GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PRESSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PRESSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Schuimende koeien.

Onder dit opschrift schrijft „Soester Kerkbode":

In „Friesch Kerkblad" verdedigt een inzender het naloopen van predikanten, niet slechts in de eigen gemeente, maar iciok in den omtrek. Hij' was met een geruste consciëntie een „spreekwonder" in een na^ jjurige gemeente gaan hooren en had er kostelijk genoten.

Ds Veldkamp onderricht hem, dat de consciëntie niet altijd een betrouwbare maatstaf is, en dat deze getoetst moet worden aan Gods Woord. En wat dat genieten betreft, wordt hem het volgende onder 'toog gebracht:

„Die genieting is vaak een gevoelskwestie, en van gevoelsaandoeningen kan een Gereformeerd mensch, en trouwens ook een ander mensch niet leven. Bovendien kan ik wel eens genieten van een keurig diner met vele gangen, maar het is voor mijn gezondheid niet geraden eiken dag zoo copieus te dineeren. Dat kan wel eens zoo voor bijzondere gelegenheden, maar eiken dag een feestmaaltijd wordt beslist schadeiijk, en een normaal mensch blijft tenslotte gezonder bii gewoon brood dan bij banket. Daar moet u eens over nadenken.

In m'n eerste gemeente was een eenvoudige boer, die van die dwalende zielen, die 't zoo overal zochten, placht te zeggen, dat schuimende koeien niet vet worden. Hij bedoelde die beefstjes, die van de eene wei in de andere loopen, en over slooten springen en heggen, het overal elders lekkerder vinden dan in de eigen weide. Nu, zulke koeien zijn er ook in de kerkelijke weide, al zullen dit wel niet de koeien van Basan zijn.

Zijn er in de koeienwereld landschuimers, en londer de zeevaarders „zeeschuimers", op kerkelijk terrein blijken er ook kerksohuimers te zijn. Ik geloof, dat die zeeschuimers ook wel in hun element zijn, en „genieten" van hun bestaan, maar ze leven toch ten slotte van roof —• daar moet u óók eens orer denken"..

Het zijin geen zoogdieren, maar roofdieren, deze koeien. Vacca paradoocalis is hun naam.

Zijn het DE maimen, of ONZE mannen?

In het „Algemeen Weekblad" schrijft Mevrouw Van Hoogstraten—Schoch:

D'e leden van den nationalen vrouwenraad zijn op het Amsterdamsche gemeentehuis ontvangen op 7 April jongstleden. In de courantenverslagen las ik dat de wethouder, Mr Kropman, zijne gasten mededeelde, dat hij het werk der vrouwenbeweging in hooge mate waardeerde.

Op delicate en geestige wijze stelde hij vervolgens een aantal problemen en vroeg zich af of de vrouwenbeweging' de positie van de vrouw en de verhouding tusschen man en vrouw heeft verbeterd? Zijn de vrouwen gelukkiger geworden?

De reporter deelt ons mede, dat uit de aanwezigen, waaronder velen der oudere feministen, een instemmend en bevestigend gemompel opging.

Niet alle vrouwen in Nederland, zoo heb ik gedacht, zouden met dat vreugdig antwoord hebben ingestemd.

Er zijn er velen onder ons die met een ernstig en bezorgd hart de toestanden onder onsi volk bekijken en zich telkens afvragen: „hoe komt het toch, dat we zoo hopeloos' ziJn vastgeloopen en dat ook de emancipatie, die ons zooveel beloofde, niet datgene heeft gebracht wat wij verwachtten?

Is het haar eenzijdigheid, die onder de bloemen vele doornen heeft gefokt? —> was^ het haar star individualisme, die vele van haar goede voornemensi tot onvruchtbaarheid doemde?

Zijn er op het oogenblik wel aparte vrouwenkwes^ ties of grijnst slechts één afschuwelijk vreeselijk vraag> stuk ons aan: de bestaansmogelijkheid van man, vrouw en kind?

Als ik de vrouwen hoor vragen om bij benoemingen niet achtergesteld te worden bij d e mannen, dan vraag ik mezelf af — wie zijn die mannen?

Bestaan ze, d e mannen? Zijn dat niet onze jongens, onze mannen, onze vaders, onze broers, mannen wier lot onherroepelijk met dat van ons vrouwen verbonden is?

Is een betrekking voor een man niet de bestaansmogelijkheid voor een heel gezin? Is dat soms niet van groot belang voor een volk?

Vele vrouwen roepen in deze dagen uit — wij willen dat niet —• die achteruitstelling — en we kunnen net ons voorstellen.

Laten we aannemen, dat de vrouwen, die dat zeggen, de intellectueelen en die van de hoogere standen zijn, misschien een 7 "/o der geheele bevolking, maar daar is een misschien nog veel grooter procent, dat niets vuriger begeert dan arbeid voor haar mannen en zonen. En als ze kiezen moest tusschen arbeid voor haar jongens of meisjes, dan antwoordde ze ^P^'ita-a-n: dan maar het hefst voor de jongens.

