GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Doorpraten".

Ds Kalkman schrijft in „Goudsche Kerkbode":

Te zeggen in het algemeen, dat „doorpraten" christelijk is, dat is niet naar de Schrift. Ik weet wel, dat Prof. Sisèiilder het zoo niet bedoelt. Maar als het zóó als algemeene basis voor een artikel gesteld wordt, dan doet het zeker kwaad. De zonde in het spreken is zeer sterk verspreid en velen zijn blind voor hun eigen zonde in dit opzicht. Een algemeene uitspraak: „doorpraten is christelijk", zal zulke menschen den blinddoek niet afrukken. Deze vlag kan elke slechte lading dekken en daar zal zeker gebruik van gemaakt worden: b.v. een N.S.B.-er kan het doen. Christelijk praten eischt soms doorpraten, maar niet omgekeerd: doorpraten is christelijk.

Merkwaardig: verkeerd „praten" wordt hier verwisseld met „('door)praten". Ik dacht, dat misbruik niet het gebruik ophief. Misschien verandert dat ook at tegenwoordig.

Maar misschien heeft Ds Kalkman het woord „doorpraten" niet begrepen. Mogelijk denkt hij, dat dat beteekent: „Msmaar" praten. Inderdaad — dat is een liefhebberij, die men cadeau kan krijgen. Maar natuurlijli beteekent het (zooals uit vroegere toelichting wel duidelijk was): de zaak door-praten. De moeilijkheid, het geschilpunt opsporen, en dan elkaar zakelijk antwoorden, totdat blijkt, welke meening de ware is. Dat is de wijze van „elkander zoeken". De rest is: elkaar loslaten, d.w.z. onbroederlijk zijn.

Kerk en Politiek.

Uit „Haarlemsch Kerkblad":

Een broeder maakt in een ons toegezonden schrijven bezwaar, dat in ons vorig nummer werd overgenomen in de rubriek „Uit de Pers" een artikel, waarin onder andere over de verhouding tusschen de Geref. Kerlt en de Chr. Democratische Unie werd gehandeld. Hij acht een dergelijke behandeling in een kerkblad niet op haar plaats, omdat dit niet geschieden kan „zonder schade aan de eenheid in het kerkelijk leven".

We gaan op het stuk zelf en het oordeel van den schrijver en het overgenomen artikel niet verder in, vestigen er slechts de aandacht van den bezwaarden lezer op, - dat, zoo er sprake is van het „schaden van

de eenheid in het kerkelijk leven", de oorzaak daarvan niet ligt in het overnemen van een artikel, als door hem bedoeld, maar veeleer, — in de eerste plaats zelfs! — in het optreden van politieke partijen, als door hem bedoeld zelf, die niet slechts het optreden der Chr. partijen in ons land schaden en den invloed van een Chr. politiek op den gang van zaken breken, maar óók ongetwijfeld op het kerkelijk leven kwaden invloed ten opzichte van de „eenheid" oefenen.

Schrijver van dit stukje is de heer Weyland.

We zijn het met hem eens. De kerk moet kunnen beslissen, dat de ééne politieke strooming de waarheid Gods erkent, de andere ze verkracht en verloochent.

Ze m o e t dit durven, anders wordt ze geheel en al dienares der zonde. Haard van bederf, gelijk alles, wat in eigen gegeven-HEID niet polemiseert.

Dit geldt met name tegenover N. S. B., C. D. U. e.d. De C. D. U. wil het g a n s c h e leven bezien uit één gezichtspunt (men denke aan: „het derde réveil", dat men wezen wil). En dan zou de kerk het derde (straks 4e, 5e, 6e enz.) tegendeel van een réveil moeten zijn? ? ?

jf De anti-christ In Duitschland.

.^fn „De Groene Amsterdammer" schrijft Roland een •"artikel: Ludendorff de anti-christen. De schrijver heeft het oog op het echtpaar Ludendorff. Als motto boven zijn artikel geeft hij volgend citaat:

„Wij, Duitschers, zijn op het oogenblik het volk, dat zich het verst van de Christelijke leer heeft verwijderd." Ludendorff. Daarna merkt de schrijver op:

Ongetwijfeld is Ludendorff een der markantste en belangwekkendste figuren van het Derde Rijk. Zijn ontwikkeling van veldheer tijdens den wereldoorlog tot verkondiger van de anti-christelijke leer van zijn echtgenoote is zeer merkwaardig, doch wordt hoofdzakelijk beheerscht door het eerzuchtig© en excentrieke karakter van dezen man, die eens besliste over het lot van Duitschland en zich thans, in samenwerking met zijn vrouw, geroepen voelt, het Duitsche volk tot nieuwe glorie te brengen.

