GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Publicaties uit het gebied van „Christendom en Natuurwetenschap" (I).

De Aanleiding.

Bij de N.V. Uitg.-Mij. J. H. Kok te Kampen verschenen onlangs twee boeken, die ook voor het kerkelijk leven de aandacht vragen.

Het eene is van dr J. Bruin, het andere vaji dr W. J. A. Schouten. Eerstgenoemde schreef: „Het Christelijk geloof en de beoefening der Natuurwetenschap", de tweede auteur gaf zijn boek den titel: „Sterren en Sterrenstelsels". Beide geschriften zijn opgenomen, als eerstelingen van een blijkbaar te wachten oogst, in een serie „Christendom en Natuurwetenschap", onder redactie van Dr S. T. Heidema, Dr J. F. Reitsma, Dtr W. J. A. Schouten.

Dat deze geschriften de aandacht vragen, juist ook voor het kerkelijk leven, behoef ik niet breed te betoogen.

Ik wijs slechts op twee dingen.

Het eerste raakt de geschiedenis van de Gereformeerde Kerken. Na de Synode van Assen is er, niet alleen in het openbaar, maar ook in persoonlijk contact, herhaaldelijk gesproken over enkele vraagstukken, die „de" natuurwetenschap — neem eens aan, dat dit bepaalde lidwoord „de" hier recht heeft te blijven staan — zou opdringen aan haar beoefenaars, en vooral over (schijnbaar) definitieve antwoorden, welke zij dan (in z.g. „resultaten") zou gegeven hebben; welke vraagstukken en antwoorden (of resultaten) dan aan de van huis uit b ij den b ij b e 1 groot geworden beoefenaren dier wetenschap moeilijkheden in den weg zouden leggen. Moeilijkheden, juist ten aanzien van het geloovig aanvaarden van den bijbel. Heeft de bijbel gezag, ook als hij spreekt over dat terrein, waarop de natuur-onderzoeker zich beweegt? Kan hij, wil hij eigenlijk wel, op dat terrein spreken met gezag? Is er wel een wereldbeeld in de Schrift, en zoo ja, is haar „wereldbeeld" te „verzoenen" met het (dan blijkbaar) andere „wereldbeeld", dat zich schijnt op te dringen in „de" natuurwetenschap, zooals zij, anno zooveel, tot min of meer eenstemmige resultaten schijnt te zijn gekomen? Kan, wat de bijbel zegt, b.v. over de wonderen — vereenigd worden met wat „de" natuurwetenschap als vaststaande resultaten van haar waarneming der natuur heeft gecodificeerd?

Over die vragen — waaraan nog zeer vele zijn toe te voegen — is in de dagen van Assen en daarna herhaaldelijk gesproken; enkele vraagpunten zijn zelfs in adressen voor de aandacht der synode gelegd; er is geconfereerd met adressanten.

En wie de historie daarna nog heeft gevolgd, is niet onbekend met het feit, dat ook later — nu buiten het raam van direct kerkelijke samenleving — tusschen natuurkundigen en theologen binnen den kerkelijk-gereformeerden kring van gedachten is gewisseld. Eens zelfs is er — gelijk uit publicaties bekend geworden is — een vrij scherpe critiek geoefend van den kant van christelijke natuurkundigen op een boek, waarin een gereformeerd theoloog, niet zoo lang geleden, zijn inzichten had gegeven o.m. over het vraagstuk van Schrift en natuurbeschouwing (we formuleeren hier nu zeer onnauwkeurig).

In dit debat hebben wij ons opzettelijk niet willen mengen, hoewel van natuurwetenschappelijke zijde geschreven werd, dat men toch eigenlijk wel.eens weten wilde, of de bestreden meeningen van den theoloog, bovenbedoeld, nu door de gereformeerde theologen alle gedeeld werden, ja dan neen. Deze vraag, men voelt dat, was volstrekt niet onbelangrijk; maar wij voor ons bleven toch zwijgen, omdat deze discussie beter kon beperkt blijven tot wetenschappelijke kringen zelf; en ook om ander© redenen, die ik liever niet noem.

Temeer thans is er evenwel reden, enkele zeer algemeene opmerkingen vast te knoopen aan de verschijning van de beide bovenbedoelde boeken; want het ligt voor de hand, te vermoeden, dat d© redactie van de toegezegde reeks monografieë» wel degelijk zal gedacht hebben aan de dagen Taii Assen, en wat daarop gevolgd is.

