GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Moedertje De Rochemont.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moedertje De Rochemont.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog steeds praat men elkander na, dat het Reveil een bij uitstek aristocratisch verschijnsel is geweest, dat in de salons van den deftigen stand hoogtij vierde. Reeds meermalen heb ik het gewaagd hieromtrent twijfel te opperen. De Opwekking toch vond van meetaf ook aanhangers onder de kleine luyden. Denk slechts aan de Bijltjes van Kattenburg in Amsterdam en aan de greinen en letterzetters te Leiden. Op de conventikels van Le

Feburé kwamen eenvoudige vromen ten getale van 30 tot 80 menschen bijeen om de geschriften van Da Costa e.a. te lezen. Later was het vooral de godsdienstonderwijzer T. M. Looman, die het Reveil populariseerde door zijn Vereeniging ter verbreiding der Waarheid. In haar Bestuur zaten o.m. de heer en mevrouw Höveker, van wie L. Aalders vertelde in het laatste Meinummer van Stemmen des Tijds.

Reeds een vorig maal wees ik op dat artikel. Thans kom ik er nog even op terug. Men vindt daar n.l. ook een bladzijde gewijd aan juffrouw De Rochemont, wier huis in de Jonge-roelensteeg bij de Kalverstraat een haard van geestelijk leven was. Op haar slaat ook wat de oudste zoon van Isaac Esser in het levensbericht van zijn vader schreef: dat deze voor zijn geloof uitkwam in de salons der Haagsche aanzienlijken niet minder dan in den mangelkelder eener vrome ziel te Amsterdam. En in „Bladen uit mijn Levensboek" door S. H. Buytendijk vindt men over haar merkwaardige bijzonderheden. Een en ander daaruit moge strekken ten bewijze, dat het Reveil waarlijk niet zoo eenzijdig aristocratisch is geweest als men het gewoonlijk voorstelt.

Cornelia de Rochemont, geboren Hanselman, woonde in een aardewerkwinkeltje. Van het loo'n, dat haar man, pakhuisknecht, verdiende, en van wat het winkeltje opleverde, moesten zij en een aangenomen kind leven. En toch deed die vrouw aan armen en ellendigen overvloedig wel. Wat ze met haar mangel en de-wasch-doen verdiende, was heilig geld, waarvan ze nooit iets ten eigen bate gebruikte.

Te Heivoet was ze indertijd plotseling tot geestelijk ontwaken gekomen en had ze door haar weiverzekerd geloof terstond aller aandacht getrokken. De Afgescheidenen deden wat ze konden om haar te bewegen tot hun kerk over te komen; maar zij meende te moeten blijven in die kerk, waarin ze door den Heere was getrokken, om daar haar licht te laten schijnen.

Werd ze in de kerk gemist, dan was het om met God alleen te zijn. Veel van de preek meedragen deed ze niet. Een enkel woord, dat haar trof, voerde haar boven lucht en wolken.

In 1853, bij den uitgang van een Zondagochtendbeurt in de Nieuwe Kerk, na een preek van Ds Muntendam, maakte Höveker kennis met haar. Hij had niets aan de preek gehad, terwijl zij vervuld was van het geestelijk genot, dat zij gesmaakt had. Over "dit zonderling verschijnsel dacht Höveker na, en al spoedig ontdekte hij, waarin het onderscheid lag. Zjj was een hongerige ziel, voor welke alle bitter zoet is_; hij een verzadigde ziel, die het honigzeem vertrad. De kennismaking met juffrouw D© Rochemont bracht een geheele omkeering bij Höveker teweeg. Voortaan was deze bijzonder-begenadigde vrouw de zeer gewenschte vriendin zijner familie.

„Eén vrouw uit duizend", noemde hij haar aan student Buytendijk, toen deze haar op Zondag 20 October 1858 voor 'teerst bezocht. Hij kwam terecht in een langwerpige opkamer met één raam, hoog bij den zolder, en vond er een gezelschap, naar de kleeding te oordeelen uit den gegoeden burgerstand, terwijl brood, koffie enz. gereed stonden. Middelerwijl liep Moedertje De Rochemont af en aan en zei: Ja, kinderen, ik bad daar in mijn hart: eere, geef me zoo altijd de uwen te bedienen". 'tGesprek liep dien Zondag voornamelijk over den nood der kerk, in verband met Dr Meyboom, den predikant van Groninger richting, wiens beroep naar Amsterdam algemeene ontevredenheid en verontwaardiging in de gemeente verwekt had. Ten slotte zong men Psalm 89:7 en 8, en student Buytendijk ging voor in dankzegging en gebed. Bij 't afscheid nemen kneep Moedertje zijn handen — want knijpen kon ze —• en zei: Indien niet meer hier beneden, dan daar boven”.

