gevormd is, een dienst des Woords afgeschaft heeft om door een bijbel-bespreking te vervangen, een bespreking, waaraan al de vergaderden deel nemen;

b. dat een van de voorgangers gezegd heeft: dat elke kerk maar een „probeeren" is, hetgeen wel iets anders is dan Zondag 21, en Art. 27—29 wil;

c. dat ds Gispen van Scheveningen in de „Geref. Kb. v. Schev." schrijven kan:

Het is leerzaam, acht te geven op de uitingen van gevoelens, die leven in den kring dergenen, die zich noemen Gereformeerden in Hersteld Verband.

Zoo heeft Ds Vermaat, predikant bij die groep te Baarn, op 1 Mei een inleiding gehouden over de vraag: „Wat dient accoord te zijn van kerkelijke gemeenschap? " Voor Gereformeerden, van welke schakeering ook in ons land, staat vast, dat dit moet zijn: de drie Fomiulieren van Eénlieid.

Maar niet alzoo' voor dezen predikant.

Wel hebben de Geref. Kerken „in Hersteld Verband" niet zonder ophef er van te maken, verklaard, dat ook zij deze Formulieren tot accoord van kerkelijke gemeenschap hadden en alleen verwierpen wat „Assen" er aan toegevoegd had.

Ds Vermaat beziet de zaak echter anders. Hij' zegt (zie Overtoomsche Kerkbode 12 Mei '29): „Eén ding staat voor spreker vast. Indien wij hetzelfde type moeten vertoonen als de Geref. Kerken O.V. (dat is niet Oud-.Verbond maar Oud-Verband, naar de bedoeling van Ds V., opmerking van lons, G.) behoudens dan het verschil in beschouwing van de vier bekende Paradijs-bijzonderlieden hébben we geen redein van bestaan."

We nemen acte , van deze verklaring.

Ook hiervan, dat spr. oordeelde: „dat voor kerkelijke gemeenschap geen andere of meerdere eischen dienen gesteld te worden dan voor de gemeenschap, der heiligen. Dat zijn de kenmerken, die te vinden zijn in Zondag 21 van den Catechismus."

Toch is wel de kennis van Christus noodig. „Niemand kan in Christus gelooven, indien Hij hem niet kent. Want gelooven in Christus is geen onbestemd gevoel van bevrediging in een onbekende. Toch is strikt genomen kennis met het doel van Christus' komst voldoende. Wat hoofdzaak is: de geloofsgemeenschap, moet pok hoofdzaak blijven."

Nu zal spr. de vraag behandelen: is het mogelijk, e en e kerkelij k, e gemeenschap te h ebben, „die met d it-g, ron dp rin cip e re kening houdt en to «hi haar belijdend karakter ten volle handhaaft"?

Om het gewicht van deze vraag, in het verslag aldus geformuleerd, hebben we haar gecursiveerd.

Ge leest in spanning het antwoord, dat komen zal.

En dat is... „In dit verband wijst spr. op de Moravische broeders."

vische broeders."

Ziedaar het antwoord.•^r, 'SSfX!£^: ^AiS& , li^'iU^^& Al het antwoord, dat spr, geeft, volgens het verslag. Als de beste, udtnemendste formulieren van eenigheid beschouwt Ds Vermaat: geloof, hoop en liefde — blijkens zijn uitspraak jn hetzelfde nummer van deze kerkbode in zijn artikel „Eendheidsstreven": „Overal waar geloof, hoop en liefde zich openbaren, deze drie formulieren van, : eenigheid bij uitnemendheid, openbaart zich eenheid en wordt eenheid beseft, niettegenstaande kerkelijke, gescheidenheid, en waar het geloofsleven niet is, is geen eenheid, .ook al is er eene iritwendige kerkelijke band."

er eene iritwendige kerkelijke band." Wellicht doet spr. (we achten dit mogelijk^i spoedig in zijn kring het voorstel om ook maar de drie formulieren van Eenheid af te schaffen als accoord van kerkelijke gemeenschap en daarvoor aan te nemen „de drie formulieren van eenheid bij uitnemendheid":

geloof, • hoop • en liefde!

Welk een verwarring van denkbeelden!

Het lust ons niet daarover te discussieeren. Ieder zal zelf inzien, dat deze beschouwingen van den Baarnschen predikant den doodsteek zouden geven aan alle belijdende Kerken — en in 't bijzonder aan alle Gereformeerde Kerken en aan hot streven dergenen, die de Geref. Belijdenisschriften willen hajndhaven als accoord van Kerkelijke gemeenschap. En toch noemt men zich nog Gereformeerd, al

is het „H.V." Wat dat „H.V." al niet in zich bevatten kan! Sleer dan een gewoon mensch, een gewone G'erefoiTneerde, zich kan voorstellen!

Het reglement der Moravische broeders werd verleden week in extenso afgedrukt en als voorbeeld gesteld.... Toch geen religieuze kring?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSGHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's