Het tweede feit, waarop ik thans wijzen wil, e» dat m.i. de bedoelde publicatie de kerkelijk® rubriek van dit blad doet aangaan, ligt hierin, dat ook buiten het terrein der gereformeerde kerken de kwestie van „christendom en natuurwetenschap" op het agendum van kerkelijke oenferenties blijkt te staan.

Ik wijs alleen maar op de offioieele berichteti van de vereeniging „Kerkopbouw".

Deze vereeniging gaat de Hervormde Kerk aan, en is daar een der lichamen, die in dit instituut willen komen tot nieuwe toestanden. •• Om de veertien dagen' gaf eenigen tijd geleden deze vereen. i« een bepaald partij-blad haar , , berichten en medei, deelingen"; een ervan ligt hier voor me, en bevat ' een artikel van den ethisohen hoogleeraar Plh. Kohn-•stamm onder den titel „Geloof en natuurwetenschap".

In dit artikel nu wordt eraan herinnerd, dat punt 8 van het manifest van „Kerkopbouw" luidt: „De vrees voor de botsing tusschea de resultaten der natuurwetenschap en de gegevens van den bij bel moet als schadelijk voor den groei der Kerk worden tegen gegaan."

Met deze dubbele aanduiding, die zoowel het leven binnen als dat buiten de gereformeerde kerken beroert, is, dunkt ons, de bewering wel genoegzaam ondersteund, dat de bedoelde reeks recht heeft, de aandacht te vragen ook van het kerkelgfc leven; en daarmee van deze rubriek.

Wajineer ik dus in enkele artikelen iets zeggen zal over de dingen, die in de beide bovenbedoelde werken ter sprake komen, dan zal dat geen recensie zijn; daarvoor is het hier de plaats niet. Ik bedoel niet meer dan een paar losse opmerkingen, naar aanleiding van de beide geschriften, bovenbedoeld. Opmerkingen, die misschien kunnen meehelpen, niet tot de oplossing, maar tot de formuleering van de moeilijkheden, die er dan zoo telkens schijnen te liggen tusschen natuurwetenschappelijke christenen en — de niet-natuurwetenschappelijke christenen.

Een eerste aanleiding daartoe geeft al dadelijk de titel van dr Bruin's eerste hoofdstuk: „Geloof en Wetenschap".

Nieuwe inhoud in het oude begrip „kleingeloof".

Onder het lezen van de hierboven bedoelde „Mededeelingen" van de vereeniging „Kerkopbouw", en daarin van het artikel van prof. Kohnstamm, trof mij de eerste volzin:

„Inderdaad, zoo ergens klein geloof in den boezem der Kerk haar belet heeft haar roeping als Kerk van Christus getrouw te zijn, dan is het hier."

Schrijver spreekt dan eerst over „millioenen BUITEN de kerk", en kan dus daarmee niet het „klein geloof" IN de kerk willen kenschetsen; maar handelt vervolgens over „talloozen IN de kerk, voorgangers en lidmaten, die met wantrouwen den voortgang van het natuurwetenschappelijk onderzoek gadeslaan". Waarom? Omdat ze beweren, dat er „onvereenigbaarheid van Christelijk geloof en eerlijk natuuronderzoek is"j aldus nog steeds deze schrijver.

We laten nu hier dat natuuronderzoek verder rusten. We vragen alleen: wat beteekent hier „klein geloof"? Of — want een tegenstelling met het vroeger als technische tenn bedoeldewoord zal wel niet bedoeld zijn - ^ wat beteekent hier „kleingeloof", als één woord geschreven ?

Vroeger verstond men onder „kleingeloof" doorgaans dit, dat men wel niet theoretisch aannam, dat er bij God, en bij de van Hem sprekende Schrift, een conflict zou zijn tusschen belofte en vervulling, tusschen openbaring en geschiedenis, tusschen het onderwijs der Schrift en de feiten, eerlijk geconstateerd; maar dat men dan toch in oogenbhkken van zwakheid het niet „wagen durfde" met Gods beloften, met het onderwijs der Schrift, met de uitspraken (recht verstaan) der openbaring. De „geloovige" houding was dan b.v. deze, dat men zei: als ik den bijbel eerlijk uitleg (hem niet meer en niets anders laat zéggen, dan hij wil zeggen), dan KAN, zoolang de wereld staat, er geen conflict zijn tusschen Schrift en geschiedenis, tusschen geloof en wezenlijke wetenschapsresultaten, want God spreekt in die beide, en is met zichzelf niet in strijd. Deze „geloovige" houding hield dus vast aan de autoriteit van God, van de Schrift tevens, als - Zijn Woord. En schreef desnoods een „non liquet" (ik begrijp het nog niet heelemaal) in het geloof.

