GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het kapitaal en ons dagGlükscb brood.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het kapitaal en ons dagGlükscb brood.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

De ongerecbtlgheM om bet economische en het einde.

We konden in een vorig artikel de beteekenis van het kapitaal voor bet economische van onze cultuur hoog waardeeren. Er zijn echter ook bittere en droeve dingen in ons economisch© leven te zien, die spreken van den vloek over onze zonde. Er is kwaad in alle sferen. Er is bederf van grondstoffen, vernieling van machines. Schepen vergaan, natuurrampen vernielen in één oogenblik voor millioenen waardevol kapitaal, oorlogen verteren het productie-vermogen der menschheid en verslinden het kapitaal, de dood raapt menig veelbelovend ingenieur weg vóór den tijd, en in allen arbeid met kapitaal, ovengoed , als met het land, is het arbeiden in het zweet des aanschijns, hijgen naar den avond, als de daglooner in de Heilige Schrift.

De vloek wordt niet opgeheven, ook al verzadigt God al wat er leeft, ook al is d© Heere goed over al Zijn werken, historisch blijft deze vervloeking over Adam voortwerken van geslacht tot geslacht, ook in onze kapitalistische economische sfeer.

'Wie zich als uit Adam van nature vefdoiemelijk voor God kent, die zal zich verwonderen over die goedheid Gods, dat Hij de bewoners van ons land van uit strooien hutten — zoo van 't model van de aardappelkuilen bij de boeren — heeft gebracht in nette woningen en dat Hij ons van onze economische cultuurgoederen doet genieten.

T© meer is dat wonderlijk, omdat wij allen de schuld nog dagelijks meerder maken. En hier ligt een zeer ernstig kwaad, dat ook in onze economische verhoudingen diep, zeer diep invreet. De zonden, die eiken dag geschieden, maken, dat Gods goede gaven door onze schuld verdorven vvoTdeai. Niet het stelsel, maar de zonde is verderfelijk.

Het allerergste is wel, als God niet wordt erkend als de Almachtige, die de economische dingen leidt. Dan buigen de menschen zich voor hun afgod en dat is in zeer veel gevallen „het kapitaaltje". Die niets bezit, tracht het te verkrijgen en het zoover t© brengen, 3at "hij kan meedoen m de productie om dan door de productie winst te maken en rijk te worden. De zucht naar rijkdom, naar vermogen, naar een kapitaaltje, dat voor ons dagelijksch brood zal zorgen in ons verder leven, is bij duizenden menschen, die het niet van den Heere verwachten, gegroeid tot een gieren, dat is begeerend grijpen, naar geld en goed.

Geldgierigheid is afgodendienst. Gij kunt niet tegelijk God dienen en 'dan.óók nog jagen naar 't geld, zeide de Heere Jezus.

AUeen de vreeze des Heeren kan ons in den strijd tegen dat gieren van ons hart helpen. We móéten vastigheid hebben voor dat allernoodzakelijkste als ons dagelijksch brood. Wat een vastigheid geeft dat woord van Jezus: ijt dan niet bezorgd zeggende: at zullen wij eten? of wat zullen wij drinken? of waarmede zullen wij ons kleed en? want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelsche Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft, Matth. 6:31, 32. Zijt dan niet bezorgd tegen morgen... elke dag heeft genoeg aan zijn eigen zorg.

En wat een waarschuwing geeft ons Jeremia 17:11. Gelijk een veldhoen eieren verzamelt, maar broedt z© niet uit, alzoo is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met recht; in d© helft zijner dagen zal hij dien moeten verlaten en in zijn laatste een dwaas zijn.

En dan in vs. 5: VervHoökt is de man, die op een mensch - (bijv. een rijke) vertrouwt, hij zal zijn als dorre heide. Gezegend daarentegen is d© man, die op den HEERE vertrouwt, want hij zal zijn als een boom aan ©en rivieroever, zelfs in droge jaren draagt hij vrucht.

Dat kan ook in economisch opzicht van ons gelden in crisisjaren.

Dan is acht geven op Gods economische wetten van sparen en verstandig besteden en Gods koninkrijk niet vergeten ook noodig, naast het smeeken om de gunstige gezindheid van God over ons.

Maar zij, die den Heere niet kennen, hebben dat alles niet. Geen wonder dat zij gieren naar een kapitaaltje, en dan naar den toestand, die men vroeger aanduidde door „er warmpjes bij zitten" en daarna naar grootkapitaal...

En wee als er dan bij komt de begeerte om het ook in wellusten door te brengen. Dan heeft men, als in Israël, de gerusten in Sion en de zekeren op den berg van Samaria, die op élpenbeenen rustbedden wijn dronken uit schalen onder aUedei muziek en niet omzagen naar den armen volksgenoot, die in eUende omkwam. Dan wordt zelfs het nietswaardige kaf voor geld aan de armen verkocht en de slaaf-arbeider voor een paar schoenen geveild (Amos).

