GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELUKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELUKLEVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Afgoderij".

In verband met het door den minister van justitie aanhangig gestelde wetsontwerp ter zake van de strafbaarstelling van godslastering, wordt in den laatsteu tijd nog al eens de vraag opgewo^rpen, hoe het zou moeten, stel, dat het wetsontwerp aanvaard werd in al of niet gewijzigde redactie, met lien, die de uitlating van den Heidelbergschen Catechismus voor hun rekening nemen, en propageeren, (belijden), volgens welke de roomsche mis een , , vervloekte afgoderij" is. Niet alleen in beschouv? ingon, die sommige bladen aan de kwestie wijden, maar zelfs ook in een officieel stuk — het voorloopig verslag over het wetsontwerp — wordt deze kwestie in dien vorm gesteld. Wanneer de meeniag van sommigen, die het wetsontwerp gaarne zagen ingetrokken, weergegeven wordt, treffen'we ook deze passage:

In het bijzonder op het tei-rein van den godsdienst moet men zeer voorzichtig zijn. Indien in den Heidelbergschen Catechismus ds Paapsche mis een vervloekte afgoderij genoemd wordt, is dit zonder twijfel voor de Roomsch-Katholieken grievend en kwetsend, maar het ware toch zeer afkeurenswaardig, indien de wetgever degenen, die deze woorden tot de hunne maakten, strafrechtelijk ging vervolgen.

Tot zoover de aanhaling.

Misschien is het goed, eraan te herinneren^, dat de Heidolbergsche Catechismus niet zegt, wat hier staat. Er staat, dat de mis in den grond niet anders is dan een verloochening van de eenige offerande van Christus en een vervloekte afgoderij. TTit den streng-loijisch gehouden betoogtrant van het antwoord, blijkt wel, dat dit ^, in den grond" óók slaat op de oordeelvelling: „een vervloekte afgoderij".

„Zonder twijfel", wordt hier nu beweerd, is dit „voor de Roomsch-Katholieken grievend en kwetsend". Maar ik zie dat niet in. De belijdenis als geschrift (wel te onderscheiden natuurlijk van de daad der belijdenis en de aanvaarding en handhaving van het symbool door de kerk) is altijd wetenschappelijk werk, althans zoo b e - d o e 1 d ; de kerk, die een belijdenis-stuk formeert, verricht daarmee altijd eea werk, dat sommigen van haar eigen kinderen zouden noemen' „aan wetenschap doen". Dit laatste lijkt me nu wel onjuist — want de kerk geeft mandaat aan (of erkent het vrije initiatief van) haar (al of niet „gedeputeerde") organen i), om in wetenschappelijken vorm te zeggen, wat zij gelooft, en neemt daarna een beslissing ten aanzien van de vraag, of zij hun wetenschappelijk bedoelde formuleeringen kan erkennen als uitdrukkiiig van haar geloof —; maar zooveel is dan toch wel zeker, dat de formuleering der belijdenis wetenschappelijk bedoeld is. Daarmee is al veel gezegd. Wetenschappelijke ernst, die argumentaties geeft, „grieft en kwetst" niet; en is niet aansprakelijk voor de vergissing van wie alleen de conclusies uit het hoofd leert, met terzijdestelling van de argumenten, die aangevoerd werden.

Bovendien wordt door de toevoeging „in den grond" openlijk erkend, dat de Roomschen het aanbidden van „Christus" in de mis zooi niet zien, als het hier gezegd wordt; dat zelfs de schijn anders is; maar dat men, zoodra men maar tot de kern der dingen komt, in de mis een principe tot doorwerking gekomen ziet, dat tot het „wezen" der afgoderij (ver)voert. Daarmee is elk oordeel over den persoon, of de gemeenschap van personen, die dit tot afgoderij voerend principe tot doorwerking lieten komen, bij den wortel afgesneden, omdat men alleen over de objectieve daad van.de mis een oordeel uitspreekt (het , , aanbidden van Christus" „aldaar"); niet eens over de theologie, die deze mis heeft voorbereid en verdedigd.

Wie een veroordeelend vonnis opzettelijk inleidt met een , , in den grond", staat aan den anderen kant b.v. van den karikaturist. En het appellabel-stellen der confessie aan de Schrift te allen tijde doet de deur heelemaal dicht.

Eindelijk zou ook te verwijzen zijn naar de uitlegging die dezelfde Catechismus in Zondag 34 geeft van het woord „afgoderij". Z.ij is zóó, dat elke belijder van heidolbergsche structuur dagelijks van vele van zijn eigen handelingen zal zeggen, dat zij „in den gro^nd niet anders zijn dan een vervloekte afgoderij", al zal hij, b.v. in zijn avondmaalsgang na lezing van wat het formulier over „afgodendienaars" zegt, van zichzélf (te onderscheiden van enkele of vele van zijn wérken) volhouden, dat hij door degenade van God „in den grond" iets anders is dan een , , afgordendienaar". Ik wijs er op, juist om het onderscheid tusschen de daad en haar bedrijver te illustreeren.

Het conclusie nemend vonnis in den Catechismus is dan ook heel wat anders, dan de door Rome, ook nu nog, in haar beoordeeling van personen evenzeer als van hun „daden" of „leeringen" herhaaldelijk gegeven, exclamatie: anathema sit.

In dezen tijd, nu het wetsontwei-p met allerlei ondoordachte drogredenen bestookt wordt, is het goed, ons den tekst van den Catechismus wèl te herinneren.

„Help gij bewijzen".

Het is niet beleefd, tusschen twee personen, die eikaar aanspreken, met een woordje zich te mengen. Daarom kunnen wij ons niet mengen tusschen Prof. Dr H. J. Pos en Prof. Dr H. H. , Kuyper, voorzoover de eerste den laatste bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit aldus aansprak (zie Jaarboek 1931, bl. 70):

Een weldadige koelte van redelijk inzicht, gegrond op levenservaring, tempert daar (op den leeftijd van Prof. Kuyper, K. S.) de branding der aandriften. Ook kent gij de constellatie der Univei-siteit, die gij gaal regeeren, als geen ander. Voor U geen ontstellende ontdekkingen, voor Uw politieken geest geen impassen zonder uitv/eg. Herinnert gij dan de Universiteit, waar

dat mocht noodig zijn, er aan, dat ze een eigen instelling, geen kerkelijk instituut is, help gij als rectoi haar opheffen uit onwezenlijke.binding en esoterisch isolement, help gij bewijzen, dat zij niet onmogelijk is!

Evenwel, dit woord is door de Vrije Universiteit zelf uit de stilte naar den gereformeerden areopagus gebracht.

Opdat nu onze voor de Universiteit noodzakelijk blijvende gebeden niet verhinderd worden, opdat ook de vraag om belangstelling, gericht tot do leden der vereeniging, èn daarmede tot vele gereformeerde kerkeraden, die — zich herinnerend, dat „de kerk" niet aan „wetenschap" mag ld oen, nu zich daarom te strenger afvragen, vs^at zij doen moeten in de vereeniging voor Hooger Onderwijs, waarvoor zij krachtens kerkeraadsbesluit uit de kerkekas contribueeren —-beantwoord worde door iemand, die al lang die belangstelling in zich heeft, persoonlijk, èn in "kerkverband, merk ik op, dat deze laatste zinnen van den aftredenden rector door velen, aan wie men zijn woord toezond tot verwakkering in de gebeden, niet kunnen gelezen worden zonder daarbij in gedachten, en een enkelen keer, terwille van die gebeden, ook eens hardop, tot hemzelf te zeggen: „dat de universiteit niet kerkelijk is, weet zij zelf zeer wel; en wat u aangaat, help gij haar houden in haar wezenlijke binding en haar godvruchtig isolement, opdat zij zoo waarlijk met haar vrijheid naar buiten moge treden; help gij bewijzen, dat zij niet onmogelijk is, onder meer, door niet langer het hoogleeraarschap op den grondslag van de „gereformeerde beginselen" te verbinden met het medewerkerschap aan een weekblad (Woord en Geest), dat diezelfde „gereformeerde beginselen" herhaaldelijk in het open--baar prijsgeeft".

Men ziet, wij houden ons aan wat publiek is. „Het blijft een geloofsstuk" (indicatief). Dat zulk een volzin waar is, zal tot het eind der wereld moeten blijken hieruit: het blijft een stuk .van onophoudelijke zuivering (indicatief: niet conjunctief).

Correspondentie.

Aan verschillende inzenders. Enkele lezers zenden ons stukken, waarin bezwaar gemaakt wordt tegen het verleden week opgenomen artikel van dhr Guyt. Met name tegen de passage, dat de winstmarges der winkeliers (een enkele branche uitgezonderd) een ongekende hoogte hebben bereikt. In krachtige bewoordingen ontkennen inzenders, dat dit waar is. Ik hoop, dat inzenders het niet euvel zullen duiden, als hun stukken ongeplaatst blijven: a) omidat de discussie zich hiermee verplaatst naar een ander terrein, dan in zijn algemeenheid door Prof. W. betreden is; b) omdat ik thans Prof. W. niet kan bereiken, en ik het billijk vind, dat hij stukken, die zijn artikel raken, of oen completeering of bestrijding van zijn antwoord aan dhr G. willen geven, eerst zelf inziet; c. omdat ik moeilijk kiezen kan uit de alle even degelijke stukken; d) omdat, als ik ze alle plaatste, de ruimte vrijwel aan het winkeliersvraagstuk zou besteed worden; e) omdat het artikel van dhr G. niet gepubliceerd is onder verantwoordelijkheid der redactie; f) omdat ik hiermee het gevoelen der inzenders heb weergegeven, behalve dan ©en enkete praktische kwestie, die m. i. niet in ons blad, maar (wijl een concreet geval) bij de kerkelijke vergaderingen thuis behoort. Ik vertrouw, dat inzenders het hiermee wel eens zuUen zijn. K. S.

K. S.


") Men mag hier wat mij betreft, zooveel aanhalingsteekens plaatsen als men v; il.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1931

De Reformatie | 4 Pagina's

KERKELUKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1931

De Reformatie | 4 Pagina's