GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Earl Earth's nieuwe dogmatiek. (I.)

Over Karl Barth is in ons blad herhaaldelijk geschreven; zijn naam is tot vaandelinscripti© voor honderden geworden, ©n ongetwijfeld beteekent zijn profetische verschijning iets heel bizouders en heel eigens.

Het kan daarom niet verwonderen, als wij ook in deze rubriek in enkele kort© artikelen de aandacht vestigen op Earth's nieuwe dogmatiek. Ze is dezer dagen (wat het eerste deel betreft) verschenen. ^)

De eerste indruk, dien dit lijvig© boek op zijn ontvanger maakt, is er ©en van grooten eerbied voor Barth als mensch. Het valt niet mee, een boek terug te nemen, en dit duidelijk, zonder omwegen, te zeggen. Hier gebeurt het evenwel. In het boek is een mededeeling opgenomen van den uitgever, volgens welke Barth in 1927 liet verschijnen een eerste deel van een doigmatiek, die „Christelijke Dogmatiek" heette, doch dat hij deze uitgave niet meer vervolgen zal. Reden? De schrij'ver heeft zich in den loop der jaren ervan overtuigd, dat de gestelde taak van de eerst ontworpen Christelij'ke Dogmatiek sterk aanvechtbaar is, en dat men niet een dogmatiek op zichzelf kan schrij'ven, zonder tevens de ethiek mee te betrekken in den gezichtskring. Bovendien, zoo gaat de officiëele mededeeling verder, is het aan Barth duidelij'k geworden, dat alle dogmatiek op de kerk moet betrokken worden (de goede lieden, die bij zoo'n zinnetje direct de haren te berge voelen rij'zen, omdat ze er synodale debatten over het Kamper promotierecht mee associëeren, kunnen rustig blij'ven, want „kerk" is wat anders bij Barth dan bij ons). Daarom heet het nieuwe werk ook niet meer „Christelijke", doch „Kerkelijke" Dogmatiek.

Voor den moed, die hier betoond wordt, hebben wijl diepen eerbied. In het „Vorwort" wordt door den schrijver zelf in gelijken zin gesproken. Daar verraadt de auteur tevens, heel eerlij'k, dat de oplaag van het eerste deel zijner vroegere Dogmatiek 4000 exemplaren bedroeg. Dat valt me al weer tegen; ik dacht, dat het getal veel grooter zou zijn, en verwonder me al wéér over ona christelij'k volk in Nederland, dat van zoo'n klein landje zoo'n klein deel „uitmaakt", en dan toch maar boeken met soms nog minder bevattelijk geschreven inhoud mogelijk maalit in een oplaag, die, als duitsche werken in het reusachtige duitsche taalgebied (plus buitenland) naar verhouding ermee concurreeren konden, voor die duitsche werken ©en tot in de tienduizenden loopende oplaag zou moeten beteekenen.

Het'spreekt vanzelf, dat een der eerste vragen, die een nederlandsch gereformeerde nu stelt, deze is: of Barth, gegeven eenmaal zijn nadere zelfkritiek, dichter bij ons gekomen is, ja dan neen? Er zijn uitlatingen, die op het eerste gezicht den indruk vestigen, dat er eenige toenadering is, dat de afstand minder groot is, dat tusschen Barth en Calvijn de door ons blad herhaaldelijk gestelde klóóf min of meer de mogelijkheid van overbrugging nadert.

Toch zal, bij' scherper toezien, erkend moeten worden, dat, ook zelfs op de plaatsen, waar dit het geval is, toch van een wezenlij'k naderen tot de gerefO'rmeerde theologie hier niet kan gesproken worden.

* Dat blijkt al dadelijk uit het begin.

De schrijver handelt daar over de taak der dogmatiek, en bespreekt „kerk, theologie en wetenschap" in hun onderlinge verhouding. „Dogmatiek, zoo heet het, ja, nog verder, theologie in het algemeen, zou zin-loos zijn, zonder de rechtvaardigmakende (!) genade, die ook hier alleen goed maken kan, wat de mensch als zoodanig in ieder geval bederft. Zij kan evenwel zinvol zijn als akte van gehoorzaamheid, juist tegenover deze genade; als akte van gehoorzaamheid, waarin de mensch, ook zonder te „zien", mag gelóóven, dat hij zijn werk goed doet."

