GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hendrik De Cock en de „N. R. Ct.' I

Eerlijkheid vordert, dat we vermelden, dat de „N. R. G." wel niet van redactiewege haar onjuistheden inzake Hendrik de Gook heeft teruggenomen, maar aan den gereformeerden medewerker plaats gaf voor een artiie, waarin de door een onzer lezers gesignaleerde onjuistheid duidelijk wordt weersproken, en ook menig scheef ding wordt rechtgezet.

(Deze copie bleef verleden week liggen).

Iets aan de jongelui „in de plaats geven'.

Ds A. 'Ringnalda schrijft in „Geref. KW. Ned. Indië': Ik vond het in de Studia Catbolica, V, 4 (Mei 1929), een afzonderlijk Vondel-nummer; een artikel van Jac. van Ginneken over Vondel spelen en beleven, 't Stelt het jeugdvraag, stuk al dadelijk scherp en duidelijk: „Het atelier-meisje onzer groote steden speelt, voor uitspanning en een lichte bijverdienste, de vele figuranten-en balletrollen van alle Scala, Flora-en Revue-voorstellingen, en gaat zoo maar al te vaak naar gezondheid en zeden tea gronde. ' En dan aanstonds ook de oplossing reeds: „Zou het niet mogelijk zijn, onze katholieke ateliermedsjeQ 'O.a. d'oor ze de dansreien van Vondels tragedies te laten uitvoeren, voor God en de wereld te redden ? ' Bij de nadere uitwerking van deze gedachte wijst de schrijver op de Arbeiders-Jeugd-Ceatrale, die spreekkoren heeft ingevoerd; en zet nu uiteen hoe hij de jeugd de stukken van Vondel wil doen opvoeren. Aan 'de hand van Vondels Bijbelstukken, die de jonge menschen moeten spelen en In reien voordragen, wil hij hen het Oude Testament weer „invoelend leeren begrijpen, en het uitvoerend leeren beleven". „Het plan is nu: onze reien alles eerst individueel te laten begrijpen en ondervinden, om' ze daarna in kleine groepjes van hoogstens acht vereenigd, elkander haar gerijpte ervaring te doen meedeelen; en ze 'dan pas met het vers. van Vondel bekend te maken, waarin hij z ij n ervaring heeft neergelegd; 1 dat vers memoriseeren ze dan, óm het samen te leeren zeggen of dansen. Uit een heele reeks van zulke achttallen zullen dan tenslotte, door wedstrijd en competitie, de beste worden uitgekozen, om naar buiten te komen getuigen van deze geduldige Vondelstudie en oefening in de bimienkamer." Zoo wil hij trachten de jeugd te doen beleven de beteekenis van den dood, het laatste oordeel, de eeuwige veroordeeling, de hemelsche heerlijkheid; het geduld, het berouw, de zedigheid; alles aan ve'rzen van Vondel. „Vondel zal zijn reien ook leeren lachen en plagen... , leeren schertsen , leeren deunen en schateren..., leeren joelen en tierelieren" ...; maar niet minder leeren bidden, opleiden tot devotie, tot gehoorzaamheid, enz.

Ds Ringnalda voegt hieraan toe, dat hij materieel hier vrijwel niets aan heeft toe te voegen, maar:

.... van formeel oogpunt uit, zijn hier toch wel enkele opmerkingen bij te maken.

Men lette er 1". eens op, Tioe scherp hier de gevaren voor onze jonge menschen gevoeld, bekend, en onder 'Oogen gezien worden. Dan 2". dat men daartegenover niet zijn kracht zoekt in het verbod (wat Rome anders nog al eens eigen is!) zonder, er tegelijk ook iets anders voor in de plaats te bieden. Hierbij, en dit S»., heeft men zeker met bewustheid gezocht naar een „surrogaat', dat ten nauwste aansluit bij de behoefte van jongelui uit 'de 20ste eeuw: men wil tooneel spelen; men wil dansen; men wil „wedstrijd en competitie"; men w i 1 uitvoeringen. Maar dat alles geeft men nu, 4< J., op zoodanige wijze, dat het religieus gevoelen er door gewekt, zoo niet gewerkt, en steeds meer veisterlct wordt. Dat men daarbij, 6»., bedacht is op afwisseling van ernst en luim ligt voor de hand, maar het mooie hierbij is, dat men die beide geeft naar dezelfde methode, op dezelfde wijzei, met dezelfde middelen, in dezelfde spheer, in denzeUden geest, Het wil een oplossing voor het jeugdvraagstuk in Holland zjjn.