En als de afgodendienst en de gierigheid naaigeld en wellusten d© menschen verblinden, dan laten ze recht en onrecht stuivertje wisselen, dan verklaren de revolutiestokers het privaatbezit voor diefstal en stelen met revolutionair geweld het kapitaal, waar het te halen is.

Gierigheid, d.w.z. gieren naar altijd meer geld, wellusten - - en diefstal — het werkt van weerskanten in den z.g. klassenstrijd. De een houdt vast, meer dan recht is en de ander tracht te ontrooven zonder eenigen rechtsgrond, dan dat het voor de „gemeenschap" is.

De revolutiomiaire economen met hun leer van den klassenstrijd en uitbuiting der arbeiders en met hun zorg voor de gemeenschap speculeeren op de hartstochten van het natuurlijk hart om deze afgoderij en gierigheid en wellust en diefstal... aan te prijzen als hooge verontwaardiging vanwege concrete onrechtvaardigheden der „kapitalisten". Ook zij die geen grootkapitaal bezitten, kunnen toch in dezelfde zonde vallen, want ook zij hebben hun aandeel in de productie — in het verzorgen van ons economisch leven — zoodat de menschheid gevoed en gekleed en verzorgd wordt met nooddruft en weelde.

Wamieer nu een boer zou zeggen: ik verbouw op mijn land niet meer aardappelen dan ik zelf behoef, ik verdien er toch niets aan, dan was dat zijn roeping verzaken. Hij helpt door trouwen arbeid mee aan de productie zoodat straks misachien die Amsterdammer door zijn arbeid van God gevoed wordt.

Zijn we nu vereerders van het kapitaal — echte kapitalistenzonde — dan zeggen we: wat kan me dat schelen, ik moet mijn onderneming kunnen uitzetten door vermeerdering van mijn inkomen, Ik moet behalve mijn voedsel nog „Êapitaal" kunnen besparen voor mijn ouden dag.

En het gieren (= begeerea) om steeds meer te verdienen — desnoods ten koste van „d© zaak", van het bedrijf en van den „patroon" — dat is dezelfde zonde, maar nu van den kant der arbeiders.

De „zonde" in het economische leven, vindt haar wortel niet in een stelsel, maar in de gierigheid en de wellust en in den diefstal en in de begeerte naar wat eens anders eigendom is door Gods bestel en in moeilijke tijden in het gebrek aan samenwerking. Werkend© voor ons dagelijksch brood, hetzij als handenarbeider, hetzij als landbouwer in de natuur, hetzij als groot-industriëel met het kapitaal... mogen we in gehoorzaamheid aan God onz© roeping vervullen, biddende, dat Hij ons ons dagelijksch brood geve en met óns als Christenen óók onze medeburgers ih onze volksgemeenschap en onze medemensclien in de volkerengemeenschap.

Eenmaal kan dan blijken, dat de man die dit jaar zijn boeken sloot met e©n tekort, doch die niettemin trouw in zijn arbeid den Heer© had gediend en solide economische goederen heeft afgeleverd — eenmaal kan dan blijken, dat Gods boeken in den hemel een andere economische berekening hebben, die niet gebaseerd is op het bedrijf van 'den enkeling, maar op Zijn „Grootbedrijf", waarvan onze bedrijfjes maar ©en onderdeel zijn — en dat dit groot© „Boek der Economie" ons een flink batig saldo toewijst.

God geve, dat in deze moeilijke tijden bij menigeen de trouwe dienst Gods sterker mag wezen dan de zucht naar een „kapitaaltje" en dat alzoO' de kinderen des Koninkrijks verstandiger mogen doen op economisch gebied, dan de kinderen dezer wereld, die tenvill© van eigenbelang of eigen economisch inzicht ons economisch leven willen vernielen, terwijl ze buiten machte zijn een beter t© bouwen. ' '•'

Toch zijn er menschen, die men het niet kwalijk neemt, dat zij morren over het kapitalisme in de economische sfeer.

Men doet een dief geen verachting aan als hij steelt om zijn ziel te vullen.

Zoo doe men die stakkerds geen verachting aan, die in onze economische verhoudingen als tusscheu de wielen van het raderwerk zijn geraakt en als verpletterd worden. Ik denk hier aan de kinderen in de fabrieken indertijd in Engeland — en aan allerlei ellendige hemeltergende toestanden in fabrieksoentra en ten slott© aan aUen, die door machtige menschen, door bankdirecties en grootindustriëelen onrechtvaardig worden behandeld, zóó dat z© economisch worden vernield. Zoo 't zelfde als in Amos door die koeien van Basan. Ook d© Apostel Jakobus kende zulke toestanden. Hij had groote klachten over de rijk© Christenen. Zij overweldigden hun ann© broeders en trokken ze voor de rechterstoelen (2:6). Zij wisten van geen barmhartigheid (2:13). Zij zeiden tot dengene die broods gebrek had: k wensch j© het beste, dat je ergens eten zult vinden, maar zij gaven hem niets. Het loon der werklieden werd door hen verkort en zelf leefden zij lekkerlijk in wellusten ©n vette maaltijden (5:4, 5). Zij veroordeelden en doodden d© rechtvaardigen, di© tegen dat onrecht getuigd©n — hoewel dezen geen revolutie maakten, omdat zij God vr©esden.