Dit laatste zo-u, bij oppervlakkige lezing, den indruk kunnen vestigen, alsof hier grondig paal en perk gesteld was aan de wilde aanvallen van Earth's „Römerbrief", waarin alles, wat do mensch, óók de kerk deed, als in elk geval verkeerd, menschelij'k, eindig, in zijn menschelijken vorm verwerpelijk, zondig in den ban gedaan werd, onder het volstrekte gericht geplaatst werd. Leest men dan op andere plaatsen, dat de auteur den raad geeft, van het begrip „paradox" een .spaarzamer gebruik te maken dan vroeger, omdat het begrip zijn dienst nu wel gedaan heeft, dan neigt men al meer tot de gedachte: is Barth soms een heelen slag omgedraaid?

Toch is dit zoo niet.

Het blijkt reeds uit zijn omschrijving van de dogmatiek.

1-Iet heet bij hem: dogmatiek is als theolo^ gische wetenschap de wetenschappelijke zelftoetsing van de christelijke kerk in betrekking tot den inhoud van het haar eigene spreken over God.

Om te weten, waar het hier om gaat, lette men op het volgende.

De kerk, aldus Baj'th, spreekt over God. De kerkelijke „Rede" is hier dus het uitgangspunt van de dogmatiek. Maar, God belijdende, belijdt de kerk tevens de menschelijkheid en verantwoordelijkheid van al haar werken en doen, ook van haar spreken over God dus. Zij weet, dat zij „in" zware aanvechtbaarheid spreekt over God, weet ook, dat zij' voor haar spreken God rekenschap verschuldigd is. Dat is dus een dubbele „nood", waarin de kerk verkeert (aanveohtbaarheid, rekenschap-geven-moeten). Aan den ©enen kant nu wordt op dezen dubbelen nood van de zijde der kerk het antwoord gegeven, dat zij zich „de genade genoeg laat zij'n" van Hem, wiens „kracht in zwakheid wordt volbracht"; maar aan den anderen kant neemt zij juist daardoor tevens de taak op zich: kritiek te oefenen op haar spreken van God, en dat spreken te oorrigeeren. Kritik und Korrektur. Ziedaar de taak der theologie in het algemeen.

Deze theologie nu laat zich onderverdeelen, zegt Barth, in drie groepen: een deel van haar vraagt in dezen zin van Kritik und Korrektur) naar de fundeering (Begründung) van de kerkelij'ke boodschap, vair het kerkelij'ke spreken over God, en heet dan bijbel se he theologie; een ander deel vraagt weer in denzelfden zin naar het doel van dat kerkelij'k spreken over God (praktisch© theologie), ©en derde deel vraagt naar den inhoud der kerkelijke „Rede" over God: dogmatisch© theologie.

Reeds op dit punt blijkt, dat nog steeds de afsttmd er is, die Barth van ons scheidt. Van de kerkelijke „rede", als feit, als gegevenheid, wordt uitgegaan; niet van de openbaring, die God gegeven heeft. Het feit van de kerkelijke rede wordt vooropgesteld, want zij moet er immers eerst zijn, voordat men ze kan beoord©elen ©n corrigeeren. Maar is dat beoordeelen ©n corrigeeren geen „kerkelij'ke rede"? Is er óók maar op één uur van. één dag der kerkhistori© begripsmatig aanwij'sbaar verschil geweest tusschen het getuigenis der kerk dat gecritiseerd en gecorrigeerd werd, èn de begripsmatige denfc-praestaties en kritisch-corrigeerende wetenschaps-fmicties zelve, die dan de critiek oefenen, de verbetering aanbrengen moeten? Moet, indien de kerkelij'ke „rede" de belofte heeft, dat Gods kracht in zwakheid volbracht wordt, niet veeleer die spontane rede de wetensohappelijke critiek en correctie critiseeren en corrigeeren, of is soms aan de wetenschappelijke kritiek en correctie ©en nog sterkere, hoogere, belofte gegeven, dat in haar zwakheid Gods kraclit zich zal volbrengen ? Zij'n er eigenlijk wel zwakkere en sterkere beloften? Is, in dezen redeneergang, als men hem consequent volhoudt, Schleiermacher overwonnen, of met vlag en wimpel ingehaald? Als de kerkelijke „rede" aan haar critiek en correctie voorafgaat, waar en door wi© wordt dan actueel christelijk-kerkelijk deze rede echt gesproken? Door degenen, die „met het verstand" bidden, die hun „rede" verstaan willen, en den geest des profeten den profeet zelf onderworpon willen zi©n, ©er zij den mond opendoen, of bij d© anderen, tegen wie Paulus scherp „critisch" en „oorrigeerend" te velde trok, in een apostolisch betoog, dat de aanvangen der kerkelijk-christelijke rede met Simsonsgeweld heeft heengebogen naar de aanvangen der christelij'k-kerkelijke d o^ g m a-t i e k ?

