GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Generale Synode der Gereformeerde Kerken. De zestiende zitting.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode der Gereformeerde Kerken. De zestiende zitting.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

-Vrijdagmiddag 2 October j.l. om tegen 3 uur ving de 16e zitting aan.

D s J. V. d. Berg rapporteerde hierna nog' even over de k-vvestie van het Psalmboek oip bet zendingsterrein.

D r W. A. V. E s rapporteerde hierna nog weer over de conclusie inzake de vraag van de kerk van Wageiiingen over de vereenigbaarheid van' dienaar des Woords en het reserve-offioiersohap bij! het Nederlandsche leger. De voorgestelde conolusie luidde nu als volgt:

„Saam, Tattend adviseert de commissie de Synode uit te spreken:

Ie dat liet ambt van Dienaar des Woords niet vereenigbaar is met den dienst van reserve-officier bij! het Nederlandsche leger, omdat:

a. inzonderheid bij e.v. mobilisatie de dienst van officier te groote eisoben stelt wat tijd en arbeid betreft;

b. de militaire dienst den officier in allerlei omstandigheden kan brengen en in verrichtingen verwikkelen die het geheel eigen karakter van zijn ambt zouden kunnen schaden;

2e dat wanneer het ontslag uit den dienst ook finantiëele gevolgen- meebrengt en de kerkeraad reeds tevoren mst, dat de Dienaar des Woords reserve-oitfioier was, zonder daartegen bezwaar te hebben gemaakt, de uit het ontslag voortvloeiende finantiëele schade met betrekking tot den resp. Dienaar op billijike wijlze behoort geregeld

te worden."

Tucht over Doopleden. Hierna was aan de orde een voorstel van de classis Breukelen, dat, overwegende: Ie dat doopleden en belijd dende leden der gemeente als bondelingen voor God gelijk staan; 2e dat het voor alle bondelingen aankomt op gehoorzaamheid des verbonds, naar buiten uitkomend in een goede belijdenis en een godzaligen levenswan iel; 3e dat alle afwijlkenden, van die naar buiten uitkomende gehoorzaamheid des verbonds, voorwerpen dienen te zijn van kerkelijike tucht, allereerst bestaande ia vermaning en waarschuwing; 4e dat deze tucht niet tot haar uiterste consequenties kan voortschrijden, zoolang het geestelijk onderscheidingsvermogen ontbreeikt; 5e dat waar dit geestelijk onderscheidingsvermogen voorhanden is, of — krachtens de roeping der kerk door onderwijizing in den weg des verbonds alsnog is bijgebracht, het oudere • dooplid dat in zijn; ongehoorzaamheid volhardt principieel opi dezelfde lijln staat met een belijidend lid in dezelfde omstandigheden, van oordeel zijnde: Ie dat zulke mondige doopleden om hun volharding in hun ongehoorzaamheid der censuur waardig zijn; 2e dat het gewenscht is alsdan zooveel mogelijk een soortgelijke censuur-prooedure te volgen als er biji belijdende leden gevolgd wordt, biji verharding eindigende in den ban met een formule daarvan, dringt er biji de Generale Synode ernstig op aan, om in den geest van dit oordeel de tucht oiver dooipleden te regelen.

Tovens kwami hierbiji aan de orde een verzoek van de classis Amsterdam om de zaak van „de tucht over doopleden" tot een beslissing te willen brengen. De classis wijst er op, dat ziji terzake geen „eenparigheid van gevoelen" in de terken heeft kunnen constateeren. Waar ziji van oordeel is dat die eenparigheid van gevoelen in een kwestie als de onderhavige er een is waarby alle kerken, zijn betro'kken, en die alleen bereikt kan worden onder leiding eener Generale Synode en verlangend uitziet naar het totstandkomen van een definitieve regeling van afwijkende doopleden, wendt zij zich tot de Generale Synode opdat deze indien ter Synode de gelegenheid tot ruistige bezinning ontbreekt aan een commissie opdrage de volgende Synode dienaangaande te adviseeren en haar advies tijdig aan de kerken te doen toekoinen

