GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kwestie-Ubbink.

Voorzoover mij bekend, is de pers van het z.g. „hersteld verband" de eenige, die deze week nog iets over Dr Ubbink's boek geeft. Ds Buskes schrijft in „Woord en Geest":

Met Dr Ubbink verwerpen wij de inspiratietheorie, gelijk zij nog altijd bij zeer velen gangbaar is.

Maar wat geeft Dr Ubbink in de plaats van deze inspiratietheorie?

En is wat hij geeft, wel geschikt om de waarheid: „De Schrift het Woord van God" tot uitdrukking te brengen?

Daar wil ik je nog een brief over schrijven.

Men ziet: dat is niet een eigenlijke beoordeeling van Ubbink's werk. De rest van het artikel geeft die evenmin. Hoofdzaak is, dat Ds Buskes betoogt, dat wij niets hebben aan een woordelijk en letterlijk door God ingegeven, en daarom onfeilbaren. Bijbel; die er trouwens niet meer is, zegt Ds B.; want de autographa zijn er niet meer.

Hetgeen met de copie van „Woord en Geest" ook het geval is, denk ik. „Woord en Geest" is er dus niet meer.

In „Het Kerkblad" der in „hersteld verband" levende gemeenten schrijft (waarschijnlijk) Ds Vermaat iets naar aanleiding van het boek:

Zonder twijfel heeft dit boek ook een wijsgeerigen inslag, zelfs een sterk wijsgeerigen inslag. Dat speurt ieder terstond, die het leest. Doch dit lijkt mij geen nadeel maar een voordeel.

Ik ben het in dezen niet eens met coll. Buskes, als hij zegt, in zijn bespreking van ditzelfde werk in „Woord en Geest", dat we theologie en philosophie gescheiden moeten houden, aangezien er anders ongelukken gebeuren.

Waarom zou dat noodzakelijk zijn?

Ik geloof, dat er juist een groote behoefte bestaat aan geheiligd wijsgeerig denken.

Een geheiligd wijsgeerig denken, dat niet, gelijk de Vrije Universiteit dit onwetenschappelijk wil, blijkens art. 2 barer statuten, gebonden is aan een kerkelijke confessie, maar bepaald en geregeld wordt door het geloof.

De Vrije Universiteit zal hier wel verrast opzien, voorzoover ze althaiis' niet kerkverwant is aan den schijver.

Even later zegt de schrijver:

Inplaats dus, dat de waarheid van een levensleer getoetst kan worden aan het werkelijk bestaande, moet juist het omgekeerde gebeuren, n.l. dat het werkelijk bestaande getoetst wordt aan wat nog niet werkelijk, dat is practisch bestaat, maar nog slechts in de idee, als ideaal of gebod; terwijl het dan de groote vraag is of datgene wat men in zijn gedachten schouwt, en wat men gaarne verwerkelijkt zag, slechts gedachtenconstructie is, een ijdel droombeeld, een fai' tasie of dat deze idee metterdaad een hoogere werkelijkheid naar den wil van God gegrepen heeft en vasthoudt.

„Idee, ideaal of gebod"; — „d'r kan nog meer bij", zou ik zoo zeggen. Dan komt er ook nog weer plaats voor nieuwe toevoegsels, ingeleid met: „tervfij het dan de groote vraag is", en wat daar verder volg'-Ten slotte:

Het subjectief formalisme openbaart zich nu m tweeërlei wijze. Vooreerst, dat men de denk-^^^ spreekvormen van den Bijbel gebruikt zonder den waarachtigen geestelijken inhoud, die daarin ligt op-

gesloten te verstaan, omdat men nooit proefondervindelijk in aanraking is gekomen met de geestelijke werkelijkheden en krachten, die mét die woorden en denkvormen zijn aangeduid.

Dr Ubbink heeft, zegt hij, nog nooit iemand ontmoet, die het „getuigenis des Heiligen Geestes" had ervaren. Zou Ds Vermaat wel eens iemand hebben ontmoet, die „proefondervindelijk in aanraking is gekomen met" wat hij hierboven noemt? Beeldspraak genoeg. En waarom die „geestelijke" werkelijkheden en krachten alleen? Wat is eigenlijk „geestelijk"? De molen draait, de wieken gaan, de ommegang der woorden vangt weer aan.

„De Wekkei: " over de „pooldagen".