In Juni van het volgend jaar trof hij het vrome vrouwtje met de familie Höveker te Utrecht in de Haverstraat bij juffrouw Bresser aan, om de bevestiging en intrede van Dr Beets bij te wonen. Na een rijkgezegenden Zondag maakte Buytendijk, die vroeger stalhouder was geweest, met het Amsterdamsche reisgezelschap een rijtoer naar Amersfoort en Soestdijk, en Dinsdag daarop naar Driebergen. Onderweg werd een voorsmaak des hemels genoten: hooge geestelijke vreugde bezielde allen van den kleinste tot den grootste; psalmen en gezangen werden gezongen, gebeden uitgestort, hemelsche gesprekken gevoerd: spijs werd bijna niet genuttigd. Alles ademde vrede en lieflijMieid. Gedurende een viertal dagen had men alle zorgen en bekommernissen op zij gezet, om neer te liggen in grazige weiden en zich zachtkens te laten voeren aan zeer stille wateren; zoodat mevrouw Höveker^ toen ze in een bosch zongen: „Hoog, omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet", uitriep: „Hier beneden is 't wel”.

's Woensdag werd op de kamer van student Höfker afscheid genomen. „Kinderen", zei Moedertje Rochemont, „deze dagen komen hier nooit terug, maar wèl boven." In een cirkel geknield sloot men nu voor Gods aangezicht een heilig verbond om des Heeren te zijn en Hem getrouwelijk aan te kleven onder vreugde en smart. Buytendijk stelde voor om eiken morgen elkander in den gebede te blijven gedenken. Aan het station zagen de Utrech­ tenaren de Amsterdammers met weenende oogen vertrekken.

Waait ons uit dit verhaal niet de hooge berglucht tegen van het Reveil in zijn nadagen, met hun glanzend avondrood ?

Buytendijk voelde zich gedrongen het een en ander uit het leven van haar, die in dezen kring 't bezielend middelpunt uitmaakte, aan de vergetelheid te ontrukken. Nooit heeft hij iemand ontmoet, bij wie belijdenis en wandel in nauwer verband stonden. Höveker zei hem eens: sla die vrouw uit dien pottenwinkel gade van primo Januari tot ultimo December, en ge zult me nooit meer vragen, of het mogelijk is, in den vollen zin een navolger van Christus te zijn.

Van haar zienersblik en profetische gaven vertelt Buytendijk het volgende. Ze had te Amersfoort een zwager wonen, een toonbeeld van slechtheid, die zijn familie verarmde en zijn vrouw naar het graf hielp. Ondanks al haar vermaningen en beden bleef hij verhard. Ten leste waarschuwde ze hem voor de laatste maal, onder bedreiging van een verschrikkelijk oordeel Gods. Hij antwoordde met een verwensching. Toen sloeg God hem met verlamming aan handen en voeten.

Een ander voorval. Candidaat Höfker zou in zijn eerste gemeente, in Oost-Friesland, als'leeraar worden ingezegend. Moedertje De Rochemont had van God de belofte ontvangen van daarbij tegenwoordig te zullen zijn. Höveker maande haar echter vergeefs aan om Vrijdags te voren samen de reis te doen. Ze had daartoe van God nog geen vergunning gekregen. En of haar al gezegd werd, dat, wijl er 's Zaterdags geen boot op E. voer, de haar gegeven belofte dan niet kon vervuld worden, het mocht niet baten. Komen zou ze, maar h o e, dat moest ze aan God overlaten. Den volgenden morgen vroeg zond ze haar man naar de aanlegkade om plaats te bestellen. En jawel: een goederenboot, die op ongeregelde tijden voer, lag gereed. Zoo kwam ze dus toch te E.^ maar op Gods tijd en in Gods weg.

