GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lectoraat te Kampen.

Mijn losse opmerking over het lectoraat te Kampen heeft enkele pennen .in beweging gebracht. Alle betuigen instemming; alttians, zoover ik nagegaan heb; slechts „Goudsche Kb.", Ds Kalkman, verschilt van meening. We lezen:

Het geschil gaat hier niet over de wenschelijkheid van een lector, maar over de vraag, of men zich te Kampen niet eenigszins behelpen moet om niet al te zware lasten op ons volk te leggen.

Pardon, hierover loopt het verschil niét. Behelpen wil men zich in Kampen graag, als 't moet. 't Is er trouwens nog nooit anders dan behelpen geweest (bibliotheek, leercorps). Maar de kwestie is: is een vermindering van het aantal onderwijskrachten te verantwoorden, indien het onderwijs er schade door lijdt? Indien de wetenschappelijke behoefte zelf al jarenlang meebrengt, dat m^en, instee van naar vermindering, staat naar vermeerdering?

Ds Kalkman spreekt dan over de crisis, etc. Er moet overal bezuinigd worden. En daarna:

Zoo hebben dan ook de curatoren der Theol. School gedaan. Zij hebben eerst naar vermogen bezuinigd om. daarna pas ons volk voor te leggen, wat noodig is. Zoo heeft ook de Vrije Universiteit gedaan. Zoo doet elke kerkeraad tegenover de gemeente. Wanneer men dit niet deed, zou men het beste deel van ons volk van zich vervreenaden en stranden op dezelfde klip waarop eens Rehabeam gestrand is. Daarom is voor hen een woord, dat er geld genoeg is, zeer pijnlijk. Ongetwijfeld heeft Prof. Schilder het zoo niet bedoeld. Waarschijnlijk heeft hij het oog gehad op een andere groep van ons volk, dat wel geeft, maar nog niet aan het offeren is toegekomen.

Ik ben het er niet mee eens. Om te beginnen: de verhoudingen zijn onevenredig. De Vrije Universiteit beschikt voor dezelfde colleges (ik ga niet verder dan het candidaatsexamen) over meer personeel, dan Kampen heeft gehad, of heeft. Ik misgun dit haai-niet; ik heb er echter wel bezwaar tegen, als men dan Kampen afneemt, wat het had. En wat Rehabeam betreft: 'tis mij niet duidelijk. Slechts zooveel is mij duidelijk, dat men op deze wijze elk woord pijnlijk kan maken. Men kan een woord, dat algemeen gesproken heeft, dan wel op een d é é 1 van het geheel gaan toepassen, maar dat ligt dan niet voor mijn rekening. Ik heb het al gezegd, dat ik geloof, dat wel degelijk met vreugde het noodige zou bijeengebracht zijn. Dat was geen pijn doen, dat was een warme erkenning van de trouw van het gereformeerde volk. Alleen — het moet de dingen wéten. Ik heb het dus net zoo bedoeld, als ik het zei. Niet, zooals Ds K. het ervan maakt.

Het slot loopt hierop uit:

Zij hét voor den hoogleeraar, die na 1935 te Kampen met lectorenarbeid bezwaard wordt, dan een troost, dat hij daarin meedraagt aan een last, die op heel ons volk drukt.

Het spijt me, maar dit bewijst, dat Ds K. niet verstaan heeft, waarover het loopt. Er is te Kampen geen enkele hoogleeraar, die thans moet doen, wat kort voor dezen een lector deed. In dit opzicht treedt na 1935 niet iets nieuws in. Maar als de lector was gebleven — dan kon een bepaald vak worden gedoceerd door iemand, die zijn leven £ian de studie van dat vak had kunnen geven, en dan kon de hoogleeraar, die nu een theologisch vak erbij gekregen heelt, omdat de lector ontbrak, die anders voor een evenredige en wetenschappelijk wenschelijke arbeidsverdeeling was aan te spreken geweest, zich beperken tot wat eerst zijn taak was. Hij doet — ik meen dit wel te mogen toevertrouwen aan de pers — ook 't meerdere werk met vreugde. Hij heeft zelfs zulke opwekkingen tot zelfvertroosting niet noodig. Maar hij vindt het jammer, dat zonder slag of stoot tot 'n vermindering van werkkrachten is besloten, zonder dat er een vinger uitgestoken is; een maatregel genomen is, die Kampen wetenschappelijke schade toebrengt. Hij vindt het ook een beetje Jammer, dat Ds Kalkman aan onverstandige lezers onbedoeld den indruk geeft: die hoogleeraar, die lectoren-werk doet, vindt dat zeker een lastig of minder prettig werk voor hem zélf. De zaak staat heel anders. Als een hoogleeraar lectorenwerk doet, dan doet de man, die in het vak minder knap is, het werk van den ander, die in dat vak zijn meerdere is. Het is makkelijk in te zien, dat een klassieke taal BETER kan gedoceerd worden door wie daarin gepromoveerd is (lector), dan door wie er niet meer aan gedaan heeft, dan een gymnasiast. Men moet de kwestie zuiver stellen: er valt geen enkele hoogleeraar te troosten omdat hij werk beneden „zijn stand" (och arme) te doen krijgt. Maar het Geref. volk moet getroost worden hierover, dat voor een klein beetje geld een vak door een deskundige kón worden gedoceerd, terwijl het nü gegeven wordt door iemand, die, hoe deskundig ook, toch van dat bepaalde vak geen speciaalstudie gemaakt heeft.