„De Wekker" (chr. geref.) komt terug op wat ik in de zomervacantie schreef in ons blad. In een kort artikeltje, rakende Genesis I, zegt het blad:

Wij zijn het woord van Prof. Lindeboom nog niet vergeten, toen hij schreef in „De Wachter" van 1927: Wie dan ook moge meenen, dat met de besluiten van Assen, rakende Genesis 2 en 3, alle exegetische en dogmatische verschillen verdwenen zijn, vergist zich zeer. Na Genesis 2 en 3 zal, om maar alleen /dit te noemen, ook. Genesis l een beurt krijgen, en of men het wil of niet, over de letterlijke of niet letterlijke opvatting van de scheppingsdagen zal een uitspraak niet achterwege blijven.

Nu weet ik wel, dat men ook georakeld heeft over een Pooldag.

Hebben wij in Genesis 1 POOLDAGEN? ?

Misschien was voor dezulken een reisje naar de pool niet kwaad (zij kunnen gerust een retour nemen) om in te studeeren: toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag.

Wonderlijk toch, dat men een enkel woordje van Prof. Lindeboom maar telkens weer in de gedachten heeft, maar het gróóte woord van diens leven (om bijzaken de kerk niet uit elkaar scheuren) vergeet.

Overigens bevat vermoedelijk óók de apeldoomsche leeszaal heel mooie lectuur over den morgen en den avond aan de pool.

Of het in Genesis I „pooldagen" waren? Ik zou den «igenwijzen orakelspreker wel eens willen ontmoeten, die zulke dingen zoo best weet. Ik voor mij weet alleen, dat Genesis I spreekt over den tijd, waarin de aarde haar gedaante bezig was te krijgen (pool-vorming onder meer) en waarin, om te beginnen, de „dagen" niet afhingen van den stand der zon. Ik ben, als ik dat lees, bescheiden, en weet niet meer, dan mij gezegd is. In Apeldoorn wel?

Over „Prediker" en de a.-r. pers.

..In „De Aliblassefwap.rd.en.de Vijfhe.erenlanden" is Dr Geelkerken's boek over „Prediker" aanbevolen; in een hoofdartikel nog wel, ongeveer in dezelfde week, waarin „De Wekker" zei, zoo'n aanbeveling niet zoo erg te vinden. Thans geeft Ds S. Kamper van Meerkert een ingezonden stuk in het blad :

Erger is, dat u in uw hoofdartikel van 12 Februari j.l. den Bijbel zelf aanrandt, door van het boek „de Prediker" te zeggen: Wie bet leest die krijgt onwillekeurig een glimlach op de lippen, bij het lezen van zooveel vreemde, tegenstrijdige, buitenissige gezegden." Wij schudden bedroefd het hoofd en balen meewarig de schouders op, als u beweert, dat er in dit boek uitspraken staan, die maar amper in den Bijbel thuishooren, waarover de lezer het hoofd schudt en het niet laten tan de schouders op te halen.

Begrijpt u zelf niet, dat dergelijke uitingen, die n.b. dienen moeten Ier aanbeveling van een boek van Dr Geelkerken over „De Prediker", juist ons volk doen zeggen en met bet volste recht: Van zulk een boek moeten we niets hebben?

Het is ons. een raadsel, hoe u een boek kunt aanbevelen, waarin de schrijver o.m. spreekt van „een gevaarlijke raad", een „bedenkeliji advies" van den Prediker (7 : 16 en 17), een advies, dat „ten eenenmale in strüd is met de volle Sobriftopenbaring"; waarin Dr G. durft zeggen, dat de Prediker het nog bonter maakt door zijn uitspraak over de vrouw (7 : 28), een „hardvochtig en onrechtvaardig oordeel"; ja, waarin de doolgeraakte schrijver zich vermeet over het treffend besluit van dit bijbelboek vol levenswijsheid te zeggen: En als maatstaf van levenshouding alleen maar de dreunende dreiging: rees voor God en houd zijn gebod! Meer weet de Prediker niet te zeggen, zijn boei is nu uit."

„Maar dit is eenvoudig versobrikke-1 ij k !"

Wij onderstreepen deze woorden en zeggen: Maar dit is eenvoudig versohrikkelijk, zoo over Gods heilig en onfeilbaar Woord te spreken! Met Prof. Ridderbos achten wij zulke uitspraken „in openlijken strijd met de Gereformeerde Schriftbeschouwing en met de Gereformeerde belijdenis." (Ned. Geloofsbelijdenis, art. 5).

Onomwonden moet ik het zeggen : Van een zoodanige voorlichting als in uw nummer van 12 Febr. is ons Gereformeerde en Anti-Revolutionaire volk niet gediend, noch in de Alblasserwaard, noch ergens elders. Die vervreemdt uw beste lezers van u en geeft reden tot rechtmatige klacht.

