GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Berkhoff’s vele vergissingen in weinig regels.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Berkhoff’s vele vergissingen in weinig regels.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de chiliastische denkbeelden van den chr. geref. pred. ds Berkhoff behoef ik niette schrijven; dat heeft hier prof. Aalders gedaan op onverbeterlijke wijze; van diens argumenten heeft trouwens ds B. niets wezenlijks geraakt; hij zal er trouwens niet aan kunnen ontkomen.

Ik zou dus aan zijn meeningen zéker hier geen artikel wijden, als ds Berkhoff niet zelf mij in hel debat betrokken had. Een antwoord daarop hier te geven, kan niet als bestrijding mijnerzijds worden aangezien; en het heeft dit voordeel, dat men zoo eens een heel ongezochte gelegenheid zich verschaffen kan, om eens een „steekproef" te nemen in zijn populairen apologetischen voorraad. Het feit, dat voor ds B.'s z.g. antwoord-artikel reclame gemaakt wordt per advertentie en dat dit artikel, hoe leeg en schimmig ook, als men het legt tegenover de concrete argumenten van ds B.'s opponenten, wordt aangediend als antwoord op die argumenten, geeft te meer zin aan mijn voornemen, ds Berkhoff, althans voorzoover hij mij bespreekt, beleefd van antwoord te dienen.

In , , Iiet Zoeklicht" staat een verslag, zeer ruim, en blijkens de advertentiecampagne, toch wel door ds B. zelf erkend (het verraadt trouwens zijn aanvullende hand), een verslag van een rede, die hij hield, om zijn bestrijders van repliek te dienen. Daarin raakt mij deze passage:

Spr. kan ook niet nalaten Bunjan te noemen, die zelfs zoo ver ging, dat hij geloofde, dat de Christusregeering zou komen als de 7e periode der wereld, die hij verwachtte na het jaar 6000 (waarin Spr. hem nog niet waagt te volgen). Newton werd genoemd en Spurgeon, F. B. Meyer, August Hermann Francke, Krummacher, Dachsel, e.a., Bettex de bekende Christelijke Apologeet, en niet te vergeten Theod. Zahn, die staat voor de letterlijke opvatting van Openb. 2 0.

Ds Schilder haalt dezen theoloog in zijn klein boekje (over de Openbaring? ) niet minder dan 54 maal met groote eenstemmigheid aan, maar als het komt aan Openb. 20 zwijgt Ds Schilder over Zahn en is Theod. Zahn voor heel het leger van theologen dood.

Ik heb na lezing van dezen passus mijn „kleine boekje" van 278 bladzijden (De Openb. v. Joh. en het soc. leven, 2e druk, Meinema, Delft) nog eens meewarig aangekeken, en heb eens de noten gecontroleerd. Het bleek mij, dat het getal van 54 aanhalingen de eerste onjuistheid is. Mijn controle levert op:12 maal de Inleiding op het N. T., en 5 (of 4) maal die kommentaar op de Openb. Ik kan me verteld hebben, vermors mijn tijd niet aan verdere controle, doch zeg wèl: at hier staat is in elk geval onwaar. Als ds Berkhoö zóó telt, dan weet men tevens, wat men denken moet van de „stapels brieven", let wel, door ds B. ontvangen van „geref. predikanten", die hem smeeken, „om Gods wil niet terug te gaan"; want „gij hebt het". Ik geloof van die „stapels" ook niets (indien predikanten der Geref. Kerken bedoeld zouden zijn).

Voorts, wat wil ds Berkhoff nu eigenlijk? Suggestief voor het volk praten, is gemakkelijk; maar een man, die ernst betracht, zal natuurlijk kunnen antwoorden: ds Schilder had Zahn volstrekt niet aan te halen over het chiliasme, of het 1000-jarig rijk, want reeds een blik in zijn tekstregister, overtuigt lecTer, dat hij daarvan ni'et gehandeld heeft. En wie dan nóg wat verder doordenkt, haalt straks zijn schouders op over héél dit hol geapologetiseer. Stel u voor: als Zahn „staat voor de letterlijke opvatting" van Openb. 2(), dan zal dit toch wel moeten blijken uit zijn KOMMEN­ TAAR op dit hoofdstuk? Welnu, ieder kan controleeren, dat de TWEEDE druk van mijn „Openb. van Joh. en het soc. leven" verschenen is in 1925. En Zahn's kommentaar op Openb. 20 is pas uitgekomen in.... 1926! Volksvoorlichting! Misschien heeft ds B. in zijn kast een ex., waarin het jaar-