Wij kunnen ons daar zonder meer niet mee vereeiiigen. I

Voornamelijk is het voor ons de groote vraag, of men zóó ver in moet gaan op wat „men" wil.

Voor dat laatste zinnetje ben ik het dankbaarst. "Want heel die probleemstelling: wat geef ik er voor in de plaats? lijkt me, als ze op de détails van het van verkeerde beginselen gedreven cultuurleven of zondeleven zich spitst, een groote dwaasheid. Wereldgelijkvormigheid in hel kiezen van de methode van levensvulling en tij'd-lwsteding; tijd is genade, zei Bavinck.

Als men een contra-buis wil bouwen tegen een ander huis, zal men dan zeggen: welk een ornamentje, welk geveldétail stel ik in mijn huis tegenover het ornament en het geveldétail van dat andere?

Of zal men zeggen: als er een andere stijl van den bouw is, wordt alles anders?

In Rotterdam werden deze week christenen opgeroepen om toch vooral te komen kijken naar een z.g. revue. De dierbare vinding was van een blijkens den naam ook al dierbare „vereeniging tot opbloei van het geesteUjt leven"; maar wie den tekst van het proferamma inzag, kan weten, dat heel deze smakeloosheid in werkelijkheid een poging was, tot opbloei van de volksvergroving. Het wa.s één doorloopend stukje misère, dajt programma, en het riekte, reeds in zijn titels, naar v«rregaand bederf van geestelijk leven. Als iemand, die zulk spul „mist", zich nu aim voelt, dan hoop ik, dat hij zioh nog armer voelen zal. Het was een bedroevend staal van achteruitgang.

En hoever dit alles inderdaad meewerkt aan de volksvergroving, wordt wel duidelijk, wanneer men er aan denkt, dat bij een voorgaande gelegeiïbeid gezongen werd „de bekende zegenbede uit Ps. 134".

Als antwoord daarop kwam deze groep tot nummer 2. Tegenwoordig is de groote kwestie van velen: hoe •houd ik „de wereld" bij?

Vroeger was de vraag: hoe zijn wü de wereld voor?

Prof. Bouwman en de Wereldbond der Kerken.

Prof. Dr H. Bouwman schrijft in „De Bazuin" het volgende:

Het is eenige jaren geleden, in 1924 of 1925, dat ik met nog vijf andere 'Gereformeerden: Prof. Dr H. H. Kuyper, Prof. Dr J. RidderboB, Dr J. C. de Moor, Dr B. Wielenga en Dr K. Dijk, op dringend verzoa; k van 'Dr Ramsay van Londen, secretaris van den „Wereldbond der kefken", lid werd van het Bestuur der Ned. Af deeling van den Wereldbond. Ofschoon ik niet zonder bezwaar was om als lid van den Bond toe te treden, 'heb ik, evenals de andere genoemde heeren, dit gedaan, omdat het streven van den Bond, uitge-'drukt in Art. III van de Statuten: „De Vereeniging stelt zic'b ten 'doel: a de kerken op te we'kken haar invloed te gebruiken bij het volk, volksvertegenwoordiging en de regeering, om een goede verhouding tusschen 'de volken tot staind te brengen; b. Ohristenen van de onderscheidene godsdienstige genootschappen en vereenigingen samen te brengen om de keriren in dit pogen te steunen", voor mij zeer sympathiek is. Om die reden heb ik ook eenige jaren achtereen, hoewel ik daarvoor zeer weinig tijd had, met het bestuur van de Ned. Afdeeling medegewerkt. Zelfs aanvaardde ik de opdracht, om als secretaris te fungeeren, onder voorwaarde, dat een ander het werk zou waarnemen. Bü schrijven van 1 Mei 1929 nam ik echter afscheid

van den Wereldhond. Om welke reden?

