GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Publicaties uit het gebied van „Christendom en Natuurwetenschap" (IV).

Geloof en Wetonschap (C).i)

Er was — zoo zeiden we — nóg iets, dat in het beweerde conflict „geloof—(naluur)wetenschap" in aanmerking te nemen viel.

der in het geloof arbeidende wetenschappen, is er aanleiding tot wederzijdsche controle, on tot zelfcontrole van elk voor zich, en zoo noodig tot ©en „non-liquet" (we wachten nog af) aan beide zijden van de scheidslijn. En voorzoover er conflict is tusschen de wetenschappelijke overtuiging der (ia alle faculteiten saamwerkende) geloovigen eenerzijds, en de (jongste) stellingen der n i e t - geloovigen anderzijds, moeten de geloovigen (boeren en professoren, immers geloovigen reeds in hun vóór-wetenschappelijk zijn) elkaar de hand geven, samen het Woord van hun Vader, zijn openbaring op elk terrein, handhaven tegenover den gemeenschappelijken vijand. Zoodra echter de natuurwetenschappelijke kerkmensch zijn broeders in de kerk bestookt met resultaten van anderen, die zijn geloof niet heeft getoetst, of ook zoodra zijn theologische broeders in de kerk hem willen afschepen met een valsche apologeti«k, of met een beroep op natuurwetenschappelijke verlegenheid (waarmee immers niets positiefs te betoogen valt tenslotte), hebben zij beiden in hun tournooi hun standpunt van geloovigen verlaten.

Ik wil er dan ook nog eens met nadruk op wijzen, dat ik in het begin van dit artikel op de onzeker^ heid der „exa, cte wetenschappen" niet heb gewezen om daarmee ook maar eenige kwestie af te wimpelen. Maar ik deed het w è 1 met de bedoeling, om duidelijk te maken, dat men, ook onder ons, de kwesties soms op totaal verkeerde (d.w.z. nietgeloovige, dus onkerkelijke, ongerefonneerd-wetenschappelijke) manier aan de orde stelt; en om de kerk te verdedigen tegen de aanklacht van hen, die — nota bene — in de kerk zelf kleingjelooif noemen wat geloof is (Kohnstamm, Kerkherstel) en die op die manier het niet-meer-gelooven sanctioneeren, en aan vele inderdaad al te vaak i n d a g e-lijksche verzoeking levende kinderen der kerk, welke met ongeloovig gewonnen wetenschapsbrokken in de maag zitten, feitelijk tot een aanstootssteen worden op den weg van hun geloofsverkeer met God, verkeer, ook in hun wetenschap.

Er is nog een andere manier om zijn niet-gelooven te demonstreeren. Dat is de manier van hen, die zeggen: och, studeer toch niet over de natuur, want a) ge ziet daarin alleen maar stof, en vindt God •er niet, en b) ge raakt dan zoo gauw uw bijbelsche overtuiging kwijt. Maar hierover is toch eigenlijk niet lang te disputeeren onder gereformeerden. Want, wat a) betreft: de gereformeerde belijdenis leert onmiddellijk anders (God openbaart zich in .al Zijn werken, óók in de natuur) en wat b) aangaat: onze bijbelsche overtuiging kan door feiten alleen maar worden bevestigd, — zóó spreekt het gelóóf. Daaraan te twijfelen is reeds niet-geloof. Voor een bepaalde theorie over feiten (aangenomen dan, dat het inderdaad „feiten" zijn) capituleeren, is evenzeer ongeloof. Volkomen terecht wijst dr Bruin dan ook zulke redeneeringen af.

Hiermee kan ik dan ook gevoegelijk den cirkel van deze drie artikelen over „geloof en wetenschap" besluiten. Het is geen lust tot polemiek, maar slechts een eerlijk bedoelde poging om te helpen bijeenhouden wat bijeenhooTt, als ik daarom in terugslag op wat gezegd is in twee punten het waag, met dr Bruin van meening te verschillen.

Het eerste is de kwestie van de taxatie der wetenschappen. Dr Bruin geeft zich zelf minder eere, als vakman, dan ik hem geef. Hij zegt, de z.g. „geestelijke wetenschappen" hooger te achten dan b.v. physica en chemie. Ik stel ze niet hooger (ook al weer, wijl ik dit dilemma onjuist acht); ik stel alle g e 1 ij k s o o r t i g e 2) wetenschappen a 1 wetenschappen gelijk, maar acht het belijden (in het gelooven als levende daad van gehoorzaamheid) in die alle primair. Deze opmerking slaat terug op het slot van mijn vorig artikel, en zoekt den vrede, die er van Godswege gegeven is tusschen geloovige onderzoekers. Misschien is er in deze opmerkingen, als ze juist zija, reden gegeven om ons te schamen (wederzijds) over ons getob vóór en na Assen, zoowel in ons elkaar bekampen, als in onze wederzijdsche zelfverdediging.