tal 1924 staat. Best mogelijk, hij heeft liet boek dan misschien later aangeschaft. Maar ik heb het dadelijk na verschijning gekocht; welnu: de Ie helft (over hfdst. 1—5) verscheen in 1924, de tweede (over hfdst. 6—22) kwam in 1926. Er staat dan ook duidelijk in mijn boek, dat ik de eerste helft citeerde (hl. 98, 213, 267). Reeds hier krijgt men den indruk, dat „Zahn" eigenlijk minder voor ds Berkhoff „leeft", dan wel „voor heel het leger van theologen", waarover tiij orakelt.

Maar dit is niet eens het voornaamste. Veel erger misverstand treedt aan den dag, als men hierop let:

a. ds Berkhoff geeft door zijn beroep (zullen we maar zeggen) op Zahn aan zijn luisterende schare een indruk van wetenschappelijkheid; en versterkt haar zoo in de gedachte, dat de door „leeken" (de term is niet onvriendelijk bedoeld, maar citeert o.m. Het Zoeklicht zelf), geleide actie inzake het 1000-jarig rijk, dan toch ook wel „ónze" wetenschappelijke menschen heeft;

b. maar nuchter feit is, 'dat voor wie Zahn góéd leest, diens exegese-heel de constructie van Het Zoeklicht en van ds Berkhoff radikaal onmogelijk blijkt te maken.

Leunt ds B. op Zahn, en hij zegt het hier, dan doorboort die staf zijn hand.

Ds Berkhoff wijst er terecht op, dat men in de uitlegging uit hetgeen omtrent het einde aller dingen geleerd wordt door de Schrift (en door ons verstaan, natuurlijk) terugkeeren moet tot wat aan het eind voorafgaat, om het een te bezien in het licht van het andere. Dat is waar, — hoewel niet de volle waarheid. Maar dan kan hij bij Zahn al dadehjk heel erg schrikken, en bang worden voor diens „steun"; want volgens Zahn brengt het einde o.m. VERNIETIGING. De „tweede dood" is de vernietiging (bl. 605, Komm.), en dit geldt vooral van den duivel, zegt Zalm (605). En dat einde der dingen brengt, nu van de andere zijde gezien, den WEDERKEER TOT GOD van de niet-onverbeterlijke zondaren, want hierin ligt, volgens Zahn, de „tweede opstanding"! Op de vraag: at de tweede opstanding is (603) een antwoord zoekende, zegt Zahn, dat het inderdaad ondenkbaar zou zijn, dat niet ten leste de gansche, Gods heerlijke daden overlevende, menschheid God zou prijzen, in hemel en op aarde, (verwezen wordt naar 15:4). Precies even ondenkiaar acht Zahn het, dat het samenleven van Christus met zijn boven zonde en dood verheven gemeente in een verheerlijkte natuur (gedurende de „1000 jaar", K. S.) niet aanlokkend werken zou op de nog buiten dit heilig terrein staande menschen in den tijd der 1000 jaar, onderwijl de duivel gebonden wezen zal en niemand meer kan verblinden en verleiden. M.a.w. de 2 e d ó ó d is de VERNIETIGING, de 2e opstanding de BE­ KEERING. Van een hel gelooft Zahn niets, er is geen voortbestaan in een hel van gestraften; als de tweede dood dat beteekenen moest, was de naam wel allerongelukkigst gekozen, zegt Zahn. De hel is maar bijgeloof (604, 608). Het eind is dus: ernietiging van de „onverbeterlijke", bekeering van de „verbeterlijke" zondaren. Verbind nu — naar ds B.'s eisch — het eind, aan wat eraan voorafgaat, verwondert men zich dan niet over de manier, waarop ds B. heel het leger van theologen op hoogen toon verwijt, dat ze Zahn met citeeren? 'Ze zijn er te voorzichtig voor, ds Berkhoff. Ze voelen zicü nog verantwoordeüjk jegens hun menschen. Dogmatiek en exegese hangen nauw samen, bij Zahn, en bij ons.

