GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gesloten oog en het toegestopte oor.

Men heeft in ons blad reeds kennis kunnen nemen van de onbehoorlijke manier, waarop de onbekende „Oog-en-Oor-sohrijver" in het ethische partijblad („Algemeen Weekblad") de Vrije Universiteit, naar aanleiding van het vertrek van Dr Pos, bejegende. In een ingezonden stuk hebben Ds J. M. Spier en de heer N. A. Wedemeyer Krol getracht, het oog en het oor van den Oogen-Oor-schrijver ietwat te scherpen. Helsias is het niet gelukt. In zijn onderschrift vergunt de auteur zich nieuwe uitingen van partij-verblinding. Hij begint aldus;

Overal waar men niet in de vrijheid van Christus staat, maar bang is voor het moderne onderzoek, zich er voorzichtig buiten houdt, of met apologetische trucjes werkt, is er het diensthuis.

Zou deze auteur nu heusch niet ertoe te brengen zijn, te begrijpen, althans te weten, dat er menschen zijn die de „vrijheid van Christus" anders opvatten dan hij? Hij noemt „vrijheid" een parmantig (en toch even stichtelijk) gezicht zetten bij een gedwongen retirade voor opdringend modernisme en bijbelverwerping; wij noemen „vrijheid" zoo als Paulus het deed: vrijheid van de dienstbaarheid van het Jodendom, een vrijheid die verworven werd niet door verguizing yéit. de Schrift, doch door gehoorzame aanvaarding ervan in haar eigen licht, gekend uit haar nieuwe letter. Geen retireeren dus voor Schrift-verwerpers, doch een op eigen standpunt blijven staan.

„B a n g" noemt de auteur ons. Maar de ethische is juist typisch „bang"; hij durft niet zichzelf blijven tegen den stroom in, en leeft van concessies en compromissen. Niet gereformeerd zijn en (nog) niet modern durven heeten — ziedaar de typeerende houding, - vooral kenbaar bij de proselieten, uit de „inteUeotueelen" voor de ethische partij gewonnen.

We lezen verder:

Dat Dr Woltjer in zijn tijd voor Groningen bedankte, zegt niets. De inzenders geheven een antwoord op de vraag te geven, waarom er na de Synode van Assen zoovele geleerden zijn weggeloopen. Het beste is het dit antwoord regelrecht aan de heeren Buytendijk, Bonman, Pos, Zevenbergen, te vragen.

Dat is vrij „bang". Eerst zelf een oordeel publiceeren, en nu o n s laten wachten op wat de heeren zelf zeggen? Wij hebben ook onze meening over de iqeerderheid der genoemden (niet maar over hun „gaan", doch zelfs over hun „komen") maar schrijven ze liever niet publiek. Maar a 1 s wij het gedaan hadden, zouden we, daarover geïnterpelleerd, liever erkennen te veel gezegd te hebben dan —• de interpeUanten te verwijzen naar nog niet gepubliceerde briefjes, die nog geschreven moeten worden zelfs.

Verder:

Het is onmogelijk het nieuwere Bijbelonderzoek te beoefenen zonder dat men gTondig kennis neemt van de critisohe scholen. Kent men deze laatsten niet, dan staat men ook buiten het nieuwere Bijbelonderzoek.

Dit is pure onkvmde. Alsof men bij • ons niet wist, wat de critische scholen wilden. Maar reeds de pubUcaties bewijzen het tegendeel. Trouwens, waartoe anders die „apologetische trucjes"?

Ook dit:

Het verblijf aan de Openbare Universiteiten heeft er toe medegewerkt, dat de oudere generatie over het geheel een veel wijderen blik had dan de tegenwoordige.

„Over het geheel"; de „bange" schrijver dekt zich. Hij schijnt zelf te bedenken, dat er onder onze huidige professoren verscheidene zijn, die aan openbare universiteiten in binnen-en buitenland gestudeerd hebben. Hetgeen hem bekend moest zijn, als hij zoo over

personen schrijven wil. Overigens — het is v^aar, dat jnen de menschen van de overzijde beter kent, als men van nabij met hen in contact gekomen is. Maar tegenover die gereformeerden, die misschien de persoonlijke „sfeer" van tegenstanders niet kennen, staat dan ook b.v. deze ethische, die de gereformeerden absoluut niet kent. Niet eens hun publicaties.