Het tweede punt, waarin ik tenslotte van meening verschil, - ligt nu voor de hand: Dr Bruin ziet zijn taak zóó, dat men moet nagaan, „wat nu behoort tot den inhoud van het christelijk geloof en wat behoort tot het gebied der Natuurwetenschap". Ik aanvaard dit dilemma niet. Ik laat niet aan theologen alleen over, de XII Artikelen uit te leggen, om dan de andere broeders van de kerk, en de leden van de andere geloovige nniversiteitstaculteiten in dat belangrijke werk op nonactief te zetten. Neen — ik wil alweer aan dr Bruin meerdere eer© geven dan hij zelf zich toekent. Ik wil, niet als theoloog, doch als belijder der XII Artikelen, graag van hem en de zijnen onderricht ontvangen, dat mij leiden kan in het breeder verstaan en dieper fundeeren b.v. van het eerste geloofsartikel: God, den Vader der schepping. Maar dan moet er eerst gemeenschappelijk geloofs-vooroordeél wezen.

En ik heb deze laatste opmerking niet kunnen terugdiingen, op gevaar af, dat iemand zegt: alweer critiek! Want, afgedacht van het feit, dat deze critiek juist opkomt uit respect (grooter dan deze schrijver zelf van zijn vak heeft), is deze critiek een levenskwestie voor mij. Het is mijn overtuiging, dat dat dilemmatisch tegenover elkaar stellen van „geloofsinhoud" en „wetenschaps-gebied" eigenlijk de conflicten tusschen de belijders van niet-en wel-natuunvetenschappelijke studie zal 1 ij V e n voeden, en dat we elkaar nooit zullen vinden, dat we integendeel zullen blijven harrearren over kerk en natuurwetenschap (eerste valsche tegenstelling) QJI over theologie en natuurwetenschap (tweede valsche tegenstelling) en over geloof en wetenschap (derde valsche tegenstelling), als we niet hiervan uitgaan: er is ohjectief gegeven eenheid in de kerk tusschen de belijders (eerste nevensstelling); er is eenheid in de faculteiten eener geloovige universiteit, onderdeel van het geloovige leven der belijders, (tweede nevenlsstelling), er is eenheid tussdien geloof en wetenschap (derde nevensstelling). En er is voorts Vij and schap tusschen wereld en kerk, tusschen geloovige en niet-geloovige universiteiten (en tusschen de faculteiten der laatstgenoemde is telkens verbindingloosheid), en tusschen geloof en ongeloof, ook in alle wetenschap.

Predikantstractementen: niet generaliseeren.

Een opmerking vooraf: Nu door een abuis de Stem" van verleden week geplaatst is, zonder at ze de geheele redactie gepasseerd was, word© et mij niet als onhoffelijk aangerektend, als ik een leine bedenking opper, niet eens, tegen wat er in taat, maar tegen wat ervan gemaakt kan worden. k zou het onderwerp niet besproken hebben, als iet door dit abuis, bovenbedoeld, het in ons blad er sprake gebracht was; ikzelf heb opzettelijk er ot nu toe over gezwegen, en zou daarom ook e tégen opname van deze „Stem" verklaard ebben.

Een tweede opmerking vooraf: ik pleit niet voor ezelf; de kerk, die ik dienen mag, vervult haar oeping tegenover haar predikanten op uitnemende ijze; en voorzoover van de predikanten verwacht mag worden, te verstaan, dat de tijden moeilijk zijn, en consequenties vragen, hebben haar predikanten eigener beweging m.i. getoond, deze verwachting niet te beschamen. Ik schrijf dus niet voor mezelf; maar meen, dat juist zij, die in gelijke omstandigheden verkeeren, het gemakkelijkst over et onderwerp der predikantstractementen schrijven kunnen; van anderen wordt zoo licht gedacht, wat niet waar is. Misschien blijft dit zelfs nu nog niet uit; maar dat laat me nu koud.

Ik meen verplicht te zijn, te waarschuwen tegen een opkomende tendenz, om „de" predikantstractementen te verlagen.

Laat men nu niet zeggen: wilt gij dan dat één „groep" achterblijven zal bij de algemeene verlaging?