Ik had in „De 'Bazuin", naar aanleiding van het referaat van Dr Nederbragt op de Predikantenconferentie een artikel geschreven over Kerk en vredesbeweging, waarin ik ook een paar bezwaren, vroeger wel eens in den kring van het Bestuur van den Wereldbond besproken, had neergeschreven.

Dr Nederbragt had de stelling verdedigd, dat de kerk niet actief aan de vredesbeweging kan deelnemen, ja zelfs dat de kerk met geen enkele bewe!ging te maken heeft. De kerk moet voortgaan met haar eigen vredesbeweging, die hestaat in aaatasting van den wortel van alle kwaad, en moet het oog der Christenen richten op hetgeen boven is.

Hierover maakte ik in „De Bazuin" van 12 April 1929 enkele opmerkingen, en schreef o.a het volgende:

Het komt ons voor, dat Dr Nederbragt in het algemeen een juist standpunt heeft ingenomen. De kerk kan niet actief deelnemen aan de vredesbewet ging. Zij heeft eene andere roeping, namelijk om het evangelie van Jezus Christus te verkondigen. En wanneer zij zich zou willen mengen op het terrein waarop de overheid rechtstreeks te zeggen heeft, gaat zij over op een gebied, waar zij niet thuis behoort, en waardoor haar invloed en kracht verloren gaat.

Wanneer echter Dr Nederbragt zegt dat de kerk met geen enkele beweging te maken heeft, dan is deze stelling in haar algemeenheid onjuist. Wij zouden deze stelling ook wel kunnen omkeeren, en kunnen zeggen, dat de kerk met alle bewegingen te maken heeft. Zij staat toch temidden van het volle menschenleven, en moet het licht van Gods Woord laten schijnen op alle verhoudingen. De kerk staat niet passief temidden van het wereldgebeuren, maar heeft in overeenstemming met de taak haar opgedragen, de Waarheid Gods te verkondigen, in te werken op de gedachtenwereld, opdat de volken leven naar de beginselen van de goddelijke wet. Het staat hiermee evenals met de verhouding van de Irerk tot het maatschappelijke vraagstuk en met de staatkunde. Zij zelve is niet geroepen om op te treden op het terrein van het sociale en het politieke leven, maar zij heeft de beginselen van Gods Woord, van de heilige wet des Heeren te verkondigen, en de gemeente op te wekken naar het recht Gods zich te gedragen, en daartoe mede te werken, dat de leden der kerk zich als christenen ope'nbaren, en invloeden uitoefenen op de denkwereld en de gedragingen der menschen.

Zoo opgevat kan de kerk zich ook niet aan de vredesbeweging onttrekken. Het is volkomen waar, dat er in de huidige vredesbeweging een ziekelijk element naar voren treedt. De ernst der zonde, en het recht Gods treden al te veel op den achtergrond bij het weeke ideaal, dat vele pacifisten zich voorstellen. De arbeid van den zoogenaamden wereldbond der kerken kan door het gebrek aan overeenstemming omtrent de diepste beginselen, door hel oppervlakkig en eenzijdig streven, en door gemis aan ernst met het mysterie der zonde geen voldoend resultaat bereiken.

Maar dit neemt niet weg, dat de kerk niet onverschillig mag staan tegenover de vredesbeweging. Zij kan de christenen opwekken om hun "invloed uit te oefenen .op Ijet bestrijden van onrecht en geweld. Zelve kan en moet zij niet treden op een terrein, dat haar niet is toegewezen, maar zij moet de actie voor het recht en den vrede overlaten aan hen, die daarvoor gesteld zqn.

Evenmin kan en moet zij getuigen tegen het onrecht en d© verwoesting door de zonde aangericht, en de christenen opwekken naar het recht Gods te leven en te handelen. En door de bewerking der consciëntio oefent zij een groeten .invloed. Zoo beeft ook de Synode van 1914 dit verstaan, toen zij (Art. lil) een getuigenis aflegde dat er voor het behoud der volken geen andere weg is dan de terugkeer tot het Evangelie van Christus, den Heere.

Prof. Cramer van Utrecht, voorzitter van de Ned. Afdeeling, was door de zinsnede over den Wereldbond^ •waarin gezegd wordt, dat in den Wereldbond „gebrek is aan overeenstemming omtrent de diepste beginse-

len" eii.dat ^ij „iwv het oppervlakkig en eenajdig streven, en door gemis aan ernst met het mysterie der zonde geen voldoend resultaat" kan beireiben, zeer in zijn wiek geschoten. Hij sprak over genoemde woorden zijn verbazing uit, en drong op onaangenamen toon aan, dat ik als lid van het Bestuur zou bedanken.

