GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Retraiten.

Over de Roomsche retraiten schrijft Ds Kruyswijk in „Hilversumsche Kerkbode" het volgende:

De retraiten zijn opgekomen plm. 1845. Het was aanvankelijk een beweging, uitgaande van bepaalde kloosters en retraitenhuizen. Veel omvangrijker werd echter het verschijnsel, toen daarnaast allerwege vereenigingen ontstonden, die de methodische propaganda voor de retraite ter hand namen. Er kwamen toen afzonderlijke retraiten voor arbeiders, voor jongelingen, voor recruten, enz. Zelfs i n den oorlog, tot vlak achter het front, is er zoo gearbeid.

De laatste jaren is er naast die beide stroomingen voor de retraite een derde factor bijgekomen: de officieele R. G. Kerk maakt er almeer van een zuiver kerkelijke zaak; het wordt hoe langer hoe meer een stuk officieele Roomsche zielszorg. Vooral de huidige Paus is de beweging zeer goed gezind. Hij ziet er o.a. in h e t middel om de breede arbeidersklasse te bewaren voor materialisme en revolutiezuoht. Terugkeer van den mensch tot de ware gehoorzaamheid, dat is immers de kern van de „Geestelijke Oefeningen" van Loyola, dat is tevens de kern der retraite-gedachte.

Met recht, nu de trein dezer gedachte getrokken wordt door de zware Jumbo-locomotief van geestdriftige pauselijke hulp (onlangs nog ter gelegenheid van het gouden priesterjubileum van den huldigen paus), nu moest de vaart er wel inkomen. En die is er ingekomen. In menig bisdom wordt er propaganda voor gevoerd tot in de verste parochie. Meetings voor leiders en geschriften over de beweging zijn aan de orde van de maand. Honderden retraitenhuizen staan het heele jaar open. In Nederland alleen in 1926 al 12, waarvan één in „Birkhoven" bij Amersfoort.

Wat daar dan geschiedt? Dat Is natuurlijk niet overal stipt gelijk. Maar over het algemeen zal het in de hoofdzaak wel zijn als volgt.

De meeste retraiten duren 3 dagen. Naar de beteekenis van het woord zelf is het een zich terugtrekken uit de wereld en uit de beslommeringen van den dagelijkschen arbeid. Het tracht allee te houden in eert ernstigen toon. Eenzaamheid is een der dingen, waarop de leiding veel prijs stelt. Daarom heeft ieder zijn eigen kamer gedurende deze dagen. En bij de aanwijzing dier kamers wordt er op gelet, dat vrienden en kennissen zoo.... ver mogelijk uit elkaar gehuisvest worden. Alles is gericht op het verkeer der zielen met God, in Roomschen trant. Daarom wordt er in de meeste retraiten onder elkaar absoluut niet gesproken. Hel converseeren is eenvoudig een verboden zaak. Teneinde dat bij de maaltijden niet te drukkend te maken„ wordt er aan tafel telkens uit typisch Roomsche lectuur voorgelezen. De tijd tusschen de gezamenlijkeoefeningen is bestemd voor rust, gebed, meditatie, gesprek met den leider, enz. Er zijn dagelijks vier a vijf oefeningen, onder leiding van den retraitenleider. Dit zijn meest niet te lange, krachtige voordrachten.

Elke retraite heeft drie hoogtepunten; de biecht, , de communie en de hernieuwing der doopgelofte. Een en ander met de meest mogelijke indrukwekkendheid. Ze wordt besloten met den pauselijken zegen.

Deze methode is allermeest gericht op twee dingen: zoo nauw mogelijke aansluiting aan de R. G. denken spreekwijze (de lectuur loopt over Maria, heiligen, , gehoorzaamheid aan de kerk, enz.). Dat is het eerste.. Het tweede is: zoo diep mogelijke zielkundige werking.. De zaak moet de mensohen door merg en been gaan.