Ik had oot nog iets willen zeggen over uw in-en uitpraten in de „Notities" van hetzelfde nummer inzake het kaartspel, welke notities in dit geval stellig niemand bevredigen, maar ik zal het hierbij laten.

Mijn hart is te vol van het jammerlüt gebeuren, dat in onze pers aan onze mensohen inzake de H. Schrift een leiding wordt gegeven, die helaas de plaatsing van een waarschuwingswoord dringend noodzakelijk maakt : „N iet langs dezen weg! Verkeer onveilig-!-"

Ik herhaal: de strijd begint pas. Het wordt hóóg tijd voor „kiezen of deelen" — over heel de linie.

Dr Gunning over de verschillen.

In „Pniël" citeert Dr Gunning Ds Sikkel's uitlating over de „kwestie-Lisse" en zegt dan :

Ds Sikkel en Ds Schilder meenen de „Una Sancta" te bevorderen door de kerkelijke verschillen op de spits te drijven.

Het spijt me, maar hier zet Dr G. nu de dingen precies onderstboven. Ik vind de „geschillen" onzinnig tusschen Chr. Geref. en Geref., en weiger nu alleen maar het „op de spits drijven" daarvan goed te praten. Ik vraag met hetzelfde artikel:

Wanneer zal toch de Christelijke Pers eens 'het voor'beeld gaan geven afwijkende meeningen, en voor-£Ü de woordvoerders er van, op christelijke wijze te behandelen?

Want ik heb bet toch duidelijk genoeg gezegd.

De Organist in den eexedienst.

In bet door ons reeds genoemde orgaan „Organist en Eeredienst" schrijft de beer D. N. J. v. d. Paauw :

' Zullen'nu kërkorganisten hun taak recht verstaan, dan is het noodig, dat ze een juiste opvatting hebben van de Eeredienst, waarin zij hebben mede te werken. Dan zal het ook gewenscht zijn, dat ze steeds dieper inzicht krijgen in de plaats, die muziek en zang de eeuwen door hebb«n gehad in de Eeredienst onder de Oude, zoowel als onder de Nieuwe bedeeling. (Een terrein, dat nog veelszins braak ligt, onverminderd onze erkentelijkheid voor de studie, door een enkeling daarvan reeds gemaakt).

En nu is het duidelijk, dat alles, wat de verhouding Muziek-Eeredienst betreft, slechts met vrucht kan worden besproken in een vereeniging van die organisten, die door hun functie bij één en dezelfde kerk en hun aanvaarden van de belijdenis dier kerk, op éénzelfde grondslag willen staan.

En nu zijn we waar we wezen willen. Alleen daarom reeds moest er van onzentwege kom.en een „Ver. van Org. der Gereformeerde Kerken".

Zullen wij gaan praten over ons werk in de Geref. Eeredienst, dan he'bben wij ons eerst af te vragen: wat is de juiste opvatting van de Geref. Eeredienst.

Hoe de Geref. Eeredienst opgevat moet worden, heeft de kerk uit te maken. En alleen als wij uitgaan van die door de kerk beleden opvatting, kunnen wij principieel gaan spreken over onze taak als organisten in de Geref. Eeredienst.

Dat opzettelijke oriënteering op dit gebied geen overbodige luxe is, valt wel te constateeren uit het „Rapport inzake de Herziening der Liturgie en het Vraagstuk van Het Kerkgezang" aan de Arnhemsche Synode 1930, waarin ik op pag. 51 e.v. dit lees : , In het algemeen genomen zouden zij (Depu-„taten) der Synode' niet aanraden zich te mengen „in een zaak, die ze'ker wel beteekenis beeft voor de „liturgie, maar toch zoozeer van musioalen aard is, „dat de Synode beter doet met zich van een uitspraak „te onthouden en deze gansche aangelegenheid in de „vrijheid der kerken te laten. Onze Synodes hebben „zich nimmer in deze dingen gemengd. Zij hebben „wel bepaald, wat in de kerken gezongen zou wor-„den, maar nimmer iets besloten over de melodieën, „welke daarbij te gebruiken zouden zijn. Evenmin „maakten zij eenige bepaling over de wijze, waarop „deze melodieën gezongen zouden worden. Hoewel dit „oorspronkelijk zeker rbytbmisch was, is het even „lang aanhouden van alle noten in gebruik gekomen „zonder eenige kerkelijke beslissing, en evenmin viel „ooit een besluit over den duur van de noten, of men „langzaam dan wel vlug zou zingen...."