Wie degenereert meer door de werkloosheid: de man 01 de vrouw?

Bestaat er wel werkloosheid voor de vrouw? •Er is gebrek aan betaalden arbeid ook voor haar, j^^.^^' JOfar werkloosheid is er nooit en te nimmer. Altijd huilt er wel ergens een kind dat geholpen moet worden, altijd is er een uitpuilende verstehnand hier en daar, altijd vragen drukke gezinnen en moede huisvrouwen om dienstvaardige handen.

Een „ethische" „bevlieging".

be term is niet van ons, doch van Ds M. v. Grieken. JJeze schrijft in „De Waarheids vriend":

, ^''langs kregen we een nr van „Staat en Kerk" oegezonden, waarin een berichtje voorkwam, dat toch eigenlijk aan Ds Van Dorp, in Den Haag, verboden moest worden, dat hij" met busjes e.a. zooveel geld voor den Gereformeerden Zendingsband enz. ophaalde, dat buiten Den Haag besteed werd en dat de Haagsche gemeente zelve zoo goed zou kunnen gebruiken! En de vraag werd gedaan: „of de Kerkeraad van Den Haag hier, tegenover een van de Haagsche predikanten, geen roeping had, om dat voortaan te verhinderen".

Wij zouden zoo'n onzinnig bericht niet „doorgeven", als men nu niet speculeerde op de ouderlingen, dat zij toch vooral vóór de Synodale Voorstellen zullen stemmen, het valsch getuigenis gebruikend, dat de predikanten aan de ouderlingen niet gunnen de rechten, die toch aan de opzieners der gemeente toekomen!

Wij' hopen, dat vooral de ouderlingen hier niet zuUen „invliegen". Want laat men er zich van bewust zijn, dat het voornaamste, wat voor een gezond kerkelijk leven noodig is, helaas! ontbreekt in onze Ned. Hervormde Kerk. En dan houden we niet zelden ons hart vast, als men „enorm" z'n waardigheid gaat voelen als ouderling en „enorm" wil opkomen voor „ons kerkelijk leven".

„Ons kerkelijfc leven" heeft in de Groote Stad, op die manier, al heel wat gezegend kerkelijk leven in den weg gestaan en bedorven!

Als Dr Berkelbach dan nu zoo warm loopt in het „Algemeen Weekblad" en beweert, dat alles „kerkelijk" moet gemaakt worden (dat is in den laatsten tijid bij sommige Ethischen een „bevlieging", dat alles „kerkelijk" moet gemaakt worden, terwijil men over de kerkelijke belijdenis liever maar niet spreekt, of er liefst maar over heen glijidt) en zegt „dat de Kerkeraden in allen geval contact moeten hebben" (let ap dat in allen geval), dan zegt hij dat in verband met den wijkarbeid.

Ons is het eigenlijk slechts te doen om de door mij' gespatiëerde woorden. Inderdaad, men heeft zich altijd te vragen, wat onder „kerk" verstaan wordt, eer men van „kerkelijk" spreekt of van pluriformiteit der „kerk".

•e „barmhartigheid, roemende tegen het oordeel".

Dr W. H. Gispen wijst in Geref. Kb. Delft op verkeerd begrepen bijbelplaatsen :

Een goed voorbeeld van een doorgaans verkeerd opgevatte uitspraak is wel Jacobus 2 : 13. D'aax staat: de barmhartigheid roemt tegen het oordeel". En men vat dit dan meestal zoo op, dat de barmhartigheid Gods roemt tegen Zijn rechtvaardigheid, Zijn oordeel als Rechter.

Maar uit het verband blijkt, dat dit toch niet strookt met de bedoeling van Jacobus. Het geheele vers luidt: „Want een onbarmhartig oordeel zal gaan over dengene, die geene barmhartigheid gedaan heeft; en de barmhartigheid roemt tegen het oordeel".

Maar Prof. Grosheide wijst er in zijn commentaar op Jacobus terecht op, dat hier (let ook op vs 12) sprake is van de barmhartigheid, die door hen, die in het gericht geroepen zajn, bedreven is. Is er barmhartigheid, dan hebben ze het oordeel niet te vreezen, dan komen ze het oordeel door. De geloovige moet daden kunnen toonen, die voor de echtheid van zijn geloof pleiten.

We komen dus hier in aanraking met de voorstelhng van het laatste oordeel in Matth. 25 : 31—46.

Niet Gods barmhartigheid, maar onze barmhartigheid wordt hier als roemende tegen het oordeel genoemd.

Een beklemmend en toch mooi ideaal!