De oommissie die hiei'Over rapipoirteerde, stelde aan de Synode de volgende conclusies voor: Ie aan den uitgesproken wensch van de classis Breukelen en Amsterdam te voldoen en nu de oiverweging van een meer definitieve regeling van de tucht over de „doopleden" ter band te nemen;

2e daartoe een oommissie van viff leden te benoemen met de opdracht omtrent de leidende beginselen van een e.v. regeling de volgende Generale Synode van advies te dienen; en 3e de oommissie te verzoeken haar rapport vóór 1 Jan. 1938 aan alle kerkeraden en classes toe te zenden.

Rapporteur was D r W. A. v. E' s. De Synode ging met de conclusies mee.

Bezwaarschrift.

Hierna kwam aan de orde de conclusie over het bezwaarschrift van den heer J. la Roy te Schiedam tegen ie uitspraak van de Part. Synode van Zuid- Holland-Z., inzake de prediking van Ds G. Vonk. De conclusie was reeds in een zitting In comité vastgesteld.

Dr G. Keizer rapporteerde hierna namens depu^ taten voor inzameling van gelden ten behoeve van Görlitz, Ebersbach en Oderwitz.

Het rapport werd goedgekeurd.

D e z a a k-D s K. v. D ij' k.

Hierna kwamen aan de orde de conclusies in comité vastgesteld in betrekking tot de zaak-Ds K. van Dijk, waarover de Synode uren in comité heeft vergaderd.

Deze conclusies luiden:

De Generale Synode van Amisterdam, in haar vergaderingen handelende over de geschillen, die gerezen zyn tusschen de XII Deputaten der Generale Synode van 1933 voor de Zending onder de Heidenen en Mohamme^ danen en Ds K. van Dijk, miss. Dienaar des Woords bij de Kerk te Heeg,

kennis nemende van het breed© rapport der Oommissie van prae-advies, waaruit blijikt, dat zij alles nauwkeurig onderzocht heeft,

zich geroepen ziende harerzijds uitspraak te doen over de aanklachten van Ds K. van Dijk tegen broeders Deputaten b.g. biji haar ingediend, spreekt uit:

ï e a eerste.

Ten oipizichte van de klacht van Ds K. van Dijk, dat broeders Generale Deputaten voor de Zending eendrachtig geweigerd hebben aan hem de gelegenheid te geven om in het Zendingsblad, waarin de uitspraak van de Generale Synode 1933 (Acta, Art. 214, 4e) was verbreid, de onjuistheid daarvan aan te toonen:

a. dat wat de aangevoerde feiten betreft deze klacht wel juist is, maar zij geen reikening houdt met het andere feit, dat de Redactie van het Zendingsblad, na- een rectificatie van een door Ds K. van Dijk geïncrimineerde uitspraak, zoo haast als mogelijk was, deze rectificatie heeft aangebracht, waardoor Ds K. van Dijk zich althans wat het ZendingsWad betreft ten volle gecontenteerd had kunnen aöhten;

b. dat door hem uit het oog wordt verloren, dat voor de Generale Dep. bij de weigering der door Ds K. van Dijk ingezonden artikelen afgezien van andere redenen mede als loverwegSng mocht gelden, dat zij' ook ite waken hebben, dat de Zending door het opnemen van ingezonden stukken geen schade lijde, hoewel de Gen. Dep., achteraf beschouwd, juister zouden gehandeld hebben, indien zij aan Ds K. van DiJk, al ware het slechts eenmaal, de gelegenheid hadden geboden in het Zendingsblad een korte, zakelijke en gepaste ontvouwing van zijn grieven te geven;

c. dat het besluit van de Generale Synode van Middelburg 1933 (zie art. 214, 4e), gelijk reeds is uitgesproken, op verklaarbaar misverstand heeft berust en kwade trouw in geen geval mag worden verondersteld;

Ten tweede.