Even later:

Tot vlak voor de ineenstorting had Ludendorff geen notie van den werkelijken toestand van het Duitsche leger. Toen de catastrofe kwam, zag de generaal de werkelijke oorzaken daarvan niet, doch trachtte deze te verklaren uit intrigues van vijanden van het volk, die hij. meende te ontdekken in het Jodendom, de Vrijmetselarij, en weldra ook in het Christendom, met name in de Roomsch-Katholieke kerk. Dit gedachtencomplex beheerschte Ludendorff weldra dermate, dat hij zich spoedig ointvfikkelde tot een blind hater van het Christendom, en uit dezen haat ontstond de prediking van een aan het Christendom vijandige leer, waarvan Ludendorffs tweede vrooiw, Mathilde von Kemmnitz, de geestelijke moeder is.

Van deze vrouw zegt de schrijver vervolgens:

Haar voornaamste werk is getiteld „Verlossing van Jezus Christus" en bevat op zichzelf niets nieuws, doch verwerkt allerlei, dat in de laatste kwarteeuw over dit onderwerp door mannen als Drews, Hauer en Rosenberg is gelanceerd.

De Katholieke geestelijkheid en met name de monniksorden worden in dit boek van de ongelooflijkste misdaden beschuldigd. Zoo zouden Katholieke ordebroeders Joodsche vrijmetselaren in staat hebben gesteld Luther te vermoorden. Doch ook de Evangelische Kerk wordt niet gespaard; zoo wordt o.m. beweerd, dat op protestantsche kansels niet minder dan vijfhonderd volbloed Joden staan, die aan de geheime bevelen der opperróibbijnen gehoorzamen. Haar slotconclusie vat deze merkwaardige filosofe op de volgende wijze samen:

„Verlossing van Jezus Christus, terugkeer tot de levende lotsgemeenschap, tot de heilige wetten van de eenheid van het ras; volledige terugkeer tot de levende lotsgemeenschap in leven en dood; tot het volk van hetzelfde bloed; innige verboindenheid aan de familiegroep .... Doch rechts en links van dezen eenigen weg steian de bedriegers van het volk en de goedgeloovige dwazen, die den vertwijfelden alles beloven.. .. mits zij' slechts dat ééne doen: mits zij' onder het kruis van Jezus van Nazareth blijven, of althans de giftige plant van de leer van Jisnu Krischua in de handen blijven bomden.... Terugkeer tot het bij' het ras behoorende geloof en verlossing van Jezus Christus is dwingend noodzakelijk."

En in het voorwoord bij dit werk verklaart generaal Ludendorff: „Van de verbreiding van den inhoud van dit boek hangt de bevrijding van den individueelen Duitscher, van het Duitsche volk en van de overige volken af."

Geiyk reeds werd gezegd is de anti-christelijke beweging der Ludendorffs wel de krachtigste groep, waarvan de invloed toeneemt. De rehabiliteering van Ludendorff zal dezen invloed nog versterken en met name in het leger doen toenemen. In zijn antwoord op de huldigingsrede van rijksweerminister Von Blomberg verklaarde de generaal, die zich d e Antichristen U'Oemt, dat hij' aaneensluiting van het volk eischte „op den grondslag van oinze kennis van het ras, op lichamelijk zoowel als op geestelijk gebied, zooals mijn vrouw ons die heeft geschonken."