Nog een geval. In 't begin van October 1857 vroeg Moedertje De Rochemont aan Mevrouw Buytendijk (hij was gehuwd gaan studeeren), hoe het met zijn studie ging. Deze deelde haar mee, dat de provinciale kerkbesturen in het afnemen van de candidaatsexamens zeer streng geworden waren; dat dit jaar zeven van de zestien leerlingen der Utrechtsche Universiteit waren afgewezen. Wacht even, zegt Moedertje, en verwijdert zich. Teruggekomen, deelt ze mee, dat Buytendijk zonder vrees kon zijn; want de pastorie van de gemeente waar hij komen zou, was ledig, en ze had de appelen en peren er aan de boomen zien hangen. Doch dat kon, meende Buytendijk, onmogelijk waar zijn. Want er bestond destijds een bepaling, dat een proponent niet beroepbaar was in een gemeente, vacant geworden vóór den dag van zijn examen. Maar zie, door een abnormaal spoedig vertrek van de predikantsweduwe te Veen bij Heusden stond de pastorie daar leeg. En nu schreef het reglement voor, dat een proponent in zulk een gemeente wèl beroepbaar was, als hij drie maanden tevoren tot de Evangeliebediening was toegelaten. Buytendijk nu slaagde op 4 Augustus, werd te Veen beroepen en nam deze gemeente aan, alles in overeenstemming met wat Moedertje in een gezicht gezien had. Twee jaar later zouden in den pastorietuin de laatste appelen en peren geplukt worden. Doch daar belde tot groote verrassing juffrouw De Rochemont. Alsof ze in de pastorie bekend was, liep ze naar de achterkamer en zei: „Zooals ik vóór drie jaar dit huis en in dien tuin de appelen en peren aan de boomen in den geest aanschouwd heb, zie ik ze nu met mijn vleeschelijke oogen."

Deze vrouw heeft op Buytendijk een invloed uitgeoefend, gelijk nooit iemand anders. Wat Pietje Baltus voor Kuyper was, was Moedertje De Rochemont voor Buytendijk. De uren in haar gezelschap doorgebracht, behoorden tot de heiligste in zijn leven, 't Was een zweven op den adem des Geestes.

Meestal had ze den ganschen dag bezoek, ook van aanzienlijken. Maar inmiddels ging de mangel, en allen (predikanten uitgezonderd) moesten helpen trekken. Klagenden vonden in haar een troosteres, zijzelve echter klaagde nooit dan aan haar Zielevriend. Doch dan waren haar worstelingen soms van dien aard, dat ze er ontdaan uitzag. Ze vorderde te veel van haar kracht^ waardoor het gebeurde, dat ze een paar dagen achtereen sliep. Des Zondags was ze alleen voor haar uitverkorenen toegankelijk. In de goddelijke dingen was ze thuis. Men stojd verbaasd over haar juist gebruik van de Heilige Schrift. Op menigen tekst deed ze een verrassend licht va.llen. Ze was een door God onderwezene.

In den tijd van Buytendijks verkeer met haar had ze een brandend verlangen om ontbonden te worden en met Christus te zijn. Ze kon, zei ze, gemakkelijker sterven dan haar kousen uittrekken — ze was destijds waterzuchtig. Weinige Christenen zijn in die mate zich hun geloof bewust geweest als zij. Eens hoorde men haar zeggen: „Ik heb de Kerke Gods lief; ze ligt met al haar nooden zwaar op mijn hart. Doch niet ik draag ze, maar Christus, die in mijn hart woont".

Tijdens Buytendijks onigang met haar schijnt haar geestelijk leven z; ijn toppunt te, hebben^ be­ reikt. Daarna stierf haar man. Toen had ze geen middelen van bestaan. Daarbij droeg ze een krank lichaam met zich om. Ze vertoonde nog slechts de schaduw van eertijds. Iii zeker opzicht is Moedertje De Rochemont dus achteruitgegaan, toch is ter andere zijde haar eenswillendheid met God gewassen. Toen Buytendijk haar voor de laatste maal bezocht — ze was destijds tachtig jaar — zei ze hem: „Ge weet hoe 'ik vroeger naar den dood haakte. Thans heb ik ook ten dezen geen wil meer". En dat verklaarde een vrouw, die arm was, , ^lind, met een lichaam vol wonden en gaten!

Ze is op den 6eu November 1887 de eeuwige rust ingegaan.

RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Moedertje De Rochemont.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's