Ten opzichte van de klacht van Ds K. van Dijk, dat de Generale Deputaten hem in een circulaire (zonder zijn voorkennis verzonden) biji de Kerken in verdenking hebben gebracht, door aan de Kerken mede te deelen, dat zij, Generale Deputaten, betreurden en afkeurden wat hij, naar zijn beste weten, in het belang der goede zaak en voor de eere van zijn Zender gedaan had voor de invoering van een complete psalmberijming bij de Inl. Gemeenten op ons Zendingsterrein, en tegen het verzet tegen die invoering van de zijde zijner collega's, 't geen den Deputaten niet toekwam tegen hem op die wijze partij te kiezen en hun gezag in de weegschaal te leggen, om wat hü in deze zaak meende te doen, bij de KeAen verdacht te maken;

a. dat hierbij door Ds K. van DiJk geen rekening wordt gehouden met de overweging van de Generale Deputaten, dat er door sommige zijner publicaties eenige onrust in de Kerken gewekt wa.s, als zouden collega's in Indië het met de zuivere beginselen in de Zending niet nauw genoeg nemen en als zouden de Generale Deputaten zijn ai-tikelen niet wel kunnen ontzenuwen ;

b. dat het een verzuim van de Generale Dep. is te achten, dat zij buiten voorkennis van Ds K. van Dijk het eerste vertrouwelijk schrijven aan al de Geref. Kerken in Nederland hebben verzonden;

c. dat, al hadden de Generale Dep. tot het schrijven en verzenden van bovengenoemd vertrouwelijk schrijven geen speciale opdracht, toch het verzenden van zulk een schrijven op 'zichzelf niet is af te keuren, hoewel Dep. zich daarbü hadden moeten onthouden van het uitspreken van een oordeel over de handelwijze van Ds K. van Dijk ;

d. dat Ds K. van Dijk 'juister gehandeld had, indien hii rekening had gehouden met den wensch van de Generale Synode te Arnhem 1930 „dat Ds K. van Dijk beter had gedaan het geschil tusschen hem en de Afzonderlijke vergadering niet publiek in de pers te bespreken, maar zich te hebben bepaald tot een behandeling daarvan alleen in den kerkelijiken weg", temeer, omdat hij zijn consciëntie reeds in ruime mate had ontlast.

Ten derde.

T.o.v. de klacht van Ds K. van DiJk, dat Generale Dep. zich, zonder opdracht van de Kerken gemengd hebben in een zaak door hem aanhangig gemaakt bij de Kerk van Heeg, en door hun advies aan die Kerk, evenals door een schrijven aan hem, getracht hebben te verhinderen, dat een aanklacht door hem bij ziin kerkeraad ingediend tegen een der Dienaren van die Kerk onderzocht zou worden, en dus het kwaad, dat volgens Gen. Dep. bij hem, en volgens ziJn gevoelen bij hen gevonden wordt, (bestraft zou worden; dat het volkomen juist is, dat de Generale Dep. op verzoek van de Kerk te Heeg aan den Kerkeraad dezer Kerk advies hebben gegeven, waartoe zij naar hun overtuiging niet^ incompetent waren, en dat dit geven van advies, niéï met hun bevoegdheid en mandaten in strijd is. ''

Ten vierde.

T.o.v. de klacht van Ds K. van Dijk, dat Genereile Dep. met verdraaiing zijner woorden beweren, dat hij iets beloofd hoeft wat hij niet heeft beloofd en nu volgens hun schrijven van 28 Ajpril 1936 hem schuldig verklaren aan verbreking van zijn woord;

a. deze in zooverre juist is, dat Generale Dep. de overtuiging hadden, dat Ds K. van Dijk op 12 Juli 1935 ook door hem plechtig bezegelde stipulaliën heeft verbroken;

b. dat uit de stipulation zelve en de desbetreffende brieven enz. dit verbreken van de plechtige overeenkomst van 12 JuH 1935 niet evident blijkt, daar de gebezigde uitdrukkingen in de stipulation bezien in het licht der gewisselde stutten, voor tweeërlei uitlegging vatbaar zijn ;

c. het dus ook niet staande gehouden kan worden, dat Ds K. van DiJk zich aan verbreking van zijn op den 13en Juh 1935 gegeven woord heeft schuldig gemaakt ;

