GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over den Calvinistcnbond.

„De Kerkbode v. d. Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid" schrijft een artikel onder den titel: „Gereformeerd en Calvinistisch". Het begint aldus:

Het wordt blijkbaar moeilijk. Wat?

Nog langer de termen gereformeerd en calvinistisch 'door elkaar te gebruiken ter aanduiding van dezelfde zaak.

De naamgeving „Bond van Gereformeerden (Calvinisten) in Nederland" heeft onder meer aanleiding gegeven tot 'de vraag, wat hier de bijvoeging van , jGalvinisten" tusschen haakjes wil zeggen. Als gereformeerd en calvinistisch hetzelfde heteekenen, waarom was die bijvoeging dan noodig? Zijn echter beide termen niet geheel gelijkwaardig, is dan calvinistisch •een beperking of een verruiming van gereformeerd, of een accent of een verzwakking?

De woorden ontleenen hun beteekenis aan het gebruik, en hoewel de begrippen niet voor alle personen, die met elkaar in taalverkeer staan, steeds precies denzelfden inhoud hebben, vormt zich uit dat verkeer toch een vrij algemeen aanvaarde doorsnee-waarde, waardoor althans 'de kern der 'begrippen voor de menigte vast en 'helder wordt en alleen de omtrek voor sommigen nog vaag tan blijven. Een woord moet algemeen bij het hooren of lezen nagenoeg dezelfde voorstellingen wakker roepen, en doet het dat niet, of niet meer, dan is het of wordt het onbruikbaar.

Doet zich dus het verschijnsel voor, dat onder ons. Gereformeerden of Calvinisten, de kleur van 'deze beide namen gaat verschieten en er onvastheid komt in het hanteeren dezer termen, dan wordt het tijd ze onder 'de loupe te nemen. Vervaging van begrippen moge in de alledags-taal niet zoo 'hinderlijk zijn, in het hoogere geestelijke leven sticht ze verwarring en onheil. Op 'de markt gaat de uitgesleten munt gemakkelijk van hand tot hand, maar de bank aanvaardt alleen 'het geldstuk met den scherpen beeldenaar.

Hierna merkt de schrijver op:

Er is een tijd geweest, waarin de woorden gereformeerd en oalvinisitisch onder ons feitelijk denzelfden klank hadden. Voor de mannen met scherpe geestelijke ooren moge er eenig verschil in timbre geweest zijn, voor het Gereformeerde volk in zijn breedte bestond er geen onderscheid. Het was, om een variant te maken op een bekend gezegde, goud om platina. Dat was niet gevolg van een vervlakkenden invloed van 'Onderen op, uit de taaisfeer waarin het bewustzijn van het gereformeerde volksdeel zijn aparte, eigenaardige uitdrukking vond, maar van een, zooal niet opzettelijke dan toch bewuste, inwerking van boven af, uit 'de kringen der leiders, die zich tot taak gesteld hadden, het Gereformeerde leven door hun woord tot ontwikkeling, tot actie en zelfbewustzijn te brengen. Er ligt een stapel van boeken en geschriften om dat te bewijzen. We beperken ons tot een paar sprekende aanhalingen.

Hij geeft daarvan bewijzen.

Eerst uit Groen van Prinsterer:

Als Groen van Prinsterer 'de geboorte van de Republiek der Vereenigde Nederlanden teekent, noemt hij de stichters van het Gemeenebest in één zinsnede beurtelings Calvinisten en Gereformeerden. Grondslag der Republiek is 'hem het 'Gereformeerd beginsel; de steun van Kerk en Vaderland heeft gelegen in het Gereformeerde volksgeloof der „Calvinistische, Puriteinsohe, of Gereformeerde richting". Zoo mogelijk nog inniger verbindt hij beide begrippen, als 'hij in zijn „Nederlandsche Gedachten" gewaagt van de „Calvinistische Reform'atie naar de Heilige Schrift". Zeer duidelijk is in deze uitdrukking meteen, dat voor Groen niet het Calvinisme in den zin van een historische veelzijdige geestelijke beweging, maar de groote Reformatie als vrijmaking en vernieuwing van het persoonlijk godsdienstig leven naar calvinistischen trant, 'de bewegende kracht in het ontstaan, en de aanvankelijke geschiedenis van den Nederlandschen Staat is geweest. Het Christelijk geloof, „gereformeerd" niet in lutherschen, maar in calvinistischen geest, was voor hem de sleutel tot de verklaring onzer bietorie.