Ik wijs deze vraag af, juist op denzelfden grond, waarop ik mijn waarschuwing doe hooren: de predikantstractementen zijn nu eenmaal niet groepsgewijs geregeld. Tegenover de reeksen van beroepen, waarvan de bezoldiging voor de heel© groep geregeld is, naar vast systeem, staan andere reeksen (©n daaronder vooral het predikantschap) waarbij de bezoldiging geen enkele algemeene regeling heeft, hoogstens hier en daar ©en „classicaal" (zeer wankel) „minimum".

Generaliseeren is dus hier een onding. Een algemeene regeling van korting heeft pas zin, als er een algemeene regeling van toekenning is geweest. En die ontbreekt. Er zijn kerken, waar het tractement op peil was; een offer zal niemand daar bestrijden, al zal ook niemand, die de toestanden kent, vreezen, dat de „democratische" Opvattingen in onzen kerkelijken kring een bemoedigend woordje behoeven, om zich te doen gelden. Er zijn evenwel andere kerken, waar de verzorging van den leeftocht vóór den oorlog het peil nooit gehaald heeft, tijdens den oorlog het evenmin daartoe gebracht, heeft, en na den oorlog ook al tekort geschoten heeft. Dat is een nuchtere waarheid; en het gaat niet aan, door generale maatregelen over heel de linie daarvoor het oog te sluiten. Er zijn kerken, waar een offer zeer op zijn plaats is; en er zijn andere, waar men het tractement vandaag nog moet verhoog en. De crisis, zeggen de dominees, roept tot bekeering. En de gemeenten hooren zulke algemeene ontboezemingen blijkbaar graag. Welnu, actueel© bekeering beteekent voor sommige kerken tractementsverhooging.

Ik waarschuw voor elk gegeneraliseer; daarvoor heeft men bij ons ook altijd zich gewacht als het op d© vaststelling der tractementen aankwam. Z, al men generaliseeren als beginsel verwerpen in de toekenning, doch bepleiten in de korting der tractementen? Men kan gemakkelijk decreteeren; maar eveimiin als men een algemeen besluit maakt, dat b.v. alle geneesheeren hun instrumentenkast terwille van de crisis maar moeten verwaarloozen, of hun auto moeten afschaffen (wat de patiënten zou schaden), evenmin moet men door een algemeen beginsel van korting toe te passen op een terrein, waar tot nu toe elk algemeen beginsel ontbrak, er toe meewerken, dat de predikanten nog minder hun instrumentenkast (hun boeken-en tijdschriftenkast) kunnen voorzien; men vergeet wel eens, dat een predikant, die zijn tijd wil bijhouden, aan boeken meer uitgeeft, dan de winkelier voor zijn auto, waarmee hij de waren bezorgt. Misschien willen sommigen ook die auto's beknibbelen? In elk geval: zulke regelingen schaden de kerken; als er op den preekstoel onzin aan den man gebracht wordt (wat herhaaldelijk gebeurt, soms omdat de dominee geen boeken léést, maar soms ook, omdat hij ze niet kóópen kan), dan moet dat tenslotte niet de schuld van de kerken, doch alleen van den dominee zijn. Nu is het soms de schuld van den dominee, en meestal die van de kerken, waar het euvel zich voordoet.

Tenslotte: ik zelf heb dit épineuze onderwerp maanden lang onbesproken gelaten; en meen dan ook het recht te hebben, bij voorbaat te zeggen, dat ik in deze rubriek geen stukken erover opneem. Maar terwille van sommige collega's en hun kerken meen ik dit woord nu niet meer te mogen achterhouden.

K. S.

• N.B. Billijkheidshalve wijs ik er nog op, dat d© schrijver van verleden week zelf tegen generaliseeren gewaarschuwd heeft. In de hoofdzaak zijn we het dus wel samen eens.

K. S.


') Boven het voorgaande artikel stond: (A); lees: (B).