En wat zegt Jakoibus na dit requisitoir'over de rijken? Roept hij op voor de nieuwe maatschappij tegen het kapitalisme?

Ja, hij voorspelt het einde van den rijkdom, zooals Ezechiël het einde van Tyrus voorspelde.

„Welaan nu, gij rijken, weent ©n huilt oiver uwe ellendigheden, die over u komen — uw rijkdom is verrot, en uw kleederen zijn van de motten gegeten geworden en uw goud en zilver is verroest ... u tot ©en getuigenis om uw vleesch te verteren als ©en vuur".

Maar toch niets van agitatie tegen die bestaand© maatschappij. Integendeel: Weest geduldig broeders, die daar samenbreekt op economisch gebied onder het onrecht, — de Heere Jezus komt op de wolken — Do© als de boer, di© lang kan wachten op den oogst — ©n zucht niet tegen elkander... opdat gij niet (met de booz© w©reld van geldgieirige menschen) veroordeeld wordt.

De Rechter zal komen.

Lijdt dan geduldig als Job — wie weet, d© Heere is zeer barmhartig en een Ontfermer — wie weet, misschien ondervindt g© dat ook nog in uw leiven zoo als Job, die later het dubbel© ontving.

Wij danken God, dat Hij öns door ons „kapitalistische economiscli stelsel" ons dagelijksch brood en heel veel goeds beeft gegeven.

Maar wij weten ook wel uit de Heilige Scbrift, dat deze wereld niet eeuwig zal zijn. Wij weten van het groote Cultuur-Babylon uit Openbaringen, dat het zal vergaan op één dag.

Als het kapitaal onze God is, dan is met diö ure al onze hoop vergaan.

Als ons betrouwen op den Heere is, behoeven we ons over dien val van Babel niet te verblijden — het zal een groote ramp zijn. Er zal geschreid worden onder de koningen en kooplieden en de zeelieden. Jona zat te mopperen toen Ninevé niet verging. God vroeg hem herhaaldelijk of dat wel recht was.

Jeremia en Ezechiël moesten schreien en klagen over den ondergang van de Egyptische en Foenicische cultuurwereld.

En in den oproep tot vreugde over B.abels val in Openbaringen 18:20 en 24 is geen leedvermaak om de vernielde economische goederen — maar wel de blijdschap, dat God nu recht gaat doen over al' het onschuldig bloed, dat dit Babyion vergoten heeft, vooral over dat van al zijn bloedgetiiigen.

En als w© dan nu eens rontlzien eenerzijds naar de landen met de oude kapitalistische economische toestanden, precies zooals die zijn met onrecht en misstanden erbij, en we zien anderzijds naar de landen, waar de revolutionnaire nieuwe economie is ingevoerd in 1918... dan behoeven we niet lang te practizeeren over de vraag, waar dan wel het meeste bloed der heiligen en het meeste onschuldig bloed is vergoten (Openbaringen 18:24).

„Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij aan hare zonden geen gemeenschap hebt en opdat gij van hare plagen niet ontvangt"... dat kan zeker niet gelden van wat men het „kapitalistisch stelsel" noemt — maar het geldt ten volle voor de communistische economie en voor de socialistische socialisatie en voor hun „Planwirschaft".

Ons dagelijksch brood is nergens minder verzekerd dan bij de revolutionnairen.

En dan toch zeker niet voor Christenen.

Een Christen, die zijn economische verbetering, zijn dagelijksch brood, van de nieuwe „maatschappij" der revolutiorinairen verwacht, is toch wel een driedubbele domoor op „economisch" gebied. Want hij kan toch weten, dat in de nieuwe economische regeling Christenen niet meetellen, dat zij niet mee mogen doen, die het teeken van het Bieest niet hebben. Voor onze broeders 'in Rusland staat het dan ook werkelijk vaak zóó: 'God verloochenen öf de nieuwe maatschappij.

En dan gaan ze naar het barre houthakkersbedrijf in slavendienst van de „niet-uitbuitende gemeenschap" om „kapitaal" te produceeren voor de „niet-kapitallstische maatschappij", waar de economie zooveel als religie is — maar dan de religie van den Anti-Christ.

God make onze broeders en zusters daar getrouw. En Hij ontferme zich over hun kindertjes. En Hij make ons — die het zooveel lichter moet vaUen om Zijn Naam te belijden — getrouw om dat te doen ook op economisch gebied ieder in zijn eigen levenskring.

A. JANSE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Het kapitaal en ons dagGlükscb brood.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's