GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het is de Heere!" Joh. 21:7.

De verhoogde Zoon des menschen, Koning óók over „het rijk der Gemeene Gratie”.

Als Christus na Zijn opstanding voor de derde maal verschijnt, aan Zijn discipelen, dan is dit niet in Jeruzalem, zooals de beide vorige keeren, maar in Galilea; niet in de gewijde sfeer van een samenkomst der gemeente op Zondagavond in een opperzaal in de heilige stad, maar in de sfeer van het gewone, dagelijksche leven, van het bedrijfsleven zelfs: de discipelen zijn aan 't visschen, hebben den heelen nacht al gezwoegd; — Christus geeft aanwijzingen over dat visschen, en straks houden ze samen een maaltijd van brood en visch rondom een kolenvuur. Alles heel gewoon, heel alledaagsch, maar een gewone alledaagsohheid, die geheiligd wordt door de aanwezigheid van den Opgestane, om hetgeen Hij doet en zegt.

De beide vorige malen in Jeruzalem bewegen zich de verschijningen van Christus geheel en al op hel j, terrein der bizondere genade": Christus bekwaamt Zijn discipelen lot hun apostolisch ambt door hen te overtuigen van de lichamelijkheid Zijner opstanding en hen te binden aan de Schriften en hun hun apostolische roeping bekend te maken (Luc. 24:36—48), en daarna, bij Zijn verschijning aan de discipelen mèt Thomas, geeft Hij de Kerk een apostel terug, en wijst den normalen weg aan, waarlangs Hij voortaan met de Zijnen gemeenschap zou oefenen: de zaligmakende weg van geloof alleen, en niet van aanschouwen (Joh. 20:26—29). Dit alles heeft betrekking op de bizondere genade.

Maar de derde verschijning van Christus aan de Zijnen is geheel andersoortig: niet in Jeruzalem, maar in Galilea; niel in een opperzaal, maar aan het strand van de zee van Tiberias onder open hemel; niet op Zondagavond, maar in de frissche ochtendkoelte van een werkdag: het „terrein der gemeene gratie..." Christus, de Opgestane, openbaart zich hier als Koning, óók van het gewone, , dagelijksche, natuurlijke leven, het „rijk der gemeene gratie".

Wij leeren hier dat Chi-islus' verlossingswerk niet alleen zich beperkt tot het louter geestelijke; dal Hij niet alleen de Vervuiler is van onzen „zielsnood", maar dat Hij ook het natuurlijke leven bevrijdt en ontboeit. Zijn Koninkrijk is niet beperkt tot de geestelijke dingen, maar strekt zich uit over de natuurlijke, ook de stoffelijke. Tusrschen het „rijk der natuxu-" en het „rijk der genade" is geen tegenstelling; Christus is Koning over beide, of liever over het é é n e, ondeelbare rijk der genade, dat alles omvat, en de zegeningen der „gemeene gratie" zijn uitvloeisels van Zijn „bizondere genade", vruchten van Zijn kruis!

Om dat aan te loonen en te bewijzen verschijnt de Opgestane hier in Galilea aan de zee van Tiberias aan Zijn visschen de en werkende discipelen, en brengt hen tot de erkenning: „het is de Heer! de Koning!"

De Opgestane toont hier Zijn macht over het stoffelijke aarde-leven. Hij heeft door Zijn dood den vloek óók van het natuurlijke leven gebroken on door Zijn opstanding den zegen verworven. Hij is de tweede Adam, die de macht over de schepping, die de eerste Adam verspeeld had, heeft terug ontvangen. God had Adam gesteld als koning om te heerschen over aUe schepselen: „weest vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde en hebt heerschappij over de visschen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat op de aarde kruipt" (Gen. 1:28). Die heerschappij is verspeeld, en in plaats van te heerschen is de mensch onderworpen aan de krachten der natuur; met moeite kan hij zijn levensonderhoud aan den aardbodem ontwringen; in hel zweet zijns aanschijns eet hij zijn brood en hij kan soms een nacht lang visschen zonder iets te vangen.

Maar nu is de tweede Adam gekomen om den vloek der zonde te overwinnen en de heerschappij over de schepping te herstellen. Dat doet Hij als Zoon des menschen in de kracht Zijner Godheid. Daarvan spreekt de achtste Psalm. Die Psalm is Messiaansch. Daar wordt gesproken over den eersten èn den tweeden Adam; den mensch èn den Zoon des menschen. „Hoe groot is de mensch, dat Gij zijner gedenkt! en de Zoon des menschen, dat is Christus, de tweede Adam d Zoon van Adam, dat Gij hem bezoekt? Gij hek hem een weinig minder gemaakt dan God, Gij hehi hem met eer en heerUjkheidi gekroond. Gij (JQ.I hem heerschen over de werken Uwer handen Gij hebt alles onder Zijn voeten gezet: schapen ossen, alle die, ook mede de dieren des velds het gevogelte des hemels, en de visschen der zee hetgeen de paden der zeeën doorwandelt."

Deze Psalm is thans vervuld! De Zoon dct menschen is weer Koning der schepping: Christus, de Opgestane!

Hoor maar hoe de brief aan de Hebreen é heerlijkheid van den Ssten Psalm rechtstreeks betrekt op Christus na Zijn opstanding: „Wij zie, , Jezus met eer en heerlijkheid gekroond, die een weinig minder dan de engelen geworden \jas van wege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor allen den dood smaken zou" ^ Maar nu heeft God Hem „met heerlijkheid en eer gekroond en Hem gesteld over de werken Zijnet handen" (Hebr. 2:6—10).

Van die Koninklijke heerschappij van den Zoon des menschen, van dat herstelde koningschap spreekt deze verschijning aan de zee van Tiberias Vóór Zijn hemelvaart wil Christus het den Zijnen duidelijk inscherpen, dat Hij Koning is óók over het natuurlijke en maatschappelijke leven; dal Hij alleen de Machtige is om den vloek uit den ai^beid weg te nemen en den arbeid te zegenen.

„Deze zal ons troosten over ons werk en over de smart onzer handen!"

Geen „plan van arbeid" kan ons redden uit de maatschappelijke ellende. 'Maar Christus alleen heeft de oplossing van het economische vraagstul; in Zijn band.

Een nacht lang visschen wij en vangen niets, Christus slaat aan den oever en ziet ons sjoven „the Stranger of Galilea!" Hij roept ons toe: „werpt het net aan de rechterzijde en gij zult vinden".

Wij hebben Christus noodig, eiken dag bij onzen dagelijkschen arbeid en voor ons dagelijksch brood. „Zonder Mij kunt gij niets doen". Maar wie Hem gehoorzaamt, deelt in Zijn Koningsheerschappij. Die erkent H^em als den verhoogden Zoon des menschen, Heerscher óók over „het rijk der gemeene gratie", en belijdt: „Het is de Heer!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1936

De Reformatie | 8 Pagina's