Maar, kan men vragen, hoe komt Zalm tot zulk een opvatting?

Dat hangt samen met de beschouwing, die hij voorstaat, omtrent het verband en de onderlinge verhouding van Openb. 20 èii Openb. 21 en 22. En juist op dit punt „torpedeert" de opvatting van Zahn met één „schot" heel het schip van Het Zoeklicht, en van ds Berkhoff. Natuurlijk weet ieder, dat Het Zoekhcht, en ook ds Berkhoff en heel het onder ons geïmporteerde chiliasme, een heel sterk verschil aanneemt tusschen Openb. 20 (zichtbare heerschappij van Christus op AARDE, met zijn geloovigen) eenerzijds, èn de daarop volgende hoofdstukken der Openbaring, waarin de hemelsche heerlijkheid beschreven wordt, anderzijds. Ik geef geen verzen aan, waarbij dan de grensscheiding tusschen beide gedeelten te zoeken zou zijn, want men zal zieii, dat dit hier overbodig is. Met de bewering, dat wat op Openb. 20 VOLGT, (neemt de grens maar ruim, tot 22:7) IETS ANDERS voorzegt, dan Openb. 20, staat of valt het heele chiliasme.

Welnu, de nuchtere werkelijkheid is, dat wie van Zahn iets w e z e n 1 ij k s weet, bekend is met het föit, dat bij hem het verhaalde in Openb. 19:11— 21:8 SAMENVALT met den inhoud van 21:9— 22:7.

Wij zullen nu ds Berkhoff maar niet lastig vallen met de vraag, „welke" Zahn hem zoo steunt tegenover dat theologenleger: e Zahn van de Einleitung, dan wel die van den kommentaar, de Zahn van 1907 dus, dan wel die van 1926. Hoewel er voor die vraag reden zou zijn, want in 1907 werd nog door Zahn Openb. 19:11—21:8 als één geheel opgevat, en heette toen het 7e visioen ; in 1926 evenwel werd het slot van hfdst. 19 losgemaakt van dit geheel, vastgekoppeld aan het begin van ditzelfde hoofdstuk, en daarmee, als één geheel, aangediend als het 8e visioen (19:1—21), terwijl dan bij hfdst. 20 een nieuw visioen wordt aangekondigd, als het 9e dus. Dit 9e visioen loopt dan in den Ifommentaar van 20:1 töt 21:8.

Daar heeft ds Berkhoff dus al dadelijk moeite mee; want dit ALLES wordt nu omschreven als BEGIN EN EINDE van de zichtbare heerschappij van Christus op aarde, wat dan bij Zahn heet het „millenium" (hij schrijft één n. De Heraut, ook De Ref., 2 n's). Hier vallen dus reeds de verschijning van den grooten, witten troon (20:11) het gericht over „de dooden", de 2e opstanding (20:12 —15), de „nieuwe hemel en de nieuwe aarde, " (21:1), het ni et-meer-zijn van de zee (21:1), de afwissching van alle tranen (21:4), BINNEN de „1000 jaar". Wil ds Berkhoff dat soms ook? Heeft hij tusschen Zahn I en Zahn II een keus gedaan? Of misschien, wat dan reeds hier blijken kon, géén van beide gekozen ?

Maar nog benauwder zal ds Berkhoff het krijgen — onder Zahn. Want het blijkt nu, dat het visioen van 21:9 TOT EN MET 22:7, dat dus in den kornmentaar het 10e heet, OOK bij het duizendjarig rijk getrokken wordt. Niet-meer-slapen, de in hfdst. 22 beloofde vernieuwing van de natuur, en zoo veel meer, valt dus óók BINNEN de 1000 jaren (S. 620). Reeds het opschrift boven dit slotvisioen is voor ds B.'s opvatting fataal: oven 21:9—22:7 schrijft Zahn: Het hemelsche Jeruzalem in het 1000-j a r i g r ij k".

Een streep dus door alle Zoeklicht-jaargangen. Een streep, niet alleen door mijn constructies (in mijn boek, bovengenoemd), maar óók door die van ds Berkhoff.