„Die proponent was die eseL"

In „Die Kerkblad" schrijft de Persschouwer iets over motto-preeken; hij noemt ze hier „tekspreke". We hooren:

Kan 'n predikant nie sy geliefkoosde gedagte of tema of valse leer deur tekspreke so voorstel asof dit nou werkelik Gods Woord is wat hy preek.

Ek vrees dat baie valse leer deur van predikante ingesmokkel word. teksprediking

Veral as hulle oor die Evangelies in die Nuwe Testament preek, en hulle self verklaar, en dit nie doen by die lig van die Ou Testament en die apostoliese briewe nie.

Jy kan die Bybel deur tekste alles laat sê wat jy wil. As jy gemoedelik gestem is en wil wys hoe jy vir eenheid is, kan jy preek dat al die kerke moet verenig, as jy die teks in Johs. 17 neem: Sodat hulle almal een mag wees, en as jy in 'n ander stemming is, kan jy preek oor: Ek het nie gekom om vrede te bring op aarde nie.

Die oplossing? Preek die volle raad van God en preek die Skrifte en nie tekste nie!

Hier volg 'n ander voorbeeld van 'n preek. In „Die Kerkbode" 2 Mei word berig van die „ordening" van 'n hulpprediker op Swellendam in die Ned. Geref. Kerk. Die teks van die predikant wat die bevestigingsrede gehou het was die intog van Jesus in Jerusalem. Die berig vervolg: Tot uitgangspunt het hy geneem die esel draende (wat dra) Jesus by Sy Koninklike intog in Jerusalem. Die grondgedagtes kan saamgevat word (seker die verdeling van die teks! J. P.) in die geaardheid, die geskiktheid en die gewilligheid van die esel. Die rede was prakties, didakties en Kristosentries", so verhaal die beriggewer wat, geoordeel na die hoë woorde wat hy gebruik, 'n geleerde mens moet wees. Hier was die proponent die esel.

De nienwe spelling en hei Bijbelgenootschap.

In „Geref. K.bl. Leeuwarden" schrijft Dr W. A. v. Es:

Ook het Nederl. Bijbelgenootschap heeft zich thans met een adres tot den raad van Ministers gewend, dringend verzoekende om goedkeuring te onthouden aan het spellingsontwerp van Minister Marchant.

Het Nederlandsch Bijbelgenootschap meent gerechtigd te zijn tot dit verzoek, omdat het-zich steeds beijverd heeft den Bijbel te drukken in de gangbare spelling, zoodat een nieuwe spelling ook voor zijn arbeid van beteekenis zou zijn.

Tegen het thans aanhangige ontwerp meent het Genootschap een tweetal bezwaxen te moeten inbrengen. Het ontwerp betreft niet slechts de spelling, maar aangezien het inhoudt de verwaarloozing van het grammatisch geslacht en de daarmede in verband staande afschaffing van de buigings-n, wel degelijk ook de taal, en brengt een taalverarming, die schadelijk is voor het verstaan van den Bijbel. Dit is te ernstiger, omdat in de godsdienstige taal in het algemeen en in de taal van den Bijbel in het bijzonder, het grammatisch geslacht niet dood is, doch gevoeld wordt en in eere gehouden, gelijk ook de buigings-n. In de doopsformule zal nooit gezegd worden: In de naam van d e Vader, d e Zoon, en d e Heilige Geest" (Matth. 28:18). Evenmin zal men lezen: de alleen wijze God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in de eeuwigheid" (Rom. 16:27). En dat het voorstel metterdaad taaiverarming brengt, leert het voorbeeld van Rom. 10:8, dat geheel onduidelijk wordt, indien z ij door h ij zou kunnen worden vervangen. H ij kan dan immers zoowel op gerechtigheid als op Christus zien. Deze voorbeelden zijn niet na lang zoeken gevonden en het is zelfs niet toevallig, dat er vele te vinden zijn, omdat de Bijbel uit andere talen is vertaald en elke vermindering van den rijkdom der Nederlandsche taal het vertalen uit ver van ons Nederlandsch afstaande talen bezwaarlijker maakt Verwaarloozing van het grammatisch geslacht maakt inderdaad de vertaling van den Bijbel, minder verstaanbaar. Nu zou zeer zeker het Bijbelgenootschap zijn uitgaven kunnen blijven drukken in de spelling-De Vries en Te Winkel, ook al werd een andere spelling ingevoerd, doch daarmede zou het afgaan van zijn stelregel om de gangbare schrijfwijze te volgen en bovendien zal een geslacht, opgevoed bij de nieuwe spelling, moeite hebben om een boek, gedrukt in de oude, te waardeeren en te verstaan.