En de „klei ngeloo vige" houding? Wel, die - „wankelde". Waarin? In de „theoretische" overtuiging, dat God sprak, dat Hij' zuiver sprak, trouw was in Zijn beloften, dat de Schrift waarachtig was en onfeilbaar? Neen, daarin niet! Het wankelen was een zaak in het „vertrouwen". Jezus laat Betrus niet verdrinken, ALS YASTSTAAT, DAT Hij hem vergunt te komen over de golven. DAN zal Petrus ook zeker de „veilige haven" bereiken. Maar — en hier zet het kleingeloof in — maar HEEFT hij dat wel voor PETRUS gezegd? Of — om bij het schijnbare conflict geloofwetenschap te blijven: als de kerk vasthoudt aan de autoriteit van de Schrift, dan zal zij KERK blijven, ook al verliest zij leden, die deze autoriteit loslaten (wat dan voor het geloof kerk-z u i v e r i n g heet, kerk-bewaring). Maar als de kerk niet meer vertrouwt, dat bij het heengaan van velen haar kerk-wezen zich handhaven kan, dan zet zich daar, op dat punt, en daarop alleen, het „kleingelool" in. Dus GAAT OOK dat „kleing el o of" theoretisch UIT van de autoriteit der Schrift, de waarheid Gods; aUeen maar, men durft de gevolgen niet aan, men vreest niet „aan" te kunnen, wat consequentie zijn zal van de strenggeloovige houding. - ... aj. , j

Tegenwoordig echter wil men het „kleingeloof" ongemerkt een anderen inhoud geven. Men loopt over dat voor het kleingeloof toch konstitutieve element van het „vasthouden aan de onvoorwaardelijke autoriteit van de Schrift" heen, en zegt: kleingeloof is het, als ge, OOK WANNEER GE TOEGEGEVEN HEBT, DAT DE SCHRIFT NIET ONFEILBAAR IS, nu bang zijt, dat de „KERK" op de flesch zal gaan; ik zeg het opzettelijk zóó ruw, en onparlementair. Men zegt: waag het erop, dat uw bijbel zijn glans verliest, waag het erop, dat de strijd tusschen Schrift en wetenschap een anderen naam krijgt, n.l. dien van „conflict tusschen „SchriftBESCHOUWING" en wetenschap, wees niet zoo „onwetenschappelijk", terwille van uw geloof een (voorloopig) „non liquet" te schrijven, want dan vindt uw geleerde (ongeloovige) buurman u zoo achterlijk; en — geloof dan tóch maar, dat er altijd een kerk zal blijven. HIER draait dus alles niet meer om de autoriteit van GOD, maar om het BLIJVEN VAN DE „KERK". Die is dan een vereeniging tot cultiveering van stichtelijk gedoe geworden, en passant. Een vereeniging tot verzorging van het religieuze in den mensch.

Maar als ik me daarover slechts bezorgd maak, of mijn KERK het kan uithouden, dan ben ik al lang öngeloovig. Want „tot de roeping van de kerk" (zie boven) BEHOORT ook het aanvaarden: van.. Gods gezag, - het erkennen van de Schrift, de belijdenis, dat de SCHRIFT inderdaad wat zegt, dat ik VERSTAAN kan. Gelooif zegt: oen kerk, die dat niet meer aanvaardt, IS GEEN KERK MEER; laat ze gerust verdwijnen; dat zal een zégen zijn.

Achter deze dingen ligt natuurlijk weer de ongelukkige „techniek", de (z.g.) christelijke „sport" van deze ongeloovige dagen, om het ongeloof, en de Schriftverwerping, toch voor te stellen als geloof. Als „vrees en beven", Gode welgevallig. Er achter ligt Kierkegaard, die eens gezegd heeft: „GELOOF is: als het schip een lek gekregen heeft, dan dit schip „begeistert" door pompen te houden, en toch de haven NIET op te zoeken". En zie, dat moge nu hier geloof heeten, maar dat heet in den bijbel ongeloof. Niet eens kleingeloof. Geloof is in den b ij b e 1, en in alle vóór-dialectisch christendom: weten, dat men de haven bereiken zal, als men maar trouw blijft aan het geopenbaarde Woord. Kleingeloof heet in den bijbel: theoretisch erkennen, dat de haven wenkt, maar bang zijn, dat, ook bij blijven in het geopenbaarde Woord, de baveu toch NIET zal bereikt worden. Maar pompen, pompen, pompen, zonder haven te zoeken, dat noemt de bijbel hoogmoed, eigengerechtigheid, goddeloosheid, God-verzoeken.