Dat alle muzikale vraagstukken, die ter Synode komen, dezelfde weg gaan, ligt voor de hand, zoolang de kerken niet de beschikking hebben over een instituut, dat in staat is over dergelijke aangelegenheden een muzikaal bevoegd en kerlielijk betrouwbaar rapport uit te brengen.

Over de z.g. Gereformeerde vereeniging voor daadwerkelijke vredesactie.

Sedert het door ons geciteerde nummer kwam van het orgaan van bovengenoemde vereeniging ons geen ex. meer onder de oogen. Daarom citeeren we Ds C. J. Sikkel, die in „K.bode Geref. Kerk Amsterdam-Zuid" schrijft:

Naar „De Standaard" van Dinsdag 5 Jan. j.l. berichtte, heeft ook de Gereformeerde Vereeniging voor daadwerkelijke Vredesactie zich geroepen geacht zich te wenden tot de „Ontwapeningsconferentie 1932" met een getuigenis.

Dat is natuurlijk haar zaak en men zou verder alleen den inhoud van haar getuigenis hebben te beoordeelen, indien niet deze vereeniging een vorm gekozen had, die hoogst ongepast is.

Zij heeft namelijk haar schrijven naar Geneve aldus ingekleed, dat ze het getuigenis van de Gereformeerde Kerk van Amsterdam telkens bij gedeelten overneemt en dan tusschen de coupures van het kerkelijk stuk en na het einde daarvan haar eigen afwijkende gevoelens weergeeft.

Nu is vanzelfsprekend het getuigenis van de Kerk van Amsterdam niet van eenige confessioneel bindende kracht. Wie een eigen meening ter ontwapeningeconferentie meent te moeten kenbaar maken, die moet dat doen.

Maar het is onbehoorlijk, terwijl men zich als G e-reformeerde vereeniging aandient, zich te vergrijpen aan het getuigenis eener Gereformeerde K e r k en de bewoordingen daarvan over te nemen om zich ten duidelijkste tegenover die Gereformeerde Kerk te stellen.

Is het niet in hooge mate o n k i e s c h als „Gereformeerden" de stem verheffen om dit kerkelijk stuk, dat bovendien bij zeer vele Gereformeerde Kerken instemming vond, opzettelijk en door de eigen bewoordingen te gebruiken zoo hatelijk mogelijk te wraken?

Ik begrijp er niets van, dat menseben, die al maar van „vrede" en nog eens „vrede" roep, en, zich verantwoord achten op deze wijze broedertwist aan te hitsen.

Ds' Sikkel citeert dan, en besluit:

Zakelijk ben ik het, omdat ik immers Gereformeerd ben, met dit gevoelen dezer vereeniging, waardoor eenzijdige ontwapening en persoonlijke dienstweigering worden gepropageerd, in het geheel niet eens.

Maar dat zulke leeringen, ondergeschoven onder de bewoordingen van een goed Gereformeerd stuk, de wereld worden ingedragen tot openlijke bestrijding eener Gereformeerde Kerk, dat doet mij leed.

Zulk een onkiescbe daad had ik niet verwacht.

De oogen worden er te meer door geopend voor wat de actie dezer „Gereformeerde Vereeniging voor daadwerkelijke vredes-actie" in werkelijkheid beteekent.

Wat zal men ook voor gereformeerds verwachten van een orgaan, dat onder meer beweert, dat „actueele gehoorzaamheid" „Christel ij ke ethiek" „i s" ? De man, die dat schreef, is tegenwoordig predikant bij het z.g. „hersteld verband". En Ds H. C. V. d. Brink kan nu wel over zijn gereformeerd verleden heenloopen, door zulke dingen te verzwijgen, en dan zich — om met zijn eigen inzenders te spreken — „te bemoeien" met wat Rotterdamsche kerkeraden doen met enkele in dezen tot oordeelen volmaakt onbevoegde plaatselijke vredesapostelen, die hij maar laat schrijven, maar toch verandert daarmee de waarheid niet. Ook niet de waarheid van wat Ds G. C. Berkouwer schrijft in „Watergr. Kb.":

Alleen als we ons rekenschap geven van de vragen van Koninkrijk Gods en wereld, van de verhouding . van recht, macht en liefde, van de beteekenis der bergrede, van de verhouding van Overheid en onderdaan, van Wet Gods en geweten enz. enz., dan kunnen de besprekingen resultaat hebben. Anders niet. Wie deze quaesties zou willen terzijde stellen, zou zich onherroepelijk laten verleiden tot een suggestief humanisme.

Zuid-AMkaansche „rechtspraak".

Het officieel stuk, dat ik uit Afrika ontving over wat „Regter Gardiner het gesê" inzake Prof. du Plessis, moet wegens plaatsgebrek overstaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's