Tenslotte, hoezeer Kampen langzamerhand achteruit gebracht is in het aantal der leer-krachten, toont Ds J. D. Boerkoel („Watergr. Kb."):

Ons trof in het bijzonder de opheffing van het Lectoraat. Vroeger waren er twee, ik meen zelfs eens drie lectoren, die in het eerste, nog niet theologische jaar de literaire vakken onderwezen. Na de benoeming van Dr A. Noordtzij tot hoogleeraar in Utrecht, bleef Dr Esser over, en nu gaat deze op zijn 70-jarigen leeftijd ook heen. Daardoor zullen de Professoren vakken moeten onderwijzen, die een voorbereidend karakter dragen, en eigenlijk een voortzetting en uitbreiding • zijn van het gymnasiaal onderricht, vakken dus, die

aan een Hoogeschool in elk geval gegeven moesten worden door in die vakken gegradueerden. De V.U. verkeert in dit opzicht in beter conditie; daar worden dergelijke colleges gegeven door hoogleeraren van andere faculteiten.

y^ De psalmen-Jood.

'" In de N.R.C, schrijft Siegfried van Praag een recensie over een boek, getiteld:

Schalom Asch. Der Trost des Volkes. (Bibliothek Zeitgenössischer Werke. Zurich 1934.) In de recensie treft deze passus:

Schalom Asch, die aan een zekere persoonlijke slimheid, de naïveteit van den echten onbekontunerden Oost-Jood paart, voelde, dat dit boek heel gewichtig was. Aan het eind bedankt hij: „Den schepper der wereld, dat Hij hem waardig bevonden heeft, dit boek te beëindigen, waarin het leven van den psalm-Jood beschreven wordt, ter eere Gods en tot troost van de ter neer gedrukte menschheid".

Wat die psalm-Jood is? Men leze:

In Jechieel, den psalmen-Jood, heeft ons Asch een genie geschilderd, dat de moderne letterkunde wat veronachtzaamd heeft en dat men meer in oude hagiographieën tegenkomt: het genie van het medelijden. Soms deed mij die Jechieel denken aan een eenvoudigen en in donkerder gewesten levenden Franciscus van Assist in Joodsche gedaante. Jechieel was geen vriend van zichzelf. Hij schaamde er zich voor, dat hij niet geleerder was en geen begrip had voor de „pilpoel", het talmoedisch dispuut. Hij was bang, dat hij een zonde deed door de studie van de leer te veronachtzamen, maar hij kon toch zijn arme zieke moeder niet met zware pakken naar de markten en de boeren laten sjouwen en daarom deed hij haar werk. Toch wilde hij God niet onwelgevallig zijn door een onwetende, een „aam-ha-arets" te blijven en des avonds las hij samen met de eenvoudigen, de arbieders en voerlui, in een hoek van het leerhuis psalmen. Zijn vroegere studiegenooten, nu jonge talmoedisten, bespotten hem hierom. Maar in Davids psalmen vond hij vroomheid, liefde en waarheid en de woorden der psalmen werden voor hem de gidsen op zijn weg. Als hij later groot geworden is en een groote onder de armen, een leeraar der eenvoudigen, dan put hij ook zijn wonderlijke gave om menschen te troosten en kracht zelfs gezondheid te geven uit die psalmen. Een waar profeet wil geen profeet zijn. Hij is er te nederig voor. Zoo wil de volwassen en in leed en medelijden gerijpte Jechieel ook geen leeraar en wonderdoener der eenvoudige dorpsjoden zijn. Maar hij moet het. God, die zich aan hem openbaart in zijn roeping en de anderen, die God in hem herkennen, willen dat zoo. En Jechieel volbrengt wonderen, wonderen van menschenliefde. Dit kan hij doen op de wegen van zijn bovennormalen aanleg om de klachten der ziel te vernemen en te weten hoe ze te stillen. Geleerd gezegd: een sympathetisch genie. Het wonderbaarlijke verklaart Asch niet rationalistisch, noch als pure magiek. Hier werken zielsverbindingen tusschen den mensch en zijn Godheid en tusschen mensch en mensch.

Iets van de kleurige epiek, welke de Oost-Joodsche letterkunde der negentiende eeuw kenmerkte, is in dit boek teruggekomen. Men ziet er het leven van de markten en van de Poolsche dorpen en straatwegen. Allerlei markante Poolsche en Joodsche volkskoppen kijken ons aan. We zijn op bezoek bij een ouderwetschen en zonderlingen Poolschen graaf, heer en meester over zijn onderdanen, die om zich te amuseeren af en toe een buldog op ze afhitst en diezelfde onderdanen toch graag tot goede burgers in Voltairiaanschen zin wil opvoeden. Dorpsidioten, wellustige verschoppelingen, Poolsche popen en chassidische rabbijnen, heel een wereld van menschen, die vooral hen.

die het leven der Poolsche Joden en dat der Polen, hen, die de stemming van het Poolsche landschap niet kennen, bijzonder zal boeien en verwonderen. Lezers, die dit wel kennen, zullen allicht sommige tafereelen te „ge-ijkt" vinden. Maar zij mogen bedenken, dat het doel van dit werk de uitbeelding van • den levensweg en van het werk van Jechieel is. En dezen Jechieel hebben we in de oogen gekeken, een kleinen Jeremia, vol van wee om het leed dermenschen en om dat van zijn volk Israël.

Waar zijn de psalmen-christenen? Hun „David" komt doorgaans niet verder dan de binnenkamer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1934

De Reformatie | 4 Pagina's