In de tweede plaats veroorlooft het Nederlandsch Bijbelgenootschap zich op te merken, dat het invoeren van een nieuwe spelling het Genootschap, dat het toch reeds zeer zwaar te verantwoorden heeft in dezen tijd en met aanzienlijke tekorten te worstelen heeft, in groote financiëele moeilijkheden zal brengen. Het Genootschap is de uitgever van het meest verspreide boek, den Bijbel. Zou een nieuwe spelling worden ingevoerd, dan zou eenerzijds ongetwijfeld een belangrijk deel van het Nederlandsche volk nog langen tijd Bijbels in de oude spelling verlangen en zou het aan de andere zijde noodzakelijk worden, m.n. voor schoolgebruik, Bijbels in de nieuwe te drukken, hetgeen een aanzienlijke vermeerdering van kosten met zich brengen zou.

Ik geloof niet, dat er veel zal te doen zijn tegen de spelling-misère'^), die overwogen wordt. We zullen 't wel moeten slikken, tenzij nog de argumentatie inzake geldkwestie indruk maakt Daarom draag ik ook dit steentje bij; het heeft misschien nog eenige kracht van overreding.

Overigens lette men eens op volgende teksten (die ik naar volgorde van het artikel weergeef) uit , J)ie Byliel, dit is die ganse Heilige Skrif, wat al die kanonieke boeke van die Ou en Nuwe Testament bevat, oorgesit uit die oorspronkelike tale en uitgegee in opdrag van die gesamentlike kommissie verteenwoordigende die drie hollandse kerke in Suid-Afrika (Britse en Buitelandse Bybelgenootschap, Kaapstad, 1933):

Matth. 28 : 19: en doop hulle in die Naajn van die Vader en die Seun en die Heilige Gees".

Rom. 16:27: aan die alleen wyse God, aan Hom die heerlikheid deur Jesus Christus tot in ewigheid! Amen".

Rom. 10 : 8 (bij het lezen interesseert de zaak me zóó, dat ik maar de heele passage geef, vs. 6—8):

„Maar die gerechtigheid wat uit die geloof is, sê dit: Moenie in jou hart sê nie: Wie sal in die hemel opvaar, naamlik om Christus af te bring; of: Wie sal in die afgrond neerdaal, naamlik om Christus uit die dode op te bring? Maar wat sê dit? Naby jou is die woord, in jou mond en in jou hart: Dit is die woord van die geloof wat ons verkondig: As jy met jou mond die Here Jesus bely en met jou hart glo dat God Hom uit die dode opgewek het, sal jy gered word..."

Overigens is duidelijk, dat met „zij" in de vraag: „wat zegt zij" bedoeld is: de rechtvaardigheid uit het geloof, VS. 6.

De Senaat der Vrije Universiteit heeft gewezen op het verlies (aan duidelijkheid), dat wij lijden zouden, als niet meer te lezen zou zijn:

de discipel dieN Jezus lief had (staat er: die" Jezus liefhad, dan wordt de tekst onduidelijk). Inderdaad zal er in de bijbelvertaling veel veranderd moeten worden, zal de Bijbel niet nog verder komen af te staan van het volk, en niet nog meer in een taal gebracht worden, die de onze niet is; iets, waartegen m.i. principieel bezwaar bestaat (zie daarover mijn „Kerktaal en Leven"). Uit den Zuid-Afrikaanschen Bijbel citeer ik Joh. 13 : 23: En een van sy disiepels, die een vir wie Jesus 1 i e f g e h a d h e t, het aan tafel teen die hors van Jesus gele". En Joh. 19 : 26: En toe Jesus sy moeder en die disiepel wat Hy liefgehad het, by haar sien staan, sê Hy vir sy moeder: rou, daar is u seim!" — Joh. 21:7: Daarop sê die disiepel — die een vir wie Jesus liefgehad het — vir Petrus: it iö die Here!" Evenzoo vs. 20.

Men zal opmerken, dat het Afrikaansch er, wat de uitdrukkingsmogelijkheden betreft, gunstiger voor staat, dan het Nederlandsch; men kan hier zeggen: de dis-

cipel „voor" wien (tot wien, „vir") Jezus liefgehad ^Z heeft.

Overigens meen ik, dat zulke moeilijkheden wel te overwinnen zijn. Maar tevens dat dan een ingrijpende revisie van den Bijbel komen moet, dat een bewerker van Trommius zich zal moeten opofferen voor een gewijzigde concordantie, dat de heele zaak schatten geld zal kosten, en dat ik daarom niet begrijp, dat men in deze ellendige dagen van geldgebrek nu met zulke ingrijpende dingen aan durft komen.

De bezwaren inzake taalverarming deel ik ten volle: maar die worden toch niet erkend, gelijk de tendenz van de laatste jaren bewijst.


1) Men vergeve mij deze persoonlijke meening, en zende vooral geen stukken er over. K. S.

2) „Liefde gehad", — dat is m. i. nog iets beter, dan „houden van".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PRESSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's