Het spreekt vanzelf, dat het moeilijk valt met een voorzitter, die zoo onaangenaam' uitvalt, wanneer op een schaduwzijde van den Wereldbond gewezen wordt, samen te werken. Ik beb bij schnjven van 1 Mei 1929 dan ook meegedeeld aan Prof. Cramer, dat ik aan zijn verzoek zou voldoen.

In dezen brief schreef ik o.a.: „Het verslag dat de „N. R. Crt." gaf van mijn stuk in „De Bazuin" over „Kerk en Vredesbeweging" is niet geheel juist. Er is een gedachte uit overgenomen, en dat niet letterlijk, welke om goed te worden verstaan in het verband moet worden gelezen. Evenwel is wel mijn overtuiging, dat , er in den Wereldbond gebrek aan eenheid is omtrent de diepste beginselen. Dit kan ook niet anders, omdat de leden zelf in dit opzicht van elkander , verschüleu. In het bijzonder komt dit uit wanneer da gedachte der ontwapening naar voren treedt. Nu heb ik, niettegenstaande ik schaduwzijden zie in het streven van den Wereldbond, üi onzen kring steeds het goede van den Wereldbond bepleit, en op ondersteuning van den Bond aangedrongen. Juist daarom doet het mij leed, dat u in zulk een onaangenamen toon schrijft over een stuk, waarin ik juist bepleit heb, dat de kerk niet onverschillig mag staan tegenover de vredesbeweging."

Nu in „De Rotterdammer" een verslag overgenomen is, waarin iets over deze kwestie vermeld wei-d, en welk verslag tot misverstand aanleiding kon geven, acht ik het wensohedijk, rekemschap te geven van miijn afscheid van den Wereldbond der berken.

Van onderscheidene zijden is mij reeds gevraagd, waarom ik uitgetreden was. Ik heb thans gelegenheid, om onze menschen in te lichten.

Zooals ik indertijd schreef mag de Icerk niet onverschillig staan tegenover de vredesbeweging. Ook heeft ongetwijfeld de Wereldbond der kerken een goed doel. Maar al heeft het iets goeds en bekoorlijks om met menschen van verschillende .richting samen te werken, ook met ethischen en modernen van onderscheiden schakeering, dit blijkt in de practijk zeer moeilijk. Velen zijn zeer rekkelijk wanneer het gaat over bet loslaten der dogmata, maar zeer gevoelig wanneer men opmerkt, dat de zonde de diepste oorzaak is van de ellende van den oorlog, en dat het wel goed en noodig is om alle goede pogingen aan te wenden tot het voorkomen van den oorlog, maar dat zoolang de zonde in de wereld heerscht er krijg zal blijven. Men behoeft slechts te lezen hoe gesproken en geschreven wordt over .het vredesideaal van den Heere Christus, over den oorlog aan den oorlog en de ontwapening, en het is duidelijk hoe eenzijdig en opnervlakkig daarover wordt gehandeld.

Het verloop van deze historie laat, dunkt me, ook aJ weer zien, dat de gereformeerden ten onrechte worden beschuldigd van onverdraagzaamheid. Wanneer ze eens meedoen, dan wordt er toch geen plaats gegeven aan hun overtuiging-. In den laatsten tijd schrijft 't orgaan van den wereldbond zoo, dat 't telkens indruischt tegen de grondgedachten der calvinisten, en dan soms, blijkbaar, zonder dat te begrijpen.

Bewaring van eigen karakter, ook al vindt men ons irog zoo stroef, is, dunkt me, het eenige middel, om iets te zijn voor het leven buiten ons.

Een oud rijm.

Ds J. Boolsma schrijft in Westlandsche Kb.:

In een .oud Ijoekje vond ik een rijmgedicht, bij wijze van samenspraak. De man, die het daarin plaatste had het weer van iemand, die het uit het scheurpapier had gered. Hrj noemt het „een uitnemende parel in een zeer ruwe schelp". Ik geef het hier door. 't Is eenvoudig maar juist in de voorstelling van den weg des geloofs.