De natuurwetenschap heeft telkens nieuwe omtdekkingen gedaan, die het heele gebouw van allen deden schudden. Ik noem maar Copernicus, Kepler, Galileï, om Einstein nu maar buiten beschouwing te laten. Die ontdekkingen zijn haar eere, zal men zeggen! Zeker, antwoord ik', maar in den „strijd" tusschen „geloof en wetenschap" is het telkens weer iets nieuws kunnen ontdekken de zwakke stee der natuurwetenschap. Het geloof doet geen ontdekkingen van iets nieuws; het ontving daarover alleen openbaringen, ein moet voorts in haar gezonde reformaties steeds weer teruggrijpen naar zijn beginselen. Theologie en filosofie doen ook geen „ontdekkingen"; de problemen keeren in anderen vorm telkens weer. Maar de natuurwetenschap kwam telkens tot nieuw© ontdekkingen. Het zou dwaas zijn, te loochenen, dat hierin haar wetenschappelijke waarde zeer vaak een bizonder krachtig getuigenis bekomen heeft, want de mathematische constructies, die soms ontworpen waren, vóór de ontdekkingen zelf geschiedden, werden er door bevestigd. Alleen maar — het wereldbeeld werd er grondig door veranderd, soms; ©n bovendien hebben die ontdekkingen wel steeds het weten (scientia) maar niet altijd het kennen (cognitie) verder gebracht. Heeft L. E. J. Brouwer ni©t b©we©rd, dat „in den regel een natuurwet niet bestand blijkt tegen voldoeend© verfijning der meetwerktuigen" ? Het is iets anders ongetwijfeld : werktuigen-verfijning, of, daartegenover ontdekkingear. Zeker, zeker; maar Brouwer spr©©kt dan toch maar van natuur-w©tt©n ; hoevoel te meer past dan voorzichtigheid tegenover d© mogelijkheid van nieuwe ontdekkingen ? Hoeveel te meer past dan, ten aanzien daarvan, d© door Brouwer gebruikt© naam van „benaderingswetenschappen"? En als dan daarnaast de onzekerheid op wiskundig gebied blijft bestaan, een onzekerheid, die op het Prager congres van Duitsch© mathematici in 1921 Hermann Behmann publiek deed uitspreken, dat alleen niet-ingewijden de wiskunde nog voor een van stap tot stap logisch voortschrijdende wetenschap konden houden tegenwoordig, — hoe veel te meer is dan hier de glans van het , , exacte" bezig te verdwijnen? Circuleert niet juist dezer dagen b.v, het bericht, dat d© relativit©itstheorie velen noopt tot de onderstelling dat de sterren niet precies daar Mggen, waar wij ze zien? En dat men bij de e. k. zonsverduistering hierover experimenteeren wil? Hoe groot© consequenties liggen hier niet bij ©Ik© g©constat©erde fout? Daarom blijft altijd de mogelijkheid, dat nieuw© ontdekkingen een heel© theorie omverwerpen, althans voorzoover die theorie de grondgedacht© raakt. Ook hierom is het geen „kleingeloof", en geen „bangheid", en geen „apologetisch trucje", doch alleen maar ©en trouw blijven van elk aan eigen aard ©n methode, als het geloof zich steeds weer bezint op het ge'gevene, d.w.z. op zijn beginselen, en zijn meeningen van heden steeds weer confronteert aam d© beginselen der normgevende tijden, en als „d© v, - ©tenschap", voorzoover zij vakwetenschap is, riich steeds opnieuw bereid houdt voor 't nieuw e, d.w.z. voor d© mogelijkheid van radicale critiek op haar meeningen, en van den dwang, de „meeningen" van heden te moeten confronteeren met nieuw gewonnen inzichten. In de wederzijdsche ontmoeting van „geloof" ©n (vak)„wet©nschap" komt dan m.i. de zaak zóó t© staan, dat het geloof van ieder (al of niet wetenschappelijk) vóór alle dingen (dus ook vóór alle wetenschap) zich vasthoudt aan d© stelling, dat geloof en zuivere vretenschap niet, nooit, kunnen strijden; immers: dit is geen „meening" van heden, doch ©en „beginsel", waarnaar elke afwijkend© me©ning (ook van Assensch© apologoten of niet-Assensche bezwaarden) moet herleid •worden. Eu voorzoover het geloof in de wetenschap (Iheologische', natuurphi'osophisch©, natuurwelenfchippelijke, enz.) God kent en dient, weet dit geloof b ij voorbaat van den eeuwigen vrede tusaclmn alle in hot geloof beoefende wetenschappen, voorzoover zij in het g©ioof beoefend worden. Voorzoover ©r soms conflict s c h ij n t op te duiken tusschen de resultaten

') In de s o o r t e n is verschil. Vakwetenschap of niet b.v. aar wat in de debatten vóór en na Assen van natuurwetenchappelijke zijde het woord nam, wilde meer dan vakwetenschap ijn. Dat bleek reeds uit de onderwerpen, die men ter sprake racht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1932

De Reformatie | 4 Pagina's