GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over Chirisias-voorsfellJageji.

In het „Amsterdamsoh B'ljblad" van. „De Stroom" (vrijzinnig) schrijft ds W. Mackenzie:

Wanneer wij nu de Cliristus-beelden in den loop der eeuwen zien, dan zien wij tegelijk de geschiedenis van de Christelijke vroomheid, want „het Christus-beeld is de spiegel van de Christen-ziel". In zekeren zin is het waar; elke tijd schept zijn eigen Christusbeeld.

Wie de Christus-beschouwing in de geschiedenis bestudeert, wordt getroffen door de verscheidenheid van voorstellingen. Elke tijd legt den nadruk op een bepaalde zijde van de Christus-gestalte, omdat hiJ slechts gedeeltelijk Christus' grootheid kan verstaan, omdat hij slechts van hem verstaat wat hij zelf is en bergt. Dit openbaart zich ook opvallend in de kunst. Wij zien hoe aanvankelijk in de catacomben Christus wordt uitgebeeld in een symbool, de wijnstok, het lam, de visoh, de goede herder, enz. Later trekken meer persoonlijke voorstellingen de aandacht, totdat in de Byzantynsche kunst de gTondlijnen voor het Christusbeeld worden aangegeven. Masj' de geestelijke inhoud is telkens weer anders. De Germanen b.v. beelden hem als den heersoher en overwinnaar, de Gothiek als den lijder, Rembrandt schildert den ontroerenden Christus der armen in zijn oneindige liefde, in wien de eeuwigheidsstilte is. De godsdienstige armoede der 18e eeuw was oorzaak, dat uit dien tijd Christus-beelden stammen, die niet anders dan den verlichten denker toonen. De godsdienstige middelmatigheid in een periode van de 19e eeuw spreekt ook uit de kunst, die den vriendelijken mensch Jezus weergeeft. De overgang van de 19e naar de 20e eeuw en vooral de twintigste eeuw, tijd van religieuse verdieping, brengt ons dan Christusuitbeelding van hooge waarde (Toorop, Fahrenkrog). Ik noem maar enkele voorbeelden om de gedachte te illustreeren, dat elke tijd een bepaalden kant van de Christus-gestalte op den voorgrond zet. De Christusgestalte in zijn volheid, in wie de zachtheid en de kracht, de eisch en de liefde, het oordeel en de vergeving, de roeping en de troost, de mensch en het bovenmensohelijke, de profeet en de heiland, de lijder, de strijder, en de overwinnaar tot éénheid zijn geworden, is door geen kimstenaar weer te geven.

Inderdaad: door geen kunstenaar. Ook door geen woord-kunstenaar als zoodanig.

Niet „de lieve Heer".

„De Stroom" (vrijzinnig) bevat een correspondentie tusschen J. v. K. en een of andere „beste tante". Tante had geschreven:

„Heusch, als Onze-lieve-Heer mij nu eens wat millioentjes had toegeworpen — en waarom mij niet evengoed als één of anderen Amerikaan? — hü zou er zooveel plezier van beleefd hebben en ik had hem een hoop werk uit de hand genomen, zoo stilletjes weg."

En J. V. K. geeft haar o.m. dit ten antwoord:

Ik geloof heelemaal niet, dat het oneindige Leven, en daarmee dan ook zulke kleinigheden als ons bestaan en de millioentjes, bestierd worden door een Lieven Heer. Hoe hij wél is, weet ik niet. Maar niet lief. Hij gebruikt alles, ook willekeurige Amerikanen.

Bizonder goed, dat in dit blad de ibenaming van den „lieven Heer" als dwaasheid — zoolang zij n.l. uit ons armoedig denken optomt — afgewezen wordt.

Becht of plicht?

Ds J. J. Buskes neemt in „Woord en Geest" enkele gedeelten over van miJn in ons blad voor eenige weken geplaatst artikel over „de(n) naam Gereformeerd". De wijze, waarop hij dat doet, geeft miJ geen aanleiding tot verdere opmerkingen, omdat ds Buskes tot mijn blijdschap erkent, dat op het standpunt van wie de dogmatische beslissing van Assen voor noodza'kelij'k houdt, mijn opmerkingen juist zijn. Dat dit mij tot blijdschap stemt, behoeft geen betoog: wiji komen alleen tot klaarheid en tot „broederlijke Uefde", als wij elkaar precies zeggen, waar het op staat. „Broederlijkheid" is alleen m ó g e 1 ij k in de sfeer van klaarheid. Bladen, die de klare onderscheidingen niet willen, maken zichzelf en anderen slechts w ij s, dat ze den broederzin kweeken. Broederzin is alleen mogelijk in de morgenlucht.

Natuurlijk zijn ds Buskes en ik het niet eens op het critieke punt. Hij schrijft:

Wij gelooven er niets van, dat Ds Schilder het recht heeft, uit te maken wat gereformeerd is.

Wij gelooven er zelfs niets van, dat de oude Gereformeerde Kerken dat recht hebben.

Laat mij verzekeren mogen, dat ik zelf er ook niets van geloof, dat ds Schilder, of een ander, het „r e c h t" heeft, uit te maken, wat gereformeerd is. Want dat is | al „uitgemaakt". Er ziJn officieele 'kenbronnen van het | „gereformeerde". En nu hebben wij' die wetenschappelijk i te handbaven, en bij het opkomen van nieuwe vragen | zuiver logiscli-wetensoha'ppelijk redeneerend te hanteeren.

Anders gaat het met den naam „gereformeerd" gelijk met bet woord „christen": iedereen weet tegenwoordig, dat ettelijke mensohen christen heeten (b.v. „er zijn op de wereld zooveel millioen christenen"; of — als wij ons wijs maken, dat er een „christelijk Nederland" is), die toch, als men den maatstaf van het christendom, gelijk het historisch uitzijnbronnen te verstaan is, aanlegt, géén öhristen zijn. Ds Buskes zal niet beweren, geloof ik, dat geen mensch het recht heeft, wanneer het gaat om wetensc h appel ij'k-juiste quali f i c a t ies, uit te maken, wie „christen" is. N.l. in het openbare leven, in zijn denken, zijn wetenschap, zijn leer? Als wij spreken over naam-geving, dan komt het juist op die wetenschappelijk vast te leggen en daarna te hanteeren onderscheiding(smaatstav)en aan. Als ds Buskes zijn woorden consequent handbaven zou, dan zou bij met dien éénen zin ettelijke professorenkatheders in alle landen omver geworpen hebben. De katheders — niet eens wie er op „zitten" (staan).

Ik verwijs naar wat onder „Kerkelijk Leven" werd meegedeeld. Een zich als „gereformeerd' aandienende actie, die o p z e 11 e 1 ij k zich in de bepaling van baar grondslag ontdoet van de „gereformeerde belijdenis", het eenige officieele herkenningsstuilc, dat ze dan aanvankelijk nog aanvaard had, bewust de juistheid van wat ik zei. Zij göbruikt een naam, maar geeft het laatste wetenschappelijk legitimeerbare document, dat zelf op zijn beurt dien naam weer interpreteeren en rechtvaardigen kon, prijs, om, nu niets van zulk een documentatie voorts overhoudend, bet begrip „gereformeerd" te laten bepalen door elfcs subjectieve oordeelvelling. En dat juist in een tijd, waarin onder de menschen de vraag wat „gereformeerd" is, verdeeldheid brengt. Dit is niet alleen onwetenschappelijk, het is ook defaitistisch.

Men moet steeds vragen naar de praemissen en de consequenties van geesteeuitingen. Dat is geen „recht", maar een d o o d-eenVoudige „pi icht", daad van gehoorzaamheid aan God, en daarom natuurlijk wèl-daad voor m.tjzelf en den naaste (onbegrepen weldaad difcwijLs; maar daarvoor zijn dan ook alle g e 1 o o f s - weldaden steeds aUeen door en naar de mate van bet geloof te kennen en te erkennen).

En juist wijl ik hier niet van een recht, maar van een plicht spreek, kan ik me ook niet vinden in het slot van ds Buskes' hierna volgende opmerking:

In de Gereformeerde Kerken van het Oude Verband zelf zitten de mannen, die — nadat zij zich al of niet met Assen geconformeerd hebben — Assen voortdurend ondermijnen. Cellenbouwers! Daar zitten ook de mannen, die zich tot taak gesteld hebben, het koste wat het wil, verdere scheuring en verdeeldheid te voorkomen. Ds Schilder weet het even goed als wij het weten. En hij weet ook, dat dit waarlijk niet de schuld is van de mannen van het Hersteld Verband, die altijd gezegd hebben: „Weest waar en weest eerlijk, indien gij van Assen niets gelooft, conformeert u dan nooit!"

Ik doe geen moeite, te bedekken, dat er m.i. inderdaad aan ónze zijde menschen zijn, die de consequentie van „Assen" niet doen zien. Dat is niet een afgeperste ver-'fclaring mijnerzijds; ik heb, in een concreet geval, dit reeds geruimen tijd geleden uitvoerig op één bepaald punt toegeUcht.

Maar ik ontken, dat de schuld alleen aan dézen kant van de scheidslijn zou liggen. Die ligt óók aan den anderen kant. Reeds ieder, die met de gereformeerden in één college op gelijken 'grondslag en met gelijke praemissen w i 1 zitten, hoewel hij eiken Zondag voor God volhoudt, dat de gereformeerde kerken de trouw aan de gereformeerde belijdenis verlaten hebben, (dit is de beginselverklaring, die ook ds Buskes voor God bezweert) en nu onder deze belijdenis avondmaal viert, bidt, eeredienst pleegt, kerk-vergadert, staat aan hetzelfde plichtsverzuim van nietconsequente handhaving van den naamgevenden norm schuldig. Ik zeg, dat ook hij, door te rusten in dien toestand, het quietisme in de hand werkt. Dat ook hij de nevelen laat hangen, zonder ze met den ijver des geestes, den ijver, die in Christus Jezus was, en die in Hem ambt s-ijver was, weg te willen blazen.

Wat dat „conformeeren" betreft, daar denk ik anders over. Zich conformeeren kan men doen met volkomen eerlijke, schriftelijik vastgelegde, verklaring van gevoelen. .Zoodra dat gebeurd is, kunnen we samen bidden. Neem b.v. het geval-ds Jaspers, over wien „Woord en Geest" nu schrijft. Hem is (als ik „W. en G." gelooven mag) eerst geraden, zich te conformeeren aan wat ieder in schrift lezen kan: volkomen eerlijk dus. Maar nu hij thans preekt in de gemeenschap met ds Buskes' en diens in denken en „getuigen" zéér ver uiteenloop ende collega's, nu moet bij zich dagelijks — maar zonder eerlijke verklaring — conformeeren aan grootendeels ongeschreven praemissen en ook aan dagelijks wisselende theorieën, waarvan geen mensch zich rekenschap kan geven, maar die in elk geval absoluut anders zijn, dan hetgeen in ds Jas-, pers is. Zij, die zóó iets bevorderen, staan óók schuldig,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1931

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 augustus 1931

De Reformatie | 4 Pagina's