Daarna uit Dr A. Kuyper. B.v. in diens „Het Calvinisme, oorsprong enz."

Geheel in dezelfde lijn gaat de terminologie in Dr Ku-yper's in 1874 versohenen „Het Calvinisme, oorsprong en waarborg onzer constitutioneele vrijheden". Indien de titel, inplaats van 'het Calvinisme te noemen, gesproken had van de Calvinistische Reformatie, zou daeurom toch geen woord in de rede anders geluid hebben. Geregeld heeft de spreker het over het calvinistische volt, bet calvinistisch geloof enz., ook over 'den calvinistischen kerkvorm en het calvinistisch staatsrecht, ofschoon hij toch ook een enkele maal spreekt van bet gereformeerd staatsrecht, een uitdrukking die 'haast 'geheel buiten gebruik is geraakt.

Maar ondertusschen valt voor 'hem toch de nadrufc op den specifiek religieusen factor. Het Calvinisme vras „allereerst geloofsrefoimatie" en kon slechts staatkundige vrijheid scheppen als consequentie van zijn gansch eigenaardige belijdenis van het Christelijk geloof. Stuk voor stuk noemt de redenaar de belangrijke Gereformeerde dogma's op, die hun invloed op de politieke grondgedachten van het Calvinisme hebben doen gelden, en hij eindigt met krachtig h e t g e-1 o o f op den voorgrond te stellen als de eenige waarborg voor den bloei van ons staatsieven.

Vervolgens nog dit:

Wel opmerkelijk is het nu, dat we in 1879/1880 bij de stichting der Vrije Universiteit de benaming Calvinistisch ingeruild zien tegen Gereformeerd. De Vereeniging voor H. O. wordt gevestigd op Gereformeerden grondslag, het onderwijs zal uitgaan van de Gereformeerde beginselen en het onderwijs in de Godgeleerdheid speciaal van de in 1619 vastgestelde belijdenisschriften der Gereformeerde Kerken. In overeenstemming daarmee vermijdt — dit woord schijnt niet te sterk — Dr Kuyper dan ook zooveel mogelijk den term Calvinistisch, als hij in zijn inwijdingsrede, „Souvereiniteit in eigen kring" er tenslotte toe overgaat eerbied te vragen ook voor het beginsel der Hoogeschool. Hij wil „naar taalgebruik en naar historieeischen" spreken van „Gereformeerd". En als hij zich ettelijke malen beroept op Calvijn, dan voert hij dien kerkhervormer toch slechts in.als den zuiversten en meest conseguenten vertolker van de beginselen van het Christendom.

Men voelt, dat het accent hier een weinig anders gelegd is. Stellig niet omdat voor het besef der oprichters de beide begrippen Calvinistisch en Gereformeerd elkaar niet meer volkomen dekten. Tallooze malen daarna hebben Dr Kuyper en anderen gesproken van onze Calvinistische Universiteit enz., en zelfs aanstonds na het uitspreken der rede heeft Dr Kuyper haar specifiek Calvinistisch karakter tegenover Dr Pierson verdedigd. Maar er waren toch wel redenen voor het prefereeren van den naam Gereformeerd. Nadat eerst veel gesproken was over de stichting eener „Christelijke" Universiteit, was het allengs aan de mannen van Gereformeerde belijdenis helder geworden, dat in den strijd der geesten de algemeen Christelijke vlag te vaal van kleur zou blijken. De tegenstelling tusschen de Gereformeerden en de Ethisch-Irenischen kreeg een steeds scherper vorm, en men moest, om den grootst mogelijken waarborg te krijgen voor het behoud en de zuivere ontwikkeling van het eigen karakter der School, bedacht zijn op een zoodanige naamgeving, die geen twijfel liet aangaande de vraag, of soms ook de Ethischen er hun vertegenwoordigers zouden vinden. Dan ook, de Universiteit moest geestelijk en stoffelijk wortelen in de liefde van het „Gereformeerde volk", en al stelde Dr Kuyper nu ook rusteloos het Calvinisme in den strijd op staatkundig en wetenschappelijk gebied op den voorgrond, zoo waren de eenvoudige vromen toch nog het meest vertrouwd met den term Gereformeerd. De theologische faculteit nam dadelijk de breedste plaats in, en voor haar kon wel niet anders dan de aloude Gereformeerde belijdenis de basis zijn.