Misschien wil ds Berkhoff, oin zijn steun niet te verliezen, van Zahn's kommentaar naar diens Inleiding op het N. T. terug. Maar ook dat zal hem niet helpen, want re e d s in de Inl. blijken Zahn's grondgedachten anders dan die van onze chiliasten (II, 604). Hij zegt reeds daar, dat het nieuwe Jeruzalem, dat in 21:8—22:5 (of 15) geschilderd wordt, daar geen bestanddeel van de nieuwe wereld wil zijn, doch geteekend wordt zóó, als het gedurende de koningsheerschappij van Christus het verheerlijkte middelpunt eener nog onvoltooide wereld is, om dan na afloop van de koningsheerschappij van Christus in de nieuwe en eeuwige wereld over te gaan. Het , , afdalen" van dat nieuwe Jeruzalem volgt dan ook niet op den opbouw der nieuwe wereld, want het is de bruid van „Jezus", die bij de parousie, DLTS (zegt Zahn) bij het BEGIN en niet na afloop van het millenium (de 1000 jaar) met hem bruiloft viert, (vandaar dan ook, dat Zahn in 21:2 niet vertaalt: ET nieuwe Jeruzalem, maar „een" nieuw Jer.) Dit niei^we Jer. is reeds gedurende de 1000 jaar, vóórdat de nieuwe wereld gesteld werd, op aarde geweest, en zóó wordt het in 21:9—22:15 geschilderd.

Zoowel in de Inl. als in den kommentaar wordt dus ds Berkhoff's gebaar van opheffing van het Zahn-schild tegen het theologenleger als ijdel, en voor hem gevaarlijk, gebaar begrijpelijk gemaakt. Want de zichtbaarheid van Christus' koningsheerschappij op aarde wordt door Zahn wel geleerd, doch dat gebeurt, omdat hij, precies als wijzelf, ervan overtuigd is, dat de heerlijkheid, die geprofeteerd wordt NA Openb. 20, zichtbaar, en op aarde waarneembaar, stoffelijk, zal zijn. Niet waar, ds B. wil, dat we van het einde uitgaan, om het voorafgaande te verstaan? Laat hem dat dan toepassen op Zahn: dan blijkt diens „steun" uit te gaan van de weigering van steun. Dat de „lichamelijkheid" het EIND van Gods wegen is, — och, dat zinnetje hebben de meeste gereformeerden van buiten geleerd. Maar de manier, waarop Zahn in dat lichamelijk-stoffelijkaardsch zelf vertoon van de in het laatste visioen geschetste levensheerlijkheid nu óók den inhoud van de eerste verzen van Openb. 20 deelen laat, die is doodelijk voor het chiliasme. Zahn's opvatting wordt daardoor beheerscht, dat hij, anders dan de chiliasten en inders ook dan ik, de 2 visioenen, die de chiliasten in eikaars VER­ LENGDE leggen, tot eikaars keerzijde maakte). Ze beschrijven hetzelfde, volgens hem, maar onder een anderen gezichtshoek: het ééne teekent, zegt Zahn, de 1000 jaar onder 't aspect van de vernietiging der vijanden, het andere onder dat van de heerlijkheid der bruiloft. Maar door die 2 visioenen tot eikaars aanvullings-beschrijving te maken (Erganzung) lijft Zahn de 1000 jaar in bij de groote toekomst, die ook volgens ons zichtbaar zal zijn in haar werken. Zijn de visioenen inderdaad eikaars keerzijde, dan is de zichtbaarheid natuurlijk eo ipso gegeven. Maar in het onderhavige geding loopt dan ook de kwesitie niet over de (hier voor ds Berkhoff) doode musch der zichtbaarheid, doch over het kardinale punt van de verhouding der visioenen. Op dit kardinale punt is Zahn zijn tegenvoeter. En de mijne. Maar ds Berkhoff heeft het niet begrepen.

Laat hem daarom de balans opmaken.

Hij neemt het ons — dat heele theologenheir — kwalijk, als wij de „EERSTE opstanding" (om een onjuist woord te bezigen) „vergeestelijken": 't moet letterlijk zijn: hoort, hoe Zahn doet!! Maar Zahn „vergeestelijkt" de 2e opstanding Eerste balanspost.