Men ziet, op het standpunt van deze eerste bladzij'den blijven de vragen bij getallen over. Scherp toeziende, bemerkt men aanstonds, dat ze alle samenhangen met het groote twistpunt, dat ook nu nog steeds Earth tegenover ons blijkt te' plaatsen: of de dogmatiek, ©n de theologie, van God ontvangen heeft ©en klaarblij'kelijke, wel niet adaequate, maar toch zuivere, vruchtdragende, verstaanbare openbaring, ja dan neen. De theologie des Woords, — aldus heeft men de theologie van Barth genoemd. Onzerzijds is daartegen aangevoerd: indien gij het „Woord" zóó opvat, als hier geschiedt, en tusschen het Wioord Gods en de menschelijk sprekende Schrift zulk een tegenstelling maakt, als hier geschiedt, dan kunt gij niet spreken van theologie des Wioords; dan houdt ge óf geen theologie meer over, öf, wat ge onder dien naam aandient, is, voorzoover het wetenschap is, een teruggang achter Schleiermacher.

Ik kan niet anders zien, of de uitkomst heeft tot nu toe deze critiek in het gelijk gesteld.

Een vervolg op Assen. (I.)

De geschiedenis der Asser Synode heeft nog geen einde. Schreef ik verleden week, dat ze met den dag aan beteefcenis wint (omdat ze tegenover de huidige probleemstelling in de theologie al

duidelijker oen tijdwoord blijkt gesproken te hebben, wat ieder onbevooroordeelde, hij moge het met haar ©ens zij'n of niet, zal moeten toegeven), thans is te melden, dat men zich nog nader over haar werk bezinnen kan. Immers, er is een boek gekomen, dat rechtstreeks de in Assen aan de orde gestelde vragen behandelt. Niet op onderdeeltjes (wat het „ongeluk" geweest is van bet toen gevoerd© wetenschappelij'ke discours, dank zij den historischen loop der dingen, die menig oog beneveld heeft) doch in groot verband, in samenhang met algemeene vraagstukken van openbaring. Schrift, profetie, schepping, ja, van Genesis 1 tot 3.

Dit boek is van de hand va, n P|rof. Dr G. Ch. Aalders. Het is verschenen bij de N.V. Uitg. Mij J. H. Kok, te Kampen, en heet: „De goddelijke openbaring in de eerste drie hoofdstukken van Genesis".

Ik mag wel verklappen, nu, dat ik iets afwist van de komst van dit werk. juist daarom heb ik af en toe enkele gedeelten van artikelen, die Ptof. Aalders in het Leidersblad schreef, hier in Rersschouw opgenomen, omdat ik vermoedde, dat zij fragmenten uit het komende werk behelsden, en ik zoo de belangstelling reeds kon wekken voor zijn inhoud. Ik heb zelfs eenige weken geleden nog een artikel uit het Leidersblad voor Picrsschouw geknipt, maar intusschen is de uitgever voor den dag gekomen, en kan ik het niet meer plaatsen.

Hiermee is reeds gezegd, dat dit werk van prof. Aalders in breede kringen belangstelling verdient.

Rondom Assen toch liggen wolken van misverstanden, nog steeds.

Dat thans een werk gegeven wordt, waarin van gereformeerd standpunt de algemeene, „breedere" vragen, die Assen beheerscht hebben, rustig besproken worden, ver van den „kruitdamp", dat is voor de gereformeerden zelf ©en weldaad, omdat zij des te beter inzicht kunnen krijgen in wat nog steeds voor hun verantwoording ligt, en het is voor de buitenstaanders ©en aansporing, zich nog eens rustig af te vragen, of men Assen wel af kan doen met enkele algemeenheden, en hooge beweringen.

Ik hoop op het werk nog terug te komen.

K. S.

Kwestie-Ubbink.

De Part. Synode van Zuid-Holland-Noord heeft de bekende aangelegenheid in hooger beroep behandeld. Gron. Kb. gaf van de besprekingen een vrij breed verslag, dat in ons blad onder „Kerknieuws" opgenomen wordt.

Veel resultaat had de bespreking niet. Om een term van. dr Ubbink (althans volgens dit verslag) te bezigen: „ik dacht wel, dat het daarop uit zou draaien". Het is lieel jammer, maar er is niets meer aan te doen, tenzij dr Ubbink zijn boek terugnam, en zich geheel isoleerde van buitenstaanders, die ook nu weer de stem der kerk helpen overschreeuwen of oversissen.

Zij kunnen ook zoo meewarig getuigen, dat de kerk toch maar een „moeder" moet wezen. Intusschen geven ze haar, voorzoover het aan hen ligt, geen kans ertoe.