5a. Dat Ds K. van Dtjk een ernstige afikeuring verdient over het feit, dat deze zich niet gehouden heeft aan het door hem gegeven woord in zijn overeenkomst met de Generale Dep. op 24 Juli 1935 en zijn op dien datum aangegane verbintenis heeft verbroken ;

b. dat na lezing van al wat door Ds K. van Dijk in deze zaak is geschreven, niet het minst van zijn aan alle kerkeraden toegezonden brochure „Om de Waarheid", de meer dan ergerlijke wijze, waarop Ds K. van Dijk onder meer over Gen. Dep. voor de Zending zich voortdurend uitlaat, ten zeerste is af te keuren, en Dis K. van Dijk daarover schuldbelijdenis tegenover de Gen. Dep. moet doen;

c. dat Ds K. van Dijk van verdere piiblicaties, in welken vorm ook, aangaande het tot dusver gepasseerde afzie, opdat mede daardoor eindelijk de rust en de vrede, zoowel in de Kerken in Nederland als in Indië onder Gods rijken zegen moge terugkeeren; en besluit van deze beslissingen zoo spoedig mogelijk kennis te geven aan Gen. Dep. voor de Zending en aan Ds K. van Dijk te Wonosobo. Rapporteur was Dr H. K a a j a n.

Over de verhouding van Ds K. van Dijk tot de afzonderlijke vergadering van miss. dienaren op Midden- Ja va ten Zuiden, rapporteerde Ds W. H. v. d. Vegt.

De conclusies luiden : De Generale Synode van Amsterdam 1936, handelende over de geschillen tusschen Ds K. v. Dijk, missionair dienaEur des Woords te Wonosobo en de afzonderlijke vergadering van missionaire dienaren des Woords op 'Midden-Java ;

kennis genomen hebbende van het verzoek van Ds K. van Dijk, de Kerk van Heeg en de particuliere Synode van Friesland (ten Zuiden), gedateerd resp. 20 Maart, 19 Juni en 3 Jirh 1936; benevens van tal van andere brieven en geschriften, op deze zaak betrekking hebbende ;

der prae-adviseerende com­ gehoord het rapport missie ;

overwegende, dat om de eer van Christus en Zijn Kerk en in het belang der Zending, en der Zendingsarbeiders, de bestaande oneenigheden zoo spoedig mogelijk moeten beëindigd worden ; besluit :

a. aan de Afzonderlijke Vergadering der missionaire dienaren des Woords op Midden-Java te adviseeren, dat zij aan Ds K. van Dijk haar leedwezen betuige over alle uitlatingen, waardoor deze zich in zijn eer als dienaar des Woords zou aangetast kunnen achten, en dat zi) deze uitlatingen in haar geheel intrekke;

b. aan Ds K. van Dijk te Wonosobo te adviseeren, dat hij zijn leedwezen betuige aan de Afzonderlijke Vergadering van missionaire dienaren des Woords op Midden-Java over zijn aanklacht, bij de Kerk van Heeg en andere zendende kerken ingediend, en dat hij deze in haar geheel intrekke;

c. aan een drietal deputaten in N.O.I. op te dragen, dat zij voor de opvolging van deze adviezen zorg dragen ;

d. van dit besluit kennis te geven aan Ds K. van Dijk, de Afzonderlijke Vergadering van missionaire dienaren des Woords op Midden-Java, de kerk van Heeg, en de andere bij deze zaak betrokken zendende kerken, aan de classis Workum, de Zendingssynode van Friesland, en de Particuliere Synode van Friesland (ten Zuiden).