Na een citaat, dat ik nu oversla, zegt de schrijver tenslotte:

Er blijkt uit, dat bange zielenood den schrijver uitgedreven had naar het verlossende woord, dat hem in de met bloed bezegelde belijdenis van het geloof der vaderen lokte, en dat, toen het denkbeeld van de oprichting eener eigen Hoogeschool in zijn geest rijpte, een haast onmerkbare trilling in het diepst van zijn voor het woord Calvinisme toch zoo gevoelige ziel 'hem den naam Gereformeerd naar 'de lippen perste. Die naam heeft zijn hart altijd één slag sneller doen kloppen dan de andere. Het verstand werkte nogal eens gaarne met den term Calvinistisch, maar als het gemoed aan het woord kwam, greep het werktuigelijk naar de uitdrukking 'Gereformeerd.

Het artikel wordt vervolgd.

De Walpuïgisnacht en verstaud-met-intuïtie.

Dr C. E. Hooykaas gal in „De Stroom" (vrijzinnig) nog enkele fragmenten uit zijn „Faust-preeken". Sprekende over het vernieuwde zoeken van Faust naar Helena, zooals dit door Goethe is uitgebeeld, schrijft dr Hooykaas:

Wanneer Faust opnieuw den weg tot haar zoekt, om haar te vinden en zich met haar te kunnen vereenigen, wordt het ons door de fantasie van den dichter vergund hem verder op dien weg te volgen. Wonderrijk-fantastisch en verbijsterend-bont wordt ons dit uitgebeeld in de Klassieke Walpurgisnacht Ik neem daarvan slechts één klein tooneeltje — het beslissende — in oogenschouw. Wij zien Faust dolen in de vlakte van Pharsalus, waar de schimmen uit het mythisch verleden rondwaren. Waar is Zij? vraagt hij aan elkeen. Ten leste heeft hij het geluk den wijzen Centaur Chiron te ontmoeten in diens rustelooze vaart, beklimt zijn rug en wordt door dezen verheven paardmensch duizelend voorl^edragen naar de Sibylle Manto, die droomend wachthoudt aan de poort der onderwereld. Zij leidt Faust tot waar Helena toeft.

Even later:

Chiron en Manto. Verstand en Intuïtie. Ziedaar de namen van de beide geheimzinnige machten die het antwoord geven op de vraag „hoe Faust haar vond". Goethe's antwoord. De dichter die in zooveel zijn tijd vooruit was, hijzelf een pelgrim naar Manto's stede, is in zijn psychologisch begrijpen van het Wonder een geheel modem mensch. Aanvaard Helena als het Wonder, de bovenmenschelijke Schoonheid, het eeuwig Godsgebeuren der volmaakte harmonie, hoe is 't den sterveling dan mogelijk haar te naderen, haar tot zich te nemen?

Hierop antwoordt de schrijver:

De moderne mensch, psycholoog van nature, spreekt van het menschelijk denken en de menschelijke intuïtie. Gelukkig hij als zijn moderniteit hem niet verhindert te erkennen, dat hij inderdaad „geheimzinnige machten" aanduidt met die wetenschappelijke woorden. Gelukkig wanneer hij zoo klaarziend-dichterlijk is om het Denken te zien, als een rusteloos dravenden centaur en de intuïtie, als een droomende priesteres aan der onderwereld poort.

Toch ben ik bang voor een Walpurgis nacht. Ik geloof, dat menigeen, juist onder de „moderne" menschen, denkt te zitten op den rug van Chiron den Centaur, en intusschen verdwaald is in den trein van Mefisto, die hem genoeglijk te slapen heelt gelegd in de plooien van het zachte kleed van Manto. Ik conformeer me aan de beeldspraak, zooals ik ze vind.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1930

De Reformatie | 10 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1930

De Reformatie | 10 Pagina's