En van den man lezen wij' verder nog:

Hetgeen bijl zegt onderscheidt zich in - geen enkel opzicht van wat Rosenberg in zijn nieuwste boek ijGegen die Dunkelmanner" aan wilde dreigementen tegen het Christendom lanceert. Op den laatsten landdag van de functionarissen der N. S. D. A. P. eischten de radicalen op stormachtige wijze de onmiddellijke stichting eener Duitsche Nationale Kerk. De plaatsvervanger van den leider, Hess, wees weliswaar dezen eisch af, voornamelijk met het oog op het 'buitenland, doch kondigde tevens het einde aan van de kerkelijke 'appositie, ook al zou dsiarvoor geweld noodig zijn

Wü staan aan het begin van nieuwe Christenvervolgingen in Duitschland. De Antichrist steekt het hoofd weer op, de Duitsche kerkers beginnen ziich weer te vullen met dappere strijders voor geloof en gewetensvrijheid.

Terecht wordt aan het eind van het artikel opgemerkt, dat, indien de wassende stroom van het nieuwe heidendom in Duitschland de dijken doorbreekt, hij ook niet stilhoudt aan onze grenzen. „Wij zouden daaraan mede schuldig staan door ons zwijgen", zegt de auteur van het artikel. Wij zijn het er mee eens.

Dr P. H. Ritter Jr over liet calvinisme.

In „De Nederlandsche Bibliografie", maandblad voor boekenvrienden, geeft Dr Ritter een verslag van een bezoek dat hiji bracht biji Mevr. Alie van Wijhe—Smeding. Men weet, dat deze schrijfster indertijd tot de Gereformeerden behoord heeft, doch later veranderd is van standpunt, en gehuwd is met een vrijzinnig predikant. Dit voormalig „calvinisme" houdt blijkbaar Dr Ritter nog al bezig. Hij schrijft althans:

Ze heeft iets vriendelijks, iets gezelligs over zich, maar tegelijkertüd iets stugs, iets in zichzelf gekeerds, dat piekerende en onbevredigende, dat zoowel kan duiden op een innerlijken strijd over het leerstuk der praedestinatie, als over een bordje, dat nog moet worden gewasschen, of een kamer die nog moet worden geveegd; maar eigenlijk is het onderwerp, waarop de binnengedachten zijn gericht, maar bijzaali; hoofdzaak is, de geest van zelfcontrole, die Hollandsch, en een zeker gevoel van miskend of „verloren" zijn, dat Calvinistisch is. En het trof mij: , toen wij daar zoo tegen- O'ver elkander zaten, in het heiligdom der pastorie, hoe uiterst begrijpelijk het eigenlijk moet heeten, dat deze vrouw aan het einde van vele letterkundige omzwervingen, tenslotte terecht gekomen is in de theolo^ gische sfeer, dat wil zeggen in de sfeer, waar men bezig is met zelfbeschuldiging en zelfverwerping, met zonde en genade, met verdoemdheid en verlossing. Want deze „strijd met den mensch met zichzelf en met zijn God", leek mij! toch eigenlij'k het wezenlijkste van de mensch, die over mij zat, en van haar werk.

Even later wordt beweerd, dat Mevr. v. Wijhe, als de schrijver het goed begrijpt, nooit geheel is losgekomen van haar „calvinistische zwaarmoedigheid". Ach, kende Dr Ritter het calvinisme.

Nieuwe Bijbelvertaling.

Reeds enkele jaren geleden heb ik de aandacht gevestigd op het eerste deeltje van een nieuwe bii'belvertaling, welke verkregen werd door de samenwerking van vele geleerden. Thans is men weer verder gekomen. Ik zou reeds eerder ook dit deeltje besproken hebben, wanneer het aan ons blad was toegezonden. Waarschijnlij'k is dat vergeten. Toch wil ik nog graag de aandacht er op vestigen, en daarom wijs ik hier op wat Ds L. Hoorweg Jr. schrijft in „Haarlemsch Kerkblad". Dr Hoorweg merkt op:

Veel sterker nog dan bij^ het evangelie naar Johannes spreekt het nut der nieuwe Bijbelvertaling biji den eersten Corintherbrief.

Daar zou ik eigenlijk wel aan het vergelij'ken kunnen blij'ven.

De meest verrassende opklaringen treffen u, als ge dien brief in de nieuwe vertaling Jeest.

Ook hiervan kan ik maar enkele voorbeelden laten zien.

Mogen ze voldoende zijn om velen te bewegen zich deze nieuwe vertaling aan te schaffen. De dertig daaraan bestede centen brengen rijkelijk hun rente op!