Het rijm, getiteld „Heilweg" wordt hier doorgegeven:

Vragen:

Antwoorden:

1. Hoe is Gods verbond gelegen?

I. Enkel in belottenis.

1. Hoe is Gods verbond gelegen? 2. HoeverI< rijgtnienZijnenzegen?

2. Zuiver als een erfenis.

2. HoeverI< rijgtnienZijnenzegen? 3. Moet men hier ooit iets betrach-

3. Als voorwaarde, neen oneen! ten ? 4. Moet men dan slechts lijd'lijk

4. Zulks heeft hiermee niets ge-

wachten ?

meen. 5. Ditwordtdoor'tgeloofverstaan.

6. Zeg mij hoe dit te bevatten? 6. Wat is voor geloof te schatten ?

6. 't NeemtOodsWoordeenvoudig aan.

7. Kan men zich hier niet bedrie-

aan. 7. Niet met Gods getuigenis.

gen?

8. 't Hart is 200 geneigd tol liegen?

8. Dit 's vernederend, doch gewis.

9. 'kWoutochgaarnezekerwezen? 10. iVlaar mijn schulden doen mij

g. Werp op Jezus al uw zorg. lo. Kom tot Hem als tot uw Borg.

vreezen ?

11. Hoe zal ik dit best betrachten? 12. IWaarikheb daartoe geen krach-

n. Zie door 't arm geloot op Hem. 12. Hij, Hij roept u, hoor Zijn stem.

ten?

13. Hij waagt niets, die God ver­

13. Zal ik het dan zoo maar wagen ?

trouwt. 14. Goed, zoo gij hier niet op

14.'k Zal gena ootmoedig vragen!

bouwt.

16. JWoet ik dan maarzoogelooven? 16. Maar 'tgeloof dat komt van

IB. Niets.dan 'tgeen.dat God u zegt.

boven 1 17. Godmoetmij'tgeloofdusschen-

16. Dacht gij anders, 'twaar niet. 17. Hij belooft zulks in Zijnwoord.

ken;

17. Hij belooft zulks in Zijnwoord.

18. 'kKan niet bidden, zelfs niet

18. Zijn Geest brengt dit in u voort.

denken 1

19. Dat 's uw regel nooit geweest.

19. Maar ben ik wel uitverkoren? 20. Was Ik maar eens weergeboren 1

20. Dit geschiedt door Jezus' Geest.

21. Wou God mij zich openbaren!

21. Hij spreekt in Zijn Woord van vree.

22. Ja, maarmochtikzulkservaren!

22.'t Recht gelooven brengt dat 23. Dit leert Jezus zelf u doen.

23. Kon ik meer op Hem betrouwen! .i4. Droeg ik maar meer zonden

24. Wildaartoenaar'tkruisuspoên.

rouwe 1 25. 'k Vind 't zoo moeilijk te geloo-

^ 25. Denk, dat 't Woord verzegeld is.

ven! 26. 'k Zal om hulp opzien naar

"

boven.

26. Doe dat, want dat is gewis. '

27. 'kWenschte wel voor God te

27. Dat 's betaamlijk, houd maar wacht

•'ven!

wacht 28. Strijd; maarnietin eigenkracht,

28. Maar ik voel veel tegenstreven ! .ia. Ach, mijn hart is zoo onheilig!

29. Zie op 't Woord, dat hulp be-

Qrt .1 XT-^ .,

looft. 30. Schuil bij .Tezus als uw Hoofd,

^V' ». •, ""Joveral onveilig! dl. iwaarikzal het weer bederven ! 32-^^J^"^ ê^^t het dan bij 't ster-

31. Denk steeds: Jezus heeft vol-32. Jezus 'brengt behoud'nis aan.

Aan zoo iets als litteraire kritiek, zal misschien maar een heel enkele denken. Hij denke ongestoord. Maar ik denk, dat er wel enkele van onze lezers zijn, die zich bekennen zullen, dat dit rijmpje, dat er erg onaanzienlijk uitziet, toch tegeno'ver veel sciheeve vooretellingieïi! waar de menschen tegenwoordig nog in verward zitten, iets goeds „komt op te merken."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's