Het gevolg is ook groot. Almeer wordt van de retraite verlangd, dat ze de schreiende gebreken der Roomsche zielzorg zal vergoeden. Het wordt met de nazorg in vereenigingen van oud-exercitanten een gesloten cordon van zielzorg.

M.i. zal evenwel de praotijk uitwijzen, zoodra de retraite nog meer algemeen wordt, dat het ermee zal gaan als met een andere R. G. oefening der godsvrucht: de 40-daagsche vasten voor Paschen. De kloof tusschen den tijd vóór (carnaval) en in het vasten ontneemt er de bekoring veelzins aan.

In de retraite-exercitiën gaat de werking der goddelijke genade teveel schuil achter exercitiën en nog eens excercitiën.

Er zullen vele moreele gevolgen zijn, noem ze zelfs: kerkelijk: vaster besef vooral van de samenbinding met de R. C. Kerk, nauwer aaneensluiting onder elkaar; meer verheffing der zedelijkheid wellicht ook. De ernstigsten zullen ook meer ontvan'gen. Onder het deksel der R. C. bijgeloovigheiden zal hét Evangelie in dezen gecomprimeerden vorm ook kracht doen. Maarover het geheel zal het stempel van maakwerk er op' blijven drukken. Ze zullen den Roomsche Roomsohermaken. Maar voor bijbelsch geloof in Jezus zijn ze niet bruikbaar.

Voor ons besef drukt er eindelijk op een zekere geestelijke oppervlakkigheid, voomamelük door de suggestie, dat alle exercitanten kinderen Gods z ij n, en slechts bevestiging belioeven in de genade.

Tot zoover Dr Kruyswijk.

Men zal in zijn opmerkingen belangstellen, ook omdat' e retraite vele protestanten bekoort. En wie er soms niet, aar verlangen kan, het goede element, dat er in ligt, ok in eigen leven weer te vinden^ die staat er niet best. oor, geloof ik.

„De nood aller christenheid" en onze tijd..

Dr J. H. Gunning was zoo vriendelijk, ons een overruk te zenden van onderstaande inleiding op het ubliek gebed, onlangs in den dienst des Woords door em uitgesproken:

Het is nu wel bijna zeker, dat de Sadhoe Soendar Singh, de Indiër, die ook in Europa zulk een diepen indruk heeft gewekt, door zijn ootmoedig en aangrijpend getuigenis van Christus, in Tibet door de dweepzieke Lama's is vermoord gevonden. Eere zij zijnernagedachtenis! Zij die het voorrecht hadden hem te zien en te hooren, vergeten zijn gestalte nooit meer. In het groote Indië, evenals in de geheele wereld van het Oosten, gist en kookt het. Ontzaglijke dingen kunnen binnenkort daar gebeuren. Laat ons bidden voor al de volkeren in het Oosten!

In Rusland, ten tweede, vindt een geloofsvervolging plaats, als sedert de dagen van keizer Nero niet meerop aarde gezien werd. Met waarlijk satanische wreedheid worden door de Sovjets allen, die aan het Evangelie vasthouden, met meedoogenlooze, stlselmatigeuitroeiing bedreigd. De Zondag is afgeschaft, kerken, worden tot bioscopen of kazernes gemaakt, alle kerst-• •> --iering werd verboden en geen laagheid, geen wreedheid, geen machtsmisbruik wordt verzuimd om den hooggeloofden Naam van Jezus Christus uit Rusland' te verbannen. Een kleine bende van goddelooze Joden, , die met het geloof hunner vaderen alle geloof hebben verworpen, terroriseert een volk van honderdon millioenen, dat met zijn diep godsdienstig gevoel roept, en schreit om verlossing. Laat ons bidden voor de verdrukte en vertrapte volkeren van het onmetelijke Russische Rijk!

