GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kuypers Bekeering.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kuypers Bekeering.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De meesten onzer lezers zullen wel weten, lioe Kuyper zijn bekeeringsgeschiedenis beschreven lieeft in „Confidentie", een geschrift uit 1873, waarin hij uit een drietal levenservaringen verklaart, hoo de liefde voor het kerkelijk vraagstuk in hem ontwaakte in nauw verband met zijn eigen geestelijk leven. a. Eerst deed God hem een zeldzame verzameling van a Lasco's geschriften vinden, waardoor hij in staat gesteld en aangespoord werd tot het bestudeeren van de geestelijke vaderen onzer Gereformeerde Kerk. b. Vervolgens werkte Miss Yonge's schoone roman „De Erfgenaam van Redclyffe", ontdekkend op hem, en trof hem daarbij vooral de vermelding van Engelands Kerk als een moeder, die eiken stap van het leven barer kinderen leidt, zoodat het verlangen naar zulk een kerk in hem werd opgewekt, c. Eindelijk ontving hij in zijn eerste gemeente een diepen indruk van de bijbelkennis en de onwrikbare overtuiging van eenige gemeenteleden, die in de vastheid, waarmee zij stonden op de erkentenis van Gods souvereine genade, al was de vorm van hun denken verouderd, hem getuigen waren van den invloed door Calvijn nog na eeuwen uitgeoefend en van de bijna ongelooflijke kracht eener geestelijk georganiseerde kerk.

Minder bekend is echter, dat Kuyper al eenige jaren vroeger, in 1867, toen hij nog te Beesd stond, zijn bekeering aan Groen van Prinsterer heeft verhaald. Het was naar aanleiding van zijn eerste vlugschrift: „Wat moeten wij doen, het stemrecht aan onszelven houden of den kerkeraad mach-361 tigen? Vraag bij de uitvoering van Art. 23". De schitterende brochure maakte aanstonds groeten opgang. JNiemand minder dan Ds D. Chantepie de la Saussaye, de vader der ethische richting, begroette deze nieuwe stem met vreugde en dank. „Ten overvloede", zoo besloot deze recensent zijn aankondiging in „De Vereeniging: Christelijke Stemmen", „zij er bij gevoegd, dat de auteur mij ternauwernood van aangezicht bekend is, en dat hij, discipel der Leydsche school en aanvankelijk de richting dier school toegedaan, in de zelfstandige taal, die hij hier doet hooren, een nieuw bewijs levert, dat de doop der moderne richting voor sommigen heilzaam kan werken en dat er eene orthoidO'xie bestaat — de auteur schaart zich onder de orthodoxe partij — die de vrucht is van zelfstandig onderzoek en persoonlijke ervaring".

Nu had Kuyper zijn brochure, als bewijs zijner hoogachting, ook aan Groen toegezonden. Deze zeide hem in een brief van 4 April 1867 daarvoor hartelijk dank, en sloot zich geheel aan, bij wat door een bevoegden rechter. Ds de la Saussaye, daaromtrent reeds verklaard was. Tevens gaf Groen in dezen brief aan Kuyper te kennen, dat diens overgang van het modernisme tot de orthodoxie, bij iemand, die hem vroeger kende, eenige bevreemding had gewekt. Doch volgens Groen werd deze bedenking in het slot van Saussaye's artikel weggenomen op een wijze, waarmee hij Kuyper en de orthodoxe partij geluk wenschte. En nu richtte Kuyper op 5 April 1867 uit Beesd het volgende schrijven aan Groen:

Hoog welgeboren Heer,

Gun mij de vrijheid U dank te zeggen voor de waarlijk te groote belangstelling, die Gij in de uitgave mijner brochure wel hebt willen toonen. Deels de diep bedroevende toestand onzer Kerk, dien ik vooral in dit deel der Betuwe niet donker genoeg kan afschilderen, deels gesprekken met Prof. Doedes en Ds van ïoorenenbergen gehouden, wier energie op dit punt ik zoo gaarne krachtiger gewensoht had, gaven me aanleiding tot het uiteenzetten mijner gedachten. Toch duurde het nog lang, eer ik besluiten kon, de pen op te vatten, en mijn verleden, waarvan Ds de la Saussaye met een enkel woord gewaagde, zal dat ook in uw oog begrijpelijk maken.

Modern — neen, dat ben ik nooit geweest, — maar " wel was helaas het moderne onderwijs, dat ik te Leiden gebruiken moest, oorzaak, dat ik een viertal jaren al dieper wegzonk in volstrekte neologie. Een schijnbaar toevallige omstandigheid, het schrijven naar een prijsvi*aag over a Lasco, was de eerste band, die mijn trouwe Vader mij weer aanbond, om mij uit dien afgrond op te trekken. Dat werk vervreemdde mij van mijn commilitones en bracht me in beter gezelschap, dan Leiden's academie aanbood, in gezelschap met de groote, ernstige geesten van een Calvijn en een a Lasco'.

Een hersenziekte, door overspannende studie veroorzaakt, voltooide mijn isolement van den Leidschen geest. Alle denken was mij onmogelijk, en een jaar lang moest ik op reis. Zoo werd allengs, ook door mijn droevigen toestand, een betere behoefte in mij gewekt. Mijn herstel, evengoed als de knak, die mijn hersens ontvangen hadden, openden mijn hart voor gevoelens van ontvankelijkheid — ik begon de woorden te verstaan, die ik nooit begrepen had: van ootmoed, berouw en genade. Een werk van Miss Yonge: „The Heir of Redclyffe" eindelijk, deed tot beslissing voor mijn hart komen, wat reeds vier jaar lang daarbinnen gedoWserd had. — Van dat oogenWik af was ik orthodox van levensgrond, zonder het zelf te weten. De verlichting ontbrak mij, 't hart had nog geen lichtstraal geworpen op het intellect. Ik leefde voor mijzelven, verdiept in historische studiën, met aversie van dogmatiek en formules. De schuld lag grootendeels aan het systematisch ignoreeren en in caricatuur brengen van alle orthodoxe dogmatiek, waarvan ik te Leiden getuige was geweest. Zelfs bij name kende ik de Christelijke denkers onzer eeuw niet! Maar 't sprak vanzelf, bü zulk een dispositie, behoefden ze ook slechts te verschijnen, om geliefd en geassimileerd te worden, mij stuk voor stuk de Heilige Waarheden van ons Evangelie als levensbrood der ziel te doen aannemen, en het almeer aan mijn bewustzijn te ontdekken, dat ik orthodox was.

Veel tegenstand in mijn gemeente, vooral van de moderne plaats, het ervaren van antipathie eer dan sympathie, de totale absentie van aUe gehechtheid en liefde hier — het drong me alles al meer, om het steeds dieper te voelen, hoe arm het hart blijft, zoolang het den Vriend van zondaren niet kent en niet bezit.

Meer, oneindig meer nog zou ik u kunnen opsommen, geheimen van het gemoedsleven, die 't waas der kieschheid liever verborgen houdt, voor-en tegenspoed, omgeving en tegenstand, waardoor ik gedrongen werd om vervulling voor de leegte van mijn hart te zoeken. Maar licht somde ik al te veel op, vermoeide ik u reeds te veel met mijn persoonlijk leven. Mocht het zoo zijn, wijt dan mijn uitweiding aan mijn warm verlangen, om bij U althans het laatste vermoeden weg te nemen, alsof er geen harmonie bestond tussohen mijn schrijven en mijn persoon.

Intusschen zal 't u duidelijk zijn, hoe juist zulk een langzame levensvernieuwing mij schuchter en schroomvallig moest maken, om zelf strijdend op te treden. In mijn eenzaamheid, volstrekt verstoken van een enkelen boezemvriend op aarde, die mijn overtuiging deelde, en van alle zijden nog in correspondentie met mijn moderne vrienden, ontbrak mü het bemoedigend woord, dat zelfvertrouwen schenkt. Het is zoo bang, als, wat in 't eigen hart omgaat, niet eens door een ander voor onze ooren wordt uitgesproken. Zoo dikwijls had ik reeds lust gevoeld om wat me beleedigde in mijn eigen geloof, wat me zeer deed, aan te tasten, — maar schroom deed me weer

verscheuren wat ik pas in ruwe trekken geschetst had. Gelukkig bracht ide uitgave van a Laseo's werken mij, zonder dat ik het zocht, met de Utrechtsche Professoren en Ds van Toorenenbergen in aanraking. Dat deed me goed. En toen nu eindelijk die affaire van art. 23 aanhangig werd gemaakt, en ik in geene der brochures las wat ik wenschte te lezen, •— werd ik ondanks mijzelven tot schrijven gedrongen. Kemink, aan wien ik de copie zond, wees die af, en weer was ik op 't punt aan 't verscheuren te gaan, zoo mijn vrouw mij niet had tegengehouden en naar een boekdrukker te Culemborg mijn copie had gezonden. Ziedaar de zeker vrij lange voorrede, die ik voor mijn stukje had moeten plaatsen, om ieder te doen begrijpen, dat i k, die vroeger neoloog was, thans zóÖ schrijven kon.

Maar dat behoefde niet. Uit volle overtuiging schreef ik, en neem dus tegenover mijn vroegere geestverwanten de verantwoordelijkheid ervan geheel en al op mij. Uw woord van sympathie was mij echter te opbeurend voor mijn gemoedsleven, dan dat ik niet elke poging aan zou grijpen, om mij tegenover u van elke verdenking te zuiveren.

Op dit schrijven van Kuyper antwoordde Groen inet een sympathieken brief en toezending van zijn portret. Van nu a£ bestond er een band van geloofsgemeenschap tusschen beiden, en zag Groen in Kuyper een geliefd medestrijder en vriend.

RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1931

De Reformatie | 6 Pagina's

Kuypers Bekeering.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1931

De Reformatie | 6 Pagina's