GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Quietisme.

In „De Wekker" schrijft Docent Geels:

Bij de eenheidsbeweging zien we een onvermogen, dat alle actie met vruchteloosheid slaat. Naar mijn bescheiden meening, kan dit wel willen, maar niet kunnen slechts uit ééne oorzaak verklaard worden, n.l., dat men te weinig of in het geheel geen rekening houdt met den allesbeslissenden factor: den Heiligen Geest. De mensch is aan het werk, en zeker kan hij niet uitgeschakeld worden, maar toch, het zal toch moeten uitgaan van den Koning der Kerk Zelf. Met dit te belijden, is de zaak niet in orde, dat is niet meer dan theorie. Maar deze wetenschap wordt pracüjk, wanneer we de zaak in Zijne handen geven. Men heelt wel eens gevraagd, maar hoe zal dat ooit kunnen en moeten geschieden. Deze vraag kan ik niet beantwoorden. Dat kon trouwens Juda ook niet, toen het in Babel in gevangenis zuchtte. Israël wist ook geen raad, toen het aan den oever van de Roode Zee stond. Maar bij den Heere zijn uitkomsten, geen ding is bij Hem onmogelijk.

De oplossing neemt een aanvang als wij op onze knieën komen. Het gebed was immer een wondere kracht, waardoor een Jacob zelfs God overwon.

Nu is er, helaas! in onzen tijd velerlei actie om tot de begeerde eenheid te komen, maar verder komt het niet, om de eenvoudige reden, dat het geen zaak des gebeds geworden is. Men heeft zelf een schema, een methode, maar altijd in dezen geest dat men zichzelf handhaaft. Wordt het evenwel een zaak des gebeds, dan stellen we het in Gods handen. Hieruit moet blijken, of de tijd al rijp is voor de vervulling eener wensch, die leeft in het hart van allen, die den Heere en Zijn Koninkrijk liefhebben. Is het niet één der grootste oordeelen als God het gebed wegneemt? Ik waag mij aan geen zaak, waarvoor ik niet bidden kan. Kan ik er voor bidden, dan is er hope.

Deze tijd van ontzaglijkheid roept Gods volk in de binnenkamer tot gebed, niet het minst de droeve verdeeldheid in het lichaam van Christus.

Met alle waardeering voor de goede bedoeling houden wij toch een andere meening vast. De „Heilige Geest", ja, — maar dien moet men niet scheiden van het Woord^). Dingen, die duidelijk geboden zijn, moeten wij niet aan „Hem" overlaten, alsof het pas de tijd er voor zou worden, als het „rijp" bij óns was. Het uur der gehoorzaamheid is er altijd heden. De vergelijking met de ballingschap gaat o.i. niet op; de staat verhindert ons heelemaal niet te doen, wat God ons inzake

de eenheid van de kerk gebiedt. De vrome menschen willen niet, geen enkele Belsazar houdt hen gevangen.

Hoase-patties.

We hebben het onderwerp van de „house-parties" reeds aangesneden, maar het zal onze lezers wel zóó interesseeren, dat zij ook gaarne luisteren naar onderstaande opmerkingen van J. A. Schröeder in het „Algemeen Weekblad". Deze schrijft:

Dit is een van de merkwaardigste boeken, die ik ooit heb gelezen: „For Sinners Only", „Voor zondaars alleen", van den Londenschen journalist A. J. Russell. Het behandelt de Oxford Group Movement, de ten onzent ook al eenigszins doorgedrongen „evangelisatie-beweging" van studenten, om het zoo uit te drukken. Een wonderlijk boek.

Russell, de schrijver van het boek, liet zich berichten geven over de bovengenoemde „beweging" door enkele studenten:

Op zijn vraag, wie eigenlijk de beweging gesticht heeft, is het prompte antwoord: De Heilige Geest. Wat de Groep wil, is: de daad boven de preek, getuigen boven redeneeren. Onderlinge zondenbelijdenis is in de eerste plaats noodig, tot „levensverandering" (bekeering); geen doguia's voorop, maar een zuiver evangelisch leven in den geest van het oudste Christendom, in geloof en gebed en in vertrouwen op de bijzondere leiding van God.

Dat is typeerend: de Heilige Geest! Waar het Woord wijkt, wordt asyl gezocht bij den Heiligen Geest, die dan alles met een niet nader bepaalde autoi'iteit dekken moet, wat w ij zélf voor waarheid houden, of voor wet. Niet boos worden, want onder christenen van „gereformeerde" origine is het vaak net zoo. Die kunnen zelfs kwaad worden, als iemand bewust het Woord naar voren brengen wil, en niets als van den Heiligen Geest afkomstig erkennen wil, wat niet naar het Woord is. Dat noemen ze dan „letterknechterij", en wat daar verder volgt.

We lezen verder (en herinneren ons weer wat zooeven gezegd werd):

Na een tijd leert Russell „Frank" zelf ook kennen. Hij zegt hem, couranten-artikelen over de beweging te willen schrijven; maar Frank acht hem daarvoor nog niet geestelijk rijp, en meent „dat de Heilige Geest zich er op dit oogenblik tegen verzet". Een gesprek, ontleding van zielservaringen (Russell is blijkbaar mystiek van aanleg, heeft extatische oogenblikken) volgt.

„Frank" is hier Frank Buchman, de Amerikaansche leider van de groep.

De schrijver vervolgt:

De Groep houdt „house-parties" — opbouwende bij-, eenkomsten in besloten kring — in alle deelen deÉ" wereld waartoe zij doordringt: in Britsch-Indië en in China, in Zuid-Afrika en in Nederland. Zij bereikt volgens Russell een onbeperkt aantal van ongedachte en ongekende resultaten, bekeeringen tot een nieuw leven en tot het opgeven van slechte gewoonten en het afzweren van zonden van allerlei aard.

Over het bovengenoemde boek lezen we:

Het is sterk anecdotisch, het bestaat uit opsommingen van feiten hier en verschijnselen daar, van ervaringen van den schrijver zelf en van anderen. Al die gevallen toonen een groote eenvormigheid. Zij doen denken aan bekeeringsgeschiedenissen van het Leger des Heils: iemand leidt een verkeerd leven, zondig, ongelukkig (hoewel soms zeer vroolijk), komt met de Groep in aanraking en verandert geheel: „thans is hij een der actiefste leden van de Groep en heeft al vele harten voor Christus gewonnen". Het is mooi en goed, maar wel heel Engelsch-Amerikaansch-zakelijk en methodistisch, en alle gevallen komen steeds op hetzelfde neer.

De schrijver in het „Alg. Weekblad" heeft zijn critiek, die merkwaardig genoeg is, om ze hier weer te geven:

Begaan onrecht in de eerste plaats weer goed maken: ziedaar een element van gezonde zakelijkheid. Bij Russell loopt het daarmede overigens steeds van een leien dakje: wie geld teruggeeft dat hij ten onrechte heeft willen behouden, bemerkt dat hij (ook geldelijk!) op een of andere manier toch niet armer wordt; alsnog opgebiechte examenfraude brengt dooi een wonderlijke beschikking geen maatschappelijk nadeel; alles komt telkens als door een toeval, inderdaad door hoogere bestiering van 's menschen daden, terecht. Voorwaar, de waarheid dat „hem, die God liefheeft, alle dingen medewerken ten goede", is hier wel zeer in het alledaagsohe en aardsohe getransponeerd! De bittere lijdenskelk en de bange strijd, die bet deel van Gods kinderen kunnen zijn, blijven uit in dit boek.

Ik heb trouwens nog andere bezwaren tegen de manier waarop Russell schrijft. Zeer velen leven volgens zijn werk niet alleen „op geloof en gebed", (d.w.'ï, 't levensonderhoud wordt hun voortdurend tegen alle verwachting in toegeworpen), maar bovendien leven en werken de leden der Groep zeer sterk „onder leiding", d.w.z. onder goddelijke inspiratie, die veelal ook hun (schijnbaar) kleinste handelingen bepaalt. D^ schrijver zelf wil een vriend spreken, en zoekt hem ii de straten van Londen door naar een innerlijke stem te luisteren, die hem het onwaarschijnlijkste influistert, precies de richting die bij uitzie h zelf nooit gaan zou: en zie, het gelukt, hij treft den vriend. Frank Buchman loopt onder het spannendste gesprek soms plotseling weg en de straat op: dan vindt bij buiten juist iemand, veelal een geheel onbekende, aan wien hij, dat heeft hij gevoeld, bet goede werk der bekeering kan doen. — —• —

Dit boek scheert bijna alle naturen övsr één kaTn, ''en het is mij.... te mooi; te Engelsch-Amerikaansch, te

oppervlakkig, te eudaemonistiscb, te sprookjesachtig en te naïef.

Deze critiek is hierom de aandacht waard, omdat ze uit niet-gereloi-meerd standpunt een deel zegt van wat ook wij zouden opmerken. Het is een nieuwe vorm van pragmatisme, eudaemonisme, autonome anthropologic, vermengd met enkele door vele christenen individueel verwaarloosde elementen van de practijk der godzaligheid. Velen zullen om dit laatste in eens enthusiast zijn; beter is het, den wortel van het leven gezond te houden. x

Dr Kuyper, horbeyerver.

In het Conf. weekblad „De Geref. Kerk" schrijft Ds Lingbeek:

Dr Hoedemaker zeide later eens tot ons persoonlijk: men zag vroeger, voor de ramen, van die gazen horren of chassinetten, waarop een jachtpartij of een landschap stond geschilderd. Welnu, Dr Kuyper's leer is de oude Gereformeerde leer, maar geschilderd op een hor, waarvan a 1 de draden daarna. scheef zijn getrokken, 't Is een misvormd beeld geworden.

Tot zoover Ds Lingbeek.

Ziezoo, zullen we maar zeggen.

EUiisch en vriizimüg.

In „Kerk en Wereld" (vrijzinnig) schrijft iemand:

En als de heer Kapteijn meent, dat hij toch eigenlijk met een gevoel van superioriteit vanuit het ethische kamp ons mag toevoegen: „Stel liever iets andere tegenover het werk der orthodoxen op zendings-en philantropisch gebied; verdiep u liever wat meer in godsdienstige vraagstukken en verrijk uw Bijbelkennis", — dan blijkt voor den zooveelsten keer hoe droevig slecht men daar op de hoogte is van onzen arbeid en dan toch maar durft oordeelen. Ik ga geen opsomming geven van boeken, geschriften, bladen, vergaderingen, conferenties, vereenigingen in onzen geest. Ik wil alleen dit zeggen: Hoe durft iemand óns te beschuldigen van een tekort aan belangstelling voor den Bijbel? Wie zijn de menschen der nieuwere bijbelstudie geweest? Heelt de heer Kapteijn wel eens van Kuenen, Oort en Eerdmans gehoord; en van een Leidsche Vertaling?

M.i. kunnen de ethischen hier niet veel tegen in brengen. Zij toch hebben (want zij zijn de typisch conservatieven, omdat zij altijd aan hun eigen consequenties willen ontkomen) eerst wel tegen Kuenen, Oort, Eerdmans, zich te weer gesteld, maar komen straks toch in hun schuitje. Op hün standpunt moeten ze inderdaad de vrijzinnigen als voorgangers eeren, die baanbrekend erk voor hen deden. Alleenlijk: het duui-t wat lang voor het erkend wordt.

^-> Dorp en stad.

De „Nieuwe Eeuw" schrijft over de origine van groote mannen in verband met een Duitsche statistiek:

Hier overal — en dat is nu buitengewoon opmerkenswaardig — zijn de geboorteplaatsen bijna over het algemeen niet de grootsteden.

Die 10.000 „tijdgenooten" stammen uit dorpen en kleine steden. De prominenten zijn meestal provincialen. Het verachte platteland is het eeuwig vaderland van de leidende menschen:68 pet. van de voornaamste theologen, 73 pet. van onze bekendste paedagogen, 43 pet. van de meesterlijke beeldhouwers, 54 pet. van de invloedrijkste filosofen zijn kinderen van het land; twee derden van alle beroemde kooplieden, groot-industriöelen, zoölogen, mathematici, architecten zijn in de kleine stad opgegroeid. Menigeen zal zeggen: oeval! De 10.000 Duitsche tijdgenooten zijn niet de wereld. Zeker. In een onlangs gepubliceerd werk heeft de stam-en rasonderzoeker Gerlach een begaafdheidsgeografie voor Duitschland tusschen 1300 en =!= 1850 opgesteld, en hij komt tot resultaten, die de onze van een toeval tot een wet maken. De geografische verdeeling van de talenten was reeds gedurende eeuwen dezelfde als thans. Dorp en kleine stad zijn altijd het vaderland van groote menschen geweest..

Christus, Schriit, sam^nwerkine.

Ds Bootsma schrijft in „Westl. Kb." over nieuwere vredesherauten:

Zij gevoelen meer voor den persoon van Christus, zeggen ze, dan voor de Schrift, niet beseffende, dat men Hem alleen uit de Schrift kan kennen en dat wie het met de Schrift niet ernstig neemt, straks geen Christus meer over houdt, dan als een fantasiebeeld, dat niemand grijpen kan.

Daarom hebben wij zoo noodig onze belijdenis goed te kennen en de lijnen daarin geteekend en aangewezen recht door te trekken.

Niet de scherpe punten er af, maar die goed toeslijpen. Dan zal men ons misschien hoekig, ouderwetsch, onhandelbaar vinden, maar in dien weg is er alleen heil te verwachten en zal men, zonder schadelijk syncretisme en zonder synthese der beginselen, met anderen kunnen samenwerken tot zegen van anderen, tot de komst van Gods Koninkrijk en tot eere Zijns naams.

Sfeer van raüinement, schijn van noblesse.

In „Wijde Wegen" schrijft Ds E. D. Spelberg over de film Mata Hari:

Kenschetsend is echter de sfeer van de film. Een sfeer, die men met meer of minder raffinement in de meeste filmproducten, die zoo regelmatig in onze theaters draaien, terugvindt. Een sfeer van overgecultiveerde mondainiteit. Niet slecht in directe zin, maar toch altijd even aan de negatieve kant van het leven. Aan deze sfeer is het normale filmpubliek zóó gewoon geraakt, dat het zijn droomen en verlangens voor een deel op de indaling daarin moet africhten. Tot schade van de gezonde ontwikkeling van het. volksleven.

Even later:

Kenschetsend is ook de schijn, van noblesse, die voor onze positieve momenten in het leven nog allerlei kanten openhoudt. Men behoudt van deze in wezen vampyr-achtige vrouw Mata Hari een indruk van sympathie. Als ik het wel heb is de werkelijkheid dusdanig verdraaid tot de filmschijn, dat sympathieke offerbereidheid, viit liefde en wroeging geboren, tenslotte tot rellgieuse aanvaarding en overgave stijgt in een gerekte en wat overgevoelige eind-scène, waarin nonnen als religieus decor dienst komen doen. Deze beide dingen: sfeer van raffinement 'en schijn van noblesse vormen de voornaamste gevaren van de hedendaagsche film.

Auti-mlUtairistische hara-kiri van een theoloog.

In „Kerk en Wereld" (vrijzinnig) schrijft D. B.:

Buitengev/oon belangrijk! Een Duitsche oud-generaal, Von Oven, heeft in een druk-bezochte bijeenkomst gesproken over: „Wat gebeurde er op Golgotha? " Zeer belangrijk zeker, want onder Kerknieuws geeft de „N.R.Ct." er een vrij uitgebreid verslag van. Dat heeft mijn aandacht geprikkeld en ik begin met zekere spanning te lezen. Het begin valt tegen; maar straks komt het zeker... het nieuwe, het origineele. Ik lees verder... het wordt vervelend: alles zuiver volgens de leer. Maar je kunt niet weten; misschien het slot wel als een klap op de vuurpijl. Niets van dat alles: het gaat uit als een nachtkaars. De generaal heeft z'n confessioneele lesje netjes opgezegd.

Een nieuwe sensatie, die op niets uitloopt, net als bij de Joden-familie uit een van de Falklandjes, die in spanning zit te wachten op de geweldige „pang"' waarmee de kurk van een champagneflesch tegen den zolder zal vliegen... en het loopt met een slap sissertje af.

Ik wil als theoloog den generaal wel een advies geven. Als hij weer theologiseeren wil en als generaal over Golgotha wil spreken, dan moet hij eens lezen wat er geschreven staat in Mattheüs 27 : 27 tot 38. Het begint zóó: Toen namen de soldaten van den landvoogd Jezus mee in het rechthuis en brachten het geheele bataljon tegen hem samen"; en het eindigt met de woorden: Toen kruisigden zij (d.z. de soldaten) met hem twee roovers, een aan zijn rechter-en een aan zijn linkerzijde".

En misschien mag de titel van de lezing dan heeten: „De rol van het militairisme op Golgotha".

Moet men nu met zulke argumenten stemming maken? De generaal kan op zijn beurt vragen: hoeveel theologen waren er niet op Golgotha? De rol van de theologie op Golgotha? ?

Laat men ernstig blijven.


'•) Zie hieronder over de House-Parties! Geen toéValli'ge analogie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's