En nu is dit het fatale, en misleidende, dat men t^enwoordig dit God-verzoekende pompen geloof noemt, en het vasthouden aan den wil, om te blijven in het gegeven openbarings-woord, en oni de haven te be gee ren, en alle lek te dichten, en op een heel schip te varen, en aJs 't God behaagt op rustige golven, kleingeloof noemt.

Maar deze sanctioneering van bijbel-ver-'^[erping, van rust-en haven-verwerping noemt de bijbel ongeloof. Deze omvorming van het begnp „kleingeloof" (waarmee de handhaving van bet Schriftgezag wordt goedgepraat) noemt hij oók ongeloof.

En ongeloof kan over kleingeloof niet eens praten.

K. S.

GereJormeerden-haat

Er zijn onlangs twee dingen gebeurd, die iederen kenner van de kerkelijk-theologische toestanden in [ Nederland dadelijk bij zichzelf tot voorspellingen ! brachten. Het eene was de uitspraak van de classis Woerden, inzake dr Ubbink; het andere de benoerning van een hoogleeraar aan de Vrij© Uni-Tersiteit aan de stedelijke Universiteit te Amsterdam.

D© eerste zaak gaf iedereen oaimiddellijke zeker­ heid, dat elke beschuldiging, die tegen de classis zou worden uitgesproken, bij een deel der nietgereformeerde pers klakkeloos zou geloofd, en verder verbreid worden. De tweede bracht tot de voorspelling, dat men uit het geval weer munt zou slaan om te bewijzen, dat het aan een gereformeerde hoogeschool, althans aan de gegevene, wel muf zal zijn, en benauwd.

Precies zoo kwam het uit.

Beschuldigingen, die tegen de classis Woerden werden uitgesproken, en waarop, zoover het mogelijk was, reeds afdoende is geantwoord, werden klakkeloos aanvaard; hoewel ze kwamen van een der „partijen", om het ietwat onjuist uit te drukken. Zelfs het feit, dat men, wat natuurlijk bij zorgvuldige overweging altijd gebeurt, het besluit in voorloopige formuleering gedrukt had (waar gebeurt dit niet, waar men fatsoenlijk de dingen voorbereidt? ) werd misbruikt. Ethischen, en verwanten, lieten zeer ootmoedig een trek van verontwaardiging in hun aajigezicht komen. Zelfs onze nationale hoifprediker deed in een enkel kort zinnetje mee aan dit belachelijke maar ook droevige spel; wat hij zijn keukenmeisje niet zou aandoen (onverhoord oordeelen) dat mag hij tegenover de gereformeerde kerken zich z.i. blijkbaar wèl veroorlooven.

Het tweede geval: de gemeenteraad van Amsterdam drukt op het knopje der hoogleeraarsbenoeming, bovenbedoeld, en onmiddellijk komt er aan den anderen kant uit den ethischen hoek precies op tijd een artikeltje voor den dag van een anonymus, die — och wat gemakkelijk en wat dom — zóó maar weet te vertellen, dat de „flinke" menschen aan de Vrije er uit willen, omdat het daar een „diensthuis" is, waar ze willen uitgeleid worden, en dat, wat b 1 ij f t, niet veel te beteekenen heeft. Tenminste, tegenwoordig; de do oden kunnen natuurlijk wel een praedicaat van échte professoraliteit krijgen; van de dooden hebben de heeren geen last meer. Deze zelfde schrijver heeft het daii onder de bedrijven door over „partijkereltjes", en zoo; blijkbaar zonder te begrijpen, dat niemand kan constateeren, dat hij uit het donker der anonymiteit een reeks van mannen, onder wie er wel degelijk zeer beteekenende zijn, bij de onbeteekenende rangschikt, zonder tevens in dit anoniem gedoe de typische trekken van het partijkereltje te ontdekken.

De gereformeerden hebben blijkbaar veel meer invloed, dan sommigen zelf nog schijnen te gelooven. Anders zouden ze door de bleekneuzen dezer eeuw niet zoo afgunstig worden aangezien.

Een les voor ons, om ons zelf te durven zijn, en met de bleekneuzen geen verbond te sluiten. Hun „manieren" lokken daartoe niet eens. Bij ons schrikt de leer af — gelukkig; bij hen meer dan eens de leer-loosheid, èn het leven; en dat is ongelukkig. Of wil men ons soms wijs maken, dat zulk anoniem en dom geblaas van deze recruten der vrijzinnigheid christelijk léven vertoont?

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's