Ouderling B o s m a rapporteerde voorts over een bezwaarschrift van de kerk Laar (Duitschland).

Synode 1939 te Sneek.

De voorzitter deelde mede, dat een verzoek was ingekomen van den kerkeraad van Sneek, om daar de volgende Synode te houden aangezien nog nimmer in het ressort van Friesland-Zuid een Generale Synode gehouden werd. De afgevaardigden van Friesland-Zuid ondersteunen dit verzoek.

Ds A. J. Bouma van Heerenveen onderlijnde dit. Besloten werd de volgende Generale Synode te Sneek te houden. Om 4 uur werd de zitting verdaagd.

Slotzitting.

Om half acht kwam de 'Synode in comité-'generaal bijeen, waarna om 8 uur de openbare slotzitting aanving.

Gezongen werd Ps. 143 : 10. Hierna rapporteerde Prof. Dr G. Oh. Aalders over een voorstel van de Part. Synode van Zuid-Holland-Noord inzake de verlenging der bevoegdheid tot proponeeren, bedoelende dat candidaten bij de classicale vergadering, die hun het recht verleende, bij hun aanvragen tot verlenging over zullen leggen een attestatie van de kerk of kerken, waartoe zij het laatste jaar hebben behoord. De commissie acht een uitspraak der Synode gewenscht en stelt voor dat de Synode nu een uitspraak doe als bovenbedoeld. Conform besloten.

_; , : > '""•' N.S.B, en C.D.Ü.'

•'-"Hierna kwamen aan de orde verzoeken en voorstellen inzake het lidmaatschap van de Nat. Socialistische Beweging (N.S.B.) en de Chr. Dem. Unie (C.D.U.) ingediend door de Part. Synode van Zuid-Holland-Zuid; de classes Assen en Ommen; de Part. Synode van Zuid- Holland-Noord; idem van Overijssel; de classes Rotterdam en Warffum, alsmede verschillende bezwaarschriften in betrekking tot deze materie.

Rapporteur was D s W. W. M e y n e n. Saam vattend stelt de Commissie het volgende voor:

De Synode, kennis genomen hebbende van de verzoeken, van de zijde van onderscheiden Part. Synodes en classes tot haar gekomen;

erikennende, dat we in een tijd van buitengewone verwarring laven, ook in het sociale en politieke leven, waarin allerlei revolutionaire denkbeelden opkomen, ook tot verandering van de huidige maatschappelijke orde, en tot instelling van een anderen staatsvorm; en dat in zuïk een tijd ook terecht van de zijde der Synode een woord van waarschuwing en bestiering van het leven wordt verwacht;

gehoord het rapport van de desbetreffende rappor-

teerende Commissie, besluit: , 1. haar instemming te betuigen met den inhoud van

dit rapport, opdat het als leiddraad hii eventueele ïesrkelijte behandeling zal kunnen dienen;

2. onder verwijzing naar den inhoud van dit rapport uit te spreken, dat er naar het oordeel der Synode geen plaats is voor leden onzer Geref. Kerken in organisaties, die van in het rapport genoemde onschriftuurlijke dwalingen uitgaan, aJs daar zijn: het „leidersbeginsel", de nationalistische totalitaire machtstaat, en de anti-militairistisohe verwerping van den oorlog in eiken vorm;

3. vermaant derhalve de leden der kerken om des Heeren en Zijns Woords wil zich van zulke organisaties verre te houden; en de kerkeraden en andere kerkelijke vergaderingen daarop toe te zien om daarvan terug te 'houden of af te brengen met de macht, die hun als opzieners van de Kerk van Christus, als haar Koning, gegeven is.