Bavinck mag niet zeggen, dat de inhoud van Openb. 20 p a r a 11 e 11 o O' p t met de gebeurtenissen van vroegere hoofdstukken (Bav. Dogm. IV 759) want dan valt het chiliasme; de visioenen liggen in eikaars verlengde; hoort, hoe Zahn doet! Maar Zahn laat den inhoud van Openb. 20 parallel loopeu met de gebeurtenissen van de volgende hoofdstukken; hij volgt dus een methode, als Bavinck, alleen maar op een ander punt, nog verder afliggende van het standpunt van ds B-. Tweede balanspost.

Schilder deed verkeerd, door Zahn niet te lezen, en te doen lezen, vóór dat iemand Zahn kón lezen; een heel theologenleger is even dom. Maar als Zahn dan eindelijk gesproken hééft, en door ds B. gelezen is, dan is ds B. blij, en steunt op een man, die de constructie-Berkhoff principieel onmogelijk maakt 2), die de „2e opstanding" en de „hel", gelijk ds B. ze ziet, loochent, en, als wilde hij aan ds B. den laatsten steun ontnemen, al dadelijk verzekert, dat het getal 1000 in symbolischen zin 3) te .verstaan is (168). Derde balanspost.

Ik vrees, dat het eenvoudige volk, bij zooveel misrekeningen — en het boek van ds B. telt ze bij getallen — het rustig rekenen en lezen zelf verleert. En het is deze tragedie tenslotte, die me tot dit artikel geleid heeft. Anders niets; ds B. zélf zou alleen te overtuigen zijn, als hij eens rustig werd, en ging studeeren, zóó als God, de Vader der geesten, dat toch eigenlijk móge I ij k maakte onder de zon van Zijn verbond.

Maar ach, hij gaat meetings houden, en laat adverteeren, en krijgt natuurlijk een orgaan ook. Wat zijn de menschen toch nerveus, tegenwoordig.


') Volgens Z. heeft Joh. het 9e visioen (over de 1000 jaar, c. a.) ontvangen, om den afloop der v ij a n d e n te zien. Maar dat vulde het verlangen der kerk niet, daarom BAD hij (ontwijfelbaar!) tusschen het 9e en 10e visioen om onderrichting aangaande de heerlijkheid der gemeente; NIET GELIJK ZE NA DE PAROUSIE WEZEN ZOU, maar zooals ze IN het millenium zou wezen. Hij wilde dus nu DEZELFDE zaak zien van den anderen kant. En van DAT gebed was dan het 10e visioen de verhooring, het 10e, tevens het laatste (S. 614, vgl. 604). Aldus Zahn. Dit beheerscht bij hem alles. Als 21:9 begint, dan LIJKT het maar zoo (zegt Zahn, tegen alle „Zoeklicht"-redeneeringen in) alsof het tijdstip van Satans „loslating" tot de groote verleiding voorbij is; in werkelijkheid is het zoo niet (keerzijde-theorie) (612/3, cf. 583). Het in hfds. 20 geteekende beeld was niet volledig in de teekening van de heerlijkheid der 1000 jaar, de draad van 19:7—9 wordt dus (zegt Zahn) in hfds. 21 weer opgenomen, om het beeld aan te vullen (593). Hfds. 21:1, 2 valt in den tijd, onmiddellijk na de bruiloft, dus aan het begin der 1000 jaar (het verhaal weer van voren af aan dus, zie verkl. op 21:1, 2, vgl. bl. 294). Volgens Zahn is het MISVERSTAND, te beweren, dat „Jezus" na de 1000 jaar voor de 2e maal ten hemel zou gevaren zijn, en zijn gemeente daarheen zou hebben meegenomen (599).

°) Ook inzake de eenheid der profetieën (Christus in het Evang. van Matth., Petrus, en Openb.) neemt Zahn een van ds B. en mij verschillend standpunt in (605, 600, ook noot).

') Reeds in de exegese van 1:4 worden getallen als 144000 sy mbolisch verklaard, al ligt er een historische realiteit aan de symboliek ten grondslag. En de 1000 jaar? Het getal is symbolisch, gelijk zoo vele in de Openb. zegt Zahn. Hij herinnert zelfs aan de oude meening, die ds B. hier niet ter zake acht, dat 1000 jaar voor den Heere zijn als één dag; 1000 beteekent: en heel lange tijd in vergelijking met den levensduur van een mensch; als Methusalem kort na het begin der 1000 jaar geboren was, had hij het einde nog kunnen beleven, zegt Zahn....

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De Berkhoff’s vele vergissingen in weinig regels.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's