Vervolgens geeft Ds Hoorweg enkele voorbeelden, waarbij' eerst de Statenvertaling, en daarnaast de nieuwe wordt afgedrukt:

1:10. Maar ik bid u, broeders! door den naam van lomzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en (dat) onder u geene scheuringen zijn, maar (dat) gij samengevoegd zijt in eenen zelfden zin, en in een zelfde gevoelen.

Doch ik vermaan u, broeders, bij' den naam van onzen Heere Jezus Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn, weest vast aaneengesloten, één van zin en één van gevoelen.

I : 12 a. En dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt: Ik ben van Paulus; enz.

Ik bedoel dit, dat een ieder uwer zijn leus heeft: ik ben van Paulus! enz.

I : 14^15. Ik dank God, dat ik niemand van ulieden gedoopt heb, dan Crispus en Gajus; opdat niet iemand zegge, dat ik in mijnen naam gedoopt heb'.

Ik ben dankbaar, dat ik niemand uwer gedoopt heb dan Crispus en Gajus: zoodat niemand kan zeggen, dat gij in mijnen naam gedoopt zijt.

I : 20—21. Waar is de wijze? Waar is de Schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? EDeeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? Want na demaal in de wij'sheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zoo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken die gelooven.

Waar (blijft) de wij'ze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van dezen tijd? Heeft God niet de wijsheid dezer wereld tot dwaasheid gemaakt? Want daar de wereld door hare wijsheid God in Gods wij'sheid niet kon vinden, heeft het God behaagd, door de dwaasheid der prediking te redden wie gelooven.

1:26. Want gij' ziet uwe roeping, broeders! dat (gij') niet vele wijzen (zijt) naar het vleesoh, niet vele machtigen, niet vele edelen.

Ziet slechts, broeders, wat giJ waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vleesch, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken.

XI : 17—19. Dit nu, (hetgeen) ik (u) aanzegge, prijs ik niet, (namelijk) dat gij' niet tot beter, maar tot erger samenkomt. Want eerstelij'k, als gijl samenkomt in de gemeente, zoo hoor ik, dat er scheuringen zijn onder u; en ik geloof het ten deele. Want er moeten ook ketterijen onder u zijm, opdat degenen, die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u.

Nu ik dit voorschrijf, moet ik er tevens mifn afkeuring over uitspreken, dat uwe samenkomsten niet tot zegen, maar tot schade zijn. Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gif als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten deele geloof ik dit. Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u den toets kunnen doorstaan.

XI : 30. Daarom zijn er onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen.

XIV : 36—38. Is het woord Gods van u uitgegaan! Of is het tot u alleen gekomen? Indien iemand meent een profeet te zijn, of geestelijk, die erkenne, dat, hetgeen ik u schrijf, des Heeren geboden zijh. Maar zoo iemand onwetend is, die zij. onwetend.

Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en niet weinigen ontslapen er.

Of is het woord Gods bij u begonnen? Of heeft het u alleen bereikt?

Indien iemand meent een profeet of geestelijk mensch te zij'n, laat hij dan wèl weten, dat wat ik u schrijf, een gebod des Heeren is. Maar als iemand hiermede niet rekent, dan wordt met hem niet gerekend.

De Rijn bij Katwijk.

Het is niet veel gedaan met dien Rijn bij Katwijk. Vriend Helmers heeft er eens een aandoenlijk lied van gemaakt: de krachtige stroom is daar niet veel meer dan wat slib. En hij' zuchtte:

Is, Neerland, dit uw beeld? moet uit die flaauwe trekken MiJn hart dat voor u gloeit, uw naad'rend lot ontdekken?

Ook anderen denken aan dien ouden Rijn. Wiji lezen althans in „Kerk en Wereld" (vrijzinnig), een verslag omtrent een debat dat in vrijzinnigen kring gevoerd is; en dan daarna de verzuchting:

En zoo kabbelt deze discussie dan nog een eindweegs verder, tot zij eindelijk als wijlen de Oude Rijn bij Katwijk verzandt in haar eigen slib.

De Rijn bij' Katwijk

Ook wij moeten wel eens daar £ian denken.

Slib, slib

Toch schijnt ook boven Katwijk de zón.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's