Eindelijk:

De schrijvers zijn blijkbaar slecht op de hoogte. Niemand zal ontkennen, dat er door Hoogleeraren der V. U. belangrijke geschriften zijn geschreven. Maar daarover gaat het niet. Het gaat hierom, dat er door „de broeders" nauwlettend wordt toegekeken, of men wel uitkomt daar waar men, naar van te voren reeds vaststond, moest uitkomen. Verschillende geleerden hebben daar heel erg onder geleden. Er zijn er, die er nog onder lijden. Meer dan de schrijvers vermoeden.

Als hier nu stond: ik ben niet gereformeerd, ik geloof den bijbel niet meer, en kan niet begrijpen, dat op het standpunt van eerlijk Schriftgeloof wetenschap mogelijk is — dan zou dit ethische woord althans met een eerlijke biecht geëindigd zijn. Nu blijft ons alleen over te constateeren, dat deze partijman het oog dicht, het oor toegestopt houdt. Bij zich en zijn partijgenooten.

Wordt hervormd!

In „De Nieuwe Driebergsche Gids" schrijft Sufridus over het teveel aan candidaten in de Gereformeerde Kerken, en komt dan tot deze vraag:

Zou het niet in de lijn liggen der e.k. Synode om de a.s. candidaten, die van Amsterdam en Kampen e.d. afgevoerd worden, in overweging te geven, zich beroepbaar te stellen in de Ned. Herv. Kerk. Daar er in deze Kerk een groot tekort aan predikanten is, zou op deze wijze, zoo het mogelijk bleek, daarin, ruim voorzien kunnen worden; en menig candidaat zal zich daar best thuis gevoelen, — en op die manier ook gevrijwaard zijn voor broodsgebrek.

Maar de Herv. Kerk heeft toch duidelijk genoeg gezegd, dat zij hen om hun belijdenis niet wil accepteeren? Of kent Sufridus dit dure artikel niet?

„6a overeind staan op uw plaats."

Uit „De Standaard":

UTRECHT (Oud Geref. Gem.). Zondagmorgen is Ds J. van 't Hoog, overgekomen van Kinderdijk, alhier bevestigd te Utrecht. Het kerkgebouw aan de Ambachtsstraat was geheel gevuld. Als bevestiger trad op Ds M. Overduin, van Dordrecht, die als tekst gekozen had 1 Thess. 5 : 13 en 14. In de avondgodsdienstoefening deed Ds van 't Hoog zijn intrede, sprekende over 2 Cor. 5:20 en 21, waarbij hij de navolgende gedachten ontvouwde: e. de gi-oote Gezant van Godswege; 2e. dat ook gezanten worden uitgezonden; 3e. om u en mij toe te roepen zich met een beleedigd Rechter te verzoenen; 4e. om tegenstanders met zware strafbedreiging te vervolgen tot in eeuwigheid. Spreker wees er aan het einde van zijn predicatie op, dat hij de beide malen, dat hij was beroepen, niet vrijmoedigheid had verkregen van den Heere om het beroep naar Utrecht aan te nemen; de tweede maal omdat de Heere hem terughield met het woord uit Daniël: blijf gij op uw standplaats". Maar nu de derde maal had de Heere het zoo gansch andersom voor hem gemaakt, zoodat hij het beroep wel moest aannemen, zij het ook, dat hij veel zoets en lieflijks achterliet in zijn Gemeente aan den Kinderdijk. Spr. zeide o.m. ook, dat hij op de catechisatie de kinderen niet zal leeren, zooals naar zijnmeening op de Christelijke scholen gebeurt, dat de kinderen den Heere Jezus lief moeten hebben, want dat kunnen ze toch niet, maar dat hij zijn catechisanten er op zal wijzen, dat ze den Christus haten en zich van Hem afwenden. Hij hoopte, dat zijn woord van vermaan ingang mocht hebben in de harten. Hij wees de gemeente op haar verantwoordelijkheid, en vroeg haar gebed, dat hij toch nog maar als een klein lichtje op den kandelaar in deze groote stad gesteld zou mogen worden. Na het dankgebed heeft ouderling Peetere den nieuwen leeraar toegesproken.

Een lezer vestigt terecht de aandacht er op, dat in Dan. 10:11 staat: a overeind staan op uw plaats (vertaling Prof. Aalders). Wat men zooal „leiding" noemt. Overigens: en weet, dat de titel „predikant" onbeschermd is.

Vaderen en zonen.

In „Geref. Kb. Scheveningen" deelt Ds Gispen mee:

In het „Friesch Kerkblad" lazen we in een ingezonden stuk van Ds J. Hartkamp iets, dat tot ons leedwezen onze aandacht was ontgaan.

De heer Vrolijk, ouderling van de Ned. Hervormde gemeente te Scheveningen, heeft op de j.l. gehouden Classicale vergadering van de Hervormde Kerk, gehouden in Den Haag, een voorstel ingediend om ter gelegenheid van het Eeuwfeest der Afscheiding aan de Gereformeerde Kerken een betuiging van leedwezen te zenden over de harde bejegening in 1884 en 1886 ondervonden.

Dit voorstel van broeder Vrolijk, ouderling in de Ned. Hervormde Gemeente alhier, is ons zeer sympathiek en heelt ons weldadig aangedaan.

We danken hem daarvoor. Het spreekt er van, dat hij iets gevoelt van hetgeen geleden is door onze grootouders en ouders, die waarlijk niet om een beuzeling den weg gegaan zijn, dien ze meenden te moeten inslaan om de wille van de Waarheid Gods, de zuivere belijdenis en het heil van Gods Kerk in ons Vaderland.

En evenzeer is ons sympathiek hetgeen dat we lazen in 't zelfde ingezonden stuk.

Dr A. Hoekert, conf.-Herv. pred. te Voorburg, heeft naar aanleiding van het bovenstaand voorstel van den heer Vrolijk geschreven:

„M.i. is er veel voor te zeggen, dat aan het verzoek van den ouderling uit Scheveningen gevolg wordt gegeven. Principieel staan wij vierkant tegenover Afscheiding en Doleantie — maar de praktijken der besturen van die dagen nemen wij niet gaarne in bescherming. Laat de betuiging van leedwezen gezonden worden. Met bericht er bij, dat wij niet mee jubileeren kunnen, zelfs niet feliciteeren kunnen, maar dat wij onszelf condoleeren, dat deze breuke, geslagen in het lichaam van Christus, nog steeds niet genezen is. En laat er voorts broederlijk gevraagd worden of de noodzakelijke eenheid in Christus, die ook het instituut der kerk sieren moet, ja haar fundament moet zijn, ons niet dwingen moet te vergeten hetgeen dat achter is, en de handen ineen te slaan."

Ook dit schrijven van Dr Hoekert spreekt ons toe. Ik kan het goed plaatsen, dat hij ons wil laten

melden, dat onze Hervormde broeders ons niet kunnen feliciteeren op het a.s. eeuwfeest.

Dat is oprecht en eerlijk. We waardeeren het.

Beter zulk een ridderlijk openspreken dan een felicitatie, die niet oprecht kan zijn, omdat men de zaak der kerk in ons land anders ziet.

Als hij ons vraagt te vergeten, wat achter is, willen we zonder aarzeling uitspreken, dat we van harte vergeven wat misdreven is door de Herv. kerkbesturen vooral in 1834.

Maar één ding kunnen we i$iet. We kunnen niet heenstappen over 't principieel e verschil — over de vraag of er leertucht in de kerk des Heeren moet zijn of niet.

Dat is een zaak van beginsel, een zaak van onze conscientie.

Een betuiging van leedwezen kan hier alleen gaan over den modus quo, en dan nog alleen voorzoover het de kerkelijke vergaderingen (niet de overheid, niet de personen) betreft. Want de motiveering van wat indertijd (afgedacht van de manier) de „rechters" tot hun „rechtspraak" bracht, is niet veranderd; vandaag zou men ndg uitwerpen in de Herv. Kerk wie deden als de in '34 en '86 veroordeelden hebben gedaan. Een nuchtere opmerking, waarvoor men het oog wel eens sluit in over de gereformeerde tuchtoefening klagende hervormde kringen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1932

De Reformatie | 4 Pagina's