K. S.

Een moeilijk geval.

Nog een andere kwestie had de Pjart. Synode van Zuid-Holland-Noord te behandelen. Het geval betrof een predikant, die uit het ambt ontslag gekregen heeft.

Deze term „ontslag" zelf wijst reeds aan, dat het. geval niet „gewoon" was, dat er omstandigheden in rekening gekomen zij'n, die tot dezen vorm van beëindiging van de ambtelij'ke werkzaamheid van den betrokkene geleid hebben. Deze bizondere omstandigheden maken dan ook verklaarbaar, waarom in de pers van classiswege over het begin van deze zaak zoo weinig vernomen is.

De persoon in kwestie beriep zich op de part synode. Deze ging in comité-generaal, kwam toen in het openbaar terug, en gaf dus welbewust èn opzettelijk aan de openbaarheid prijs een officiëele verklaring, die nu niemand meer tegenhouden kan, waaruit blijkt, dat de persoon in kwestie onder oensuur gestaan heeft, en dat niet alleen' zijn ontslag gehandhaafd wordt, maar ook de besluiten der classis zonder meer, en ook zonder vermelding van redenen, goedgekeurd worden.

Mij bepalende tot wat alleen uit de pers bekend kan zijn, betreur ik dit besluit.

Bizondere omstandigheden maken een zaak moeilijk; dat zij erkend. Maar ze bewijzen tevens, dat hier voorzichtigheid geboden is, en hameren de gewetens in, dat in een door de classis zelf als speciaal erkend geval een oplossing moet gevonden worden, die, wat de in concreto toegepaste algemeene rechtsprincipes betreft, aan den regel van: gelijk recht voor allen, in concreto beantwoordt.

woordt. Indien nu de part. synode de handelingen der classis werkelijk goedkeurde, even reëel, als zij dit (zonder nader© motiveering) beweert te doen, dan had zij de handelingen der classis moeten navolgen juist op, dat punt, waarop deze i» haar algemeene lijnen bleken te rekenen met het-speciale van het geval. M.a.w., dan had niet

slechts het „ontslag" moeten gehandhaafd blij'ven (op dit punt volgt de synode inderdaad de classis), doch dan had ook ten aanzien van de publicatie dezelfde mate van voorzichtigheid moeten betracht worden, als door de classis werd gedaan. In plaats daarvan zien we het omgekeerde: de classis is sober, publiceert weinig, de synode publiceert erg veel. Wordt van anderen^ niet ambtsdragers, die zich tegen censuur verzetten, ook het feit der oensuur, met nacun. en toenaam, gepubliceerd ?

Reeds hier blijkt, dat de part. synode niet de classis gevolgd heeft, doch op dat punt, waar de classis op een tweesprong stond, en vóór den tweesprong van verzachting of verzwaring der besHssing halt hield, één van de zich daar afteekenende wegen vervolgd heeft; m.a.w. van de houding der classis afgeweken is. Haar afwijzing van de bezwaren ingebracht tegen de classis, liep uit op een schijn-verdediging der classis, die echter voor den klager geen handhaving, doch verzwaring van de genomen maatregelen beteekende.

Ik weet het: ik kan gemakkelijk ciitiseeren. Maar het gaat om het recht van ons allen. En wie hier moeilij'kheden ziet, die ©en classis vóór den tweesprong (van verzwaring óf verzachting) deden halt houden, moet, liever dan onder den schijn van alzoo ook te doen den tweesprong feitelijk voorbij te gaan, de zaak onder algemeen gezichtspunt stellen, en de verantwoordelij'kheid voor zóó'n moeilijke zaak overlaten aan de grootste gemeenschap: de generale synode.

Of, indien hij een eigen houding meent te kunnen verantwooxden, dan moet hij die ook metterdaad als iets nieuws aandienen. Want de kwestie der publicatie is wel degelij'k in heel dit „bijzondere" geval een apart punt van overweging. „Gewone" gevallen worden anders gepubliceerd, dan hier de classis deed.

K. S.

Correspondentie. Naar aanleiding van de artikelen over de proeve van nieuwe vertaling (Matth. en Rom.), verzoekt een onzer ahonné's, gebruiker van het boekje, opgave te doen van den prijs, f 0.30, fr. p. p. na ontvangst van f 0.36, en adres: Bijbelhuis, Heerengracht 366, Amsterdam.


^) Die Lehre vom Wort Gottes, Prolegomena zur Kirchlichen Dogmatik (= Die Kirchliche Dogmatik, I. Bd., 1. Halbband), München, Clir. Kaiser Verlag, 1932. ,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's