En dan ten slotte, laat de nood van Gods oude volk Israël ons wegen op de ziel. 'Wanneer de Jood den God zijner vaderen verlaat, wordt hij een vloek voor de gansche menschheid, wordt hij de naaste voorlooper van den Antichrist, ja het lijkt velen meerwaarschijnlijk dat de Antichrist zelf, van wien het Boek . der Openbaring profeteert, een afvallige zoon van Israël wezen zal. Wij hebben veel te weinig aan de voorrechten en verplichtingen der Joden gedacht, nu worden alle natiën door den geest uit den afgrond die onder Joodsche genialiteit van uit Rusland de geheele wereld tot opstand tegen God en Zijn Gezalfdemobiliseert, in haar levenswortel bedreigd. Daarom, laat ons bidden voor Gods oude volk, opdat de dag spoedig aanbreke, dat Israël zijnen Messias erkenne en zijne rechtmatige plaats aan het hoofd der volke-ren inneme.

God schenke ons den geest des gebeds en der smeekingen om Immanuels wille!

Nu, laat ons bidden!"

Het gebed voor den „nood der christenheid" heeft in dezen tijd wel bizondere behoeften te noemen, en daarom is deze inleiding daarop van groote beteekenis - v-oor de leiding der gedachten daarheen, waar ze moeten komen.

Over „Mediteeren".

Het treft wel eigenaardig, dat onze lezers in deze ruiriek tweemaal iets van ds Kruyswijk zullen lezen. Maar •dat is toch geen bezwaar. Het hier bovenstaande stuk stond reeds gezet, doch bleef een tijdlang liggen; en wat thans hieronder volgt, wordt tegelijk weer meegegeven, en zal vermoedelijk — want de kerkelijke akker met aangrenzende gebieden heeft deze week weinig geleverd, dat voor deze rubriek zoo direct geschikt is — deze week wel worden geplaatst.

Het is goed, dat wij ons eens nader „bezinnen" over het „mediteeren". Want dat zijn twee termen bij elkaar. Twee termen, die beide modewoorden geworden zijn, «n die dus slechts even de aandacht kunnen trekken, als ze in het (in dit geval: harlekijns) pakje van de aanhalingsteekens worden gestoken. Dies leze men:

Over het mediteeren zullen nu vermoedelijk vier artikelen volgen, en in het eerste moet de vraag beantwoord worden: wat het eigenlijk is. De vraag naar Il et wezen der meditatie. Al aanstonds moet «r daarbij op gewezen worden, dat het christelijk •spraakgebruik daaraan beurtelings twee verschillende beteekenissen toekent. Eerst: stille overdenking der goddelijke dingen; voorts: korte verklaringen van gedeelten der H. Schrift of andere geestelijke lectuur, die geschreven is, meestal mede om aan ons mediteeren leiding te geven. Tusschen deze beide bestaat er zeer nauw verband. Het tweede is meestal vrucht van het eerste. Het eerste is de geestelijke oefening van het mediteeren zelf; het tweede is het resultaat ervan, zooals het neergeschreven is.

Van dit laatste zijn er tallooze voorbeelden. De Christelijke meditatie-lectuur is onafzienbaar rijk. Een heerlijk voorbeeld ervan zijn b.v. de „Belijdeniss e n" van Augustinus onlangs weer door Dr A. Sizoo •vertaald uit het Latijn. Een ander bekend voorheeld is de „Navolging van Christus" van Thomas a Kempis, voor eenige jaren weer door Dr B. Wielenga - vertaald uit het Latijn. Alleen is hier de Roomsch-Katholieke geest, vooral in het vierde boek, veel sterker. Andere bekende voortbrengselen van medlteeren-> den zielsarbeid zijn van John Bunyan: „Genade overvloeiende voor den grootste der zondaren", vele geschriften van Willem Teellinck (pl.m. 1500), bijna het heele boek van Baily: De Practijk of Oefening der Godzaligheid, en uit den nieuweren tijd de honderden en honderden meditaties van nu wijlen Dr A. Kuyper in „De Heraut" (het bekende „tweede stukje"), van welke er tallooze gebundeld zijn (Honing uit den Botssteen, Gomer voor den Sabbath, Als Gij in Uw huis •zit, enz.) Een fijn voorbeeld ervan is, om niet meer te noemen het werkje van A. Steketee, die pl.m. 1880 docent was aan de Theologische School te Kampen: „Gedachten over onzen diepen val en de verlossing, die in Christus Jezus is".