Voorts wijst de 'Synode nog op de volgende regels voor de oefening van vermaan en tucht:

1. zorg te dragen, dat in den 'Dienst des Woords de boven als strijdig met Schrift en Belijdenis afgewezen beginselen als zoodanig worden aangewezen, onder vooropstelling van de ten aanzien daarvan in Schrift en Belijdenis zelve geopenbaarde en door de geloovigen aanvaarde beginselen, en vermaand worde tot geloof en bekeering en ernstig zelfonderzoek ten aanzien van de vraag of de leden der kerk wel waarlijk Christus hun Koning Zijn eere geven en helpen geven, of zij wel waarlijk voor wat hun plaats in 'het nationale en wereldleven betreft, naar alle geboden Gods willen leven en alles, wat daartegen strijdt, met gebed en met woord en daad haten, mijden en vlieden, daarin hun dagelijksche bëkeering bewijzende;

2. bovengemelde uitspraak der 'Synode ter kennis van de leden der ierten te brengen op de wijze, die eiken kerkeraad het meest profijtelijk dunkt;

3. in alle den plaatselijken kerkeraad bekende gevallen, doopleden en belijdende leden, die bij organisaties, als in het rapport zijn besproken, aangesloten zijn, ten ernstigste te blijven vermanen, om dit lidmaatschap om Christus' wil te beëindigen; en

4. indien zij aan de vermaning zich niet storen, de afhouding van het Heilig Avondmaal te doen geschieden, onder inachtneming van de volgende algemeene regelen:

A. elk voorkomend geval worde op zich zelf bezien;

B. met name worde er op gelet of de bedoelde kerkleden in woord en daad propaganda voeren voor bedoelde organisaties, ja dan neen;

C. in het eerste geval kan wegens gegeven ergernis de „eenvoudige" afhouding van het Avondmaal, in afwachting van eventueel noodzakelijk blijkende verdere tuchtoefening, spoedig geschieden; in 'het tweede geval worde zoo lang mogelijk geduld geoefend, waarbij nauvrkeurig moet worden toegezien 'hoe de betrokkene zich overigens in leer en leven gedraagt;

D. in alle gevallen worde, vóór de eigenlijke tuchtoefening 'begint, onderzocht of de bedoelde leden de beteekenis van hun lidmaatschap van genoemde organisaties doorzien;

E. bij' verwerping van de voortgezette vermaning worde wegens het hardnekkig verwerpen vaa. de vermaning van den kerkeraad, en wegens het alsdan gebleken voeren van onchristelijke leer of leven, censuur toegepast, wederom onder oefening van groote lankmoedigheid met name wat het tempo der openbare vermaningen betreft;

evenwel met dien verstande, dat:

1. kinderen van niet-geëxcommuniceerde ouders niet uitgesloten worden van den H. Doop, mits voldoende waarborg voor de christelijke opvoeding worde geboden;

2. bij de huwelijksbevestiging naar de in het kerkelijk leven geldende regelen worde gehandeld.

De voorzitter deelde mede, dat enkele leden een verklaring heibben ingediend, die in de acta zal worden opgenomen.

De lijst der daputaatsohappen werd hierna vastgesteld.

De Synode machtigde het moderamen tot 'het afdoen van verschillende loopende zaken.

De sluiting.

Toegekomen aan de sluiting verzocht de p r a e s e s de vergadering te zingen Ps. 150 : 1.

Hierna hield de voorzitter de slotrede. Hij herinnerde aan de herdienking van Afscheiding en Doleantie sedert de vorige Synode. De grondtoon van de vaders dezer bewegingen W£is er een van 'diepe verootmoediging. De begeerte leeft in ons hart, dat God allen leere verstaan dat kerkbederf geen ziekte mazir een zonde is. God vereenige alle belijders der Gereformeerde waarheid in één kerkverband. Spr. herinnerde aan den adeldom die verplicht. 'De vraag mag gesteld of de kracht en moed van de vaders der Afscheiding en Doleantie onder ons gevonden wordt. Die deze Synode met zorg tegemoet zagen mochten ervaren, dat God een beschamend God is. De eenheid was veel hechter dan velen meenden. 'Met groote dankbaarheid mag op deze Synode teruggezