GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over-„Faust-preeken”.

Verleden week nam ik een gedeelte over van een in „De Stroom" verschenen „Faust-preek" van Dr Hoo-ykaas. Dit gaf Dr Hooykaas aanleiding tot het bij dezen gaarne ingewilligd verzoek tot plaatsing van volgende regelen:

Geachte Redactie,

Gun me een enkel woord naar aanleiding van hetgeen u in de „Persschouw" van uw laatste nummer over mijn Faust-preeken schrijft. Het zal me genoegen doen een eenigszins verkeerde opvatting te mogen rechtzetten, juist omdat ik het steeds in „De Reformatie" waardeer, dat zij niet alleen vertelt wat er in andere kringen gebeurt, maar ook daarbij steeds zoo gul is met zeer uitvoerige citaten.

Daarom deze opheldering: een serie als die van mijn zeven preeken over de tweede Faust (vervolg op een vroegere reeks van Faust, eerste deel) zijn ook op onze kansels ongewoon en zouden niet gehouden kunnen worden in een gewonen morgendienst. Maar er is in onze kerk, gedurende de zes wintermaanden, 's ochtends en 's avonds dienst (een uitzondering, zooals u weet, in vrijzinnigen kring) en — terwijl 's morgens rechtstreeks uit het Evangelie wordt gepreekt — ben ik sinds jaren gevroon, in de avondbeurten vrije

onderwerpen te behandelen, in den vorm eener reeks. Het door u aangehaalde voorbeeld laat zien, dat ook literaire stof aan het Evangelie getoetst wordt, zooals van zelf spreekt. Dat deze preeken ook bij ons als iets aparts worden beschouwd, verandert dus wel wat aan de conclusies, die u eruit trekt.

Uw laatste zin begrijp ik in het geheel niet. Ofschoon in dien moeilijken Lucastekst aanbevolen wordt ons „vrienden uit den ónrechtvaardigen Mammon te maken", schijnt mij dit immer een min of meer gevaarlijke raad; maar: wat heeft dit uit te staan met het houden van Faust-preeken in het algemeen en met een preek over de Demonie van het geld in het bijzonder? U zoudt me veel genoegen doen, dit nog even op te helderen. Mijnerzijds beloof ik, niet ongevraagd daarop weer van uw plaatsruimte gebruik te zullen maken. Voor 't afstaan dezer ruimte intusschen dank van

Uw dw.

G. E. HOOYKAAS.

Voor deze nadere toelichting ben ik Dr Hooykaas dankbaar. Dat hijzelf deze preeken ook zóó met opzet als iets aparts wil laten beschouwen, was mij niet bekend. Overigens geloof ik niet, dat daarmee mijn conclusie zelf behoeft te worden veranderd. Ik concludeerde slechts, dat ook hier weer uit blijkt, dat het begrip „preek" bij ons anders is dan in den kring, waar „De Stroom" leiding geeft. Dit is niet alleen duidelijk uit de omschrijvingen, die in gereformeerde homiletische werken van het begrip „preek" gegeven worden (ik voegde er nog aan toe, dat onder ons, gereformeerden, lang niet altijd aan onze eigen definitie van „preek" de geëischte trouw betoond wordt, in wat wij zoo des Zondags krijgen of geven), maar ook uit het feit, dat in „De Stroom" zelf het woord „preek" gebruikt wordt. Dit woord zou bij ons vermeden zijn; als wij stukken litteratuur aan het Evangelie willen toetsen, dan gebruiken wij een ander woord dan „preek", en hebben ook daarvoor geen door den kerkeraad geleide samenkomst van het kerkelijk instituut. Wij spreken dan van „lezing" of zoo. Voor ons is de preek een ambtelijke ontvouwing, ontsluiting, van het Woord van God, zooals het daar ligt, en dat Woord heeft zijn eigen inhoud, waaronder ook „het" leven in het oordeel komt, en anderzijds voor het koninkrijk der hemelen dienstbaar gesteld wordt.

Dat ik even sprak over den ónrechtvaardigen rentmeester en het „vrienden maken uit den ónrechtvaardigen Mammon" was alleen, om aan te duiden, dat wij in deze woorden van Jezus Christus — niet minder „gevaarlijk" dan eenig ander woord van Christus, en niet minder „verlossend" dan elk ander woord van Hem tevens —• een positief bijbel-woord hebben, waarin niet alleen het probleem van geld en ziJn loop-in-de-wereld veel en veel dieper wordt gesteld dan in den Faust, maar ook het door de verlossing gelegde verband gewezen wordt tusechen het leven der menschelijke verhoudingen eenerzijds en het „koninkrijk der hemelen" anderzijds. Dat de tekst mij door het hoofd speelde kwam hiervan, dat ik er juist den vorigen Zondag over had gepreekt, vóór ik „De Stroom" gelezen had; en dat het wat kort gezegd is, nu ja, dat kwam vanwege de nadering van den ochtendtrein naar Goes....

Het verheugt mij, dat Dr Hooykaas zijn toelichting gaf. Hij en ik weten, dat onze opvattingen zeer ver uiteen gaan, maar in Dr Hooykaas waardeer ik altijd den eerlijken wil, om principieel andersdenkenden te verstaan. Als dat meer gebeurde, zou er heel wat minder polemiek in ons corrupte landje noodig wezen.

Om alle mogelijke misverstand omtrent het uitzondelingskarakter van de Faust-preeken van Dr Hooykaas af te snijden, neem ik hier nog uit „Voor Eigen Kring", maandblad voor de Remonstrantsch-Gereformeerde Gemeente van Rotterdam, over, wat terzake geschreven is door Dr J. C. A. Fetter:

Het meeleven in godsdienstoefeningen en kringen is gewoonlük van September tot Januari iets grooter dan daarna; langzamerhand begint dan het naderende Paaschfeest te wenken en, al mogen de kerkelijke uitdrukkingswijzen niet vaak meer gebezigd worden, de zoogenaamde „lijdensweken" trekken weer door de prediking, die in dien tijd een eigenaardig cachet heeft en door religieuze muziek (Matthaeüs-of Johannes-Passion), die men gaat beluisteren (al is het maar door de Radio) of waarvan men in elk geval hoort.

Wy zouden niet gaarne wensohen, dat in onze Westersche samenleving de Christelijke feesten (vooral Kerstfeest en Pasohen) ophielden, tot de menschen te spreken.

Denken wij, der gewoonte getrouw, eerst aan de Kerkdiensten, die gehouden werden, dan vinden wij:5 Jan. m. (Ds van Nooten) Gen. 28 : 16—17; av. (F.) DekoopmanvanVenetië (Shakespeare-preek).

12 Jan. m. (H.) Christus als machthebber; Marcus 1:22; av. (Ds Blokker) Menschenkennis en Godskennis; 1 Cor. 8:12b.

19 Jan. m. (Ds Oldeman) Hij, die ons roept; 1 Thess. 5 : 24a; av. (H.) HelenaenEuphorion (Faustpreek).

26 Jan. m. (Mej. Ds Prevel) Was ons hart niet brandende, toen hij onderweg met ons sprak; Lucas 24 : 32 en 29 (Jeugddag); av. (F.) Koning Lear (Shakespeare-preek).

Naar aanleiding van de (betrekkelijke) toevalligheid', dat Dr Hooykaas in de avonddiensten het onderwerp, naar aanleiding waarvan hij tot de Gemeente spreken gaat, ontleent aan den tweeden Faust en Dr Fetter aan de tooneelstukken van Shakespeare, worden hier en daar in de Gemeente eenige aanmerkingen gemaakt. Zooals trouwens te voorzien was. Wij gaan echter van den regel uit, dat de (na den oorlog) weer ingevoerde avondbeurten eenigszins anders zullen zijn dan de gewone morgendiensten, hoewel het karakter van godsdienstoefeningen gehandhaafd blijft en geen lezingen worden gehouden. Ook is het volstrekt niet noodig, deze avonddiensten geregeld bij te wonen; iedere toespraak is er op berekend, dat zij volkomen kan gevolgd worden door hem of haar, die de vorige niet heeft bijgewoond.

„Christelijke" toespraken zijn het daarom, omdat de inhoud der Faust-en Shakespeare-verhalen steeds getoetst wordt aan het Evangelie en niemand der kerkgangers zal kunnen beweren, dat hij met den inhoud van een „gewoon" verhaal naar zijn huis terugkeert.

Toen, voor eenige jaren, de leider der „Nieuwe Gedachte", de heer Kees Meijer, mij (en eenige andere predikanten) verzocht had, voor het Kantongerecht in Den Haag te komen getuigen, dat deze „Nieuwe gedachte" toch iets anders was dan: een publieke vermakelijkheid, werd mij als „deskundige" de vraag gesteld, of het mogelijk was, naar aanleiding b.v. van een tooneelstuk van Shakespeare een godsdienstige toespraak te houden. Hierop heb ik toen geantwoord: „Het is m. i. zeer goed mogelijk, naar aanleiding van een bijbeltekst, een zeer ongodsdienstige toespraak te houden en naar aanleiding van een Shakespeare-verhaal een zeer godsdienstige". Hetgeen dan ook door de Haagsche Rechtbank werd beaamd. Waarom dan niet door een „vrijzinnige" Gemeente? Vooral, wanneer werkelijk getracht wordt, zoo eenvoudig mogelijk te spreken en allerlei onnoodige geleerdheid te vermijden.

Het blijkt nu wel, dat de kneep van het verschil ligt, behalve in een andere opvatting van den aard en het karakter van de samenkomsten van de gemeente en van den Zondag, vooral ook in het begrip „preek"; hiermee hangt natuurlijk samen een andere beschouwing over den Bijbel. Gereformeerden betreuren het, dat het begrip „preek", dat toch in zijn historische ontwikkeling hun opvatting rechtvaardigt, zoo langzamerhand verandert in „religieuze toespraak", zelfs zonder dat de aanpak en de opzet van de preek uit Bijbel, of zelfs religieus motief zelf gegeven worden. Dat het al moeilijker wordt, elkaar te begrijpen, dat ligt niet alleen aan de vrijzinnigen, die menig begrip uit vroeger tijd langzamerhand een anderen inhoud hebben gegeven, maar — en ook dit heb ik verleden week dadelijk erkend — dat ligt ook aan ons, die soms preeken afleveren, die geen „preeken" in gereformeerden zin zijn, al zitten ze dan volgepropt m.et gereformeerde volzinnen, dat ligt aan vele „gereformeerde" vaderen, vooral die door een bepaald soort in eigen oog allergereformeerdste menschen gelezen worden, die het begrip „preek" ook al verknoeid hebben in den tijd der verslapping van het Calvinisme, en — dat ligt ook aan het feit, dat er tegenwoordig menschen zijn, die naar buiten een gereformeerden naam voeren, en intusschen ook het begrip „preek" opzettelijk van zijn inhoud berooven. Men moet niet vergeten, dat in den laatsten tijd zeer veel gereformeerd heet, wat het nog nooit geweest is; dit wreekt zich ook hierin, dat we elkaar zoo moeilijk kunnen begrijpen.

Over het aplomb van sommige ethische beweringen.

Prof. Dr A. G. Honig gaf deze week zijn rectorale rede — uitgebreid — in het licht. Onderwerp is: „Dogmatiek en Ethiek". Dat raakt dus onder meer ook de. kwestie „leer" en „leven".

Nu denk ik hier dadelijk, aan wat de ethische theologie, zooals ze soms in ons land haar woordvoerders vindt, ten aanzien van de verhouding tusschen „leer" en „leven" in het midden brengt. Ik weet van menschen, die meenen, dat de in een ethisch orgaan voorgedragen meeningen eigenlijk zóó duidelijk het merk van degelijkheid en frischheid dragen, dat ze nooit verder onderzoeken, en met name ontoegankelijk zijn voor wie opmerkt, dat de door de ethischen afgewezen gereformeerde theologie toch zóó dwaas niet is, als men wat verder ziet dan ziJn eigen ethisch blad.

In verband hiermee wil ik — ik citeer wel eens meer iets uit een boek of brochure — wijzen op bl. 72 van Prof. Honig's piïblicatie. Daar staat:

„Vele Theologen van naam in het buitenland zien dus de verhouding tusschen Dogmatiek en Ethiek niet anders dan de Gereformeerde Theologie. Aangezien de ethische Theologen gemeenlijk spreken met zulk een aplomb, dat het heel onwetenschappelijk schijnt, er anders over te denken, is dit niet van belang ontbloot. Het kan aanleiding geven tot nadenken, en alzoo tot het breken van den ban, die thans door de ethische Theologie over vele geesten gekomen is".

Bewijzen voor deze meening, omtrent wat in het buitenland gepubliceerd wordt met betrekking tot dit vraagstuk, geeft Prof. Honig natuurlijk in het voorafgaande deel van zijn geschrift. Ik zou vele intellectueelen, die inderdaad meenen, dat de gereformeerde grondstellingen alleen maar door een club — gemerkt „Assen" — verdedigd worden, met nadruk op dit geschrift willen wijzen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's