Werken als deze geven al terstond een indruk van wat meditatie is en moet zijn.

Van deze geestelijke overdenking hebben - wij een zeer korte, maar heldere aanduiding in het woord van onzen Heiland: aar uw schat is, aldaar zal ook uw hart zijn (Matth. 6:21). Want daaruit vloeit naar Calvijn (Institutie III, 25, 1) dit voort: at wij onze oogen op Christus slaan en aan den hemel kleven, en dat onze oogen door geen der aardsche dingen worden opgehouden of verhinderd, van ons te voeren en op te heffen tot de beloofde gelukzaligheid.

Geven wij ons op dezen grondslag rekenschap van het wezen van het mediteeren, dan moeten wij het afzonderen van wat buiten Jezus om soms geschiedt, met name in enkele Oostersche valsche godsdiensten. Het gaat daar vaak gepaard met kunstmatige oefeningen, zooals het inhouden van den adem, het gedwongen staren naar een bepaald punt. Alsdan beoogt men ermee uitdooving van het bewustzijn, het laten wegzinken van elke bijzondere voorstelling en ieder bewust gevoel en het komen in een toestand waarin het leven stop gezet wordt. Ook in dit opzicht scheiden de wegen van Pantheïsme en Christendom.

Meditatie is voor den Christen iets geheel anders. Waar de schat is, daar is het hart. Daar zijn de gedachten des harten en de overleggingen der ziel, „daar strekt zich al mijn lust en liefde heen".

Ook hier valt te kiezen tusschen een groot aantal definities. Niets aan duidelijkheid te wenschen overlatende is die van Bra kei (Redelijke Godsdienst II, hfdst. 35, 1): Het is een godsdienstige oefening, in welke een godzalige met een van de aarde afgetrokken en ter hemel verheven hart. God en de goddelijke dingen, die hem van te voren bekend waren, herdenkt, en met zijn gedachten die beschouwt, om daardoor verder ingeleid te worden in de kennis van de goddelijke verborgenheden, ontstoken te worden in de liefde, vertroost en tot een levendige werkzaamheid verwakkerd te worden.

Uit deze omschrijving blijkt, dat mediteeren iets anders is dan een zekere stemming van maar vaag bewustzijn. Mediteeren is een werkzaamheid. Aanvankelijk zelfs een zeer zware geestelijke werkzaamheid. Wat evenwel niet beteekent, dat ze alleen zou kunnen worden beoefend door enkele ..ingewijden". Wij hebben hier wel ter dege te doen met iets, dat voor ieder christen uiterst wenschelijk en eigenlijk onmisbaar is. Voetius heeft dat met kracht betoogd tegenover de R. C. Schrijvers, inzoover deze laatsten kennen 'n apart mediteerend en beschouwend leven, in levenslange afzondering van de practijk des levens. Hij wijst er dan op, dat het beschouwende leven niet van het actieve kan gescheiden worden: mmers wordt aan allen door God geboden de oefening van de liefde tot den naaste in de levenspractijk. Bovendien de Schrift stelt godvruchtige overdenking en de ge nieting daarin als aan alle gemeen; Voetius haalt daarvoor terecht aan Psalm 1, Filipp. 1:9 en 1 Pe trus 2:4. Trouwens, hierbij is betrokken het groote christelijk goed: at ieder kind des Heeren naar Jezus' evenbeeld vernieuwd wordende, een afglans betoont van Christus' Koninklijk en priesterlijk, maar ook van zijn profetisch ambt.

Zoo komt het mediteeren dan ook rondom in de Schrift voor; het betrachten van Gods getuigenissen, het overleggen van al Gods daden, „d§ overdenking mijns harten". In dezen weg is het, dat er gemeenschap komt met den 104en Psalm en zijn dichter: Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn.

Ook dit artikel is, gelijk men verstaat, overgenomen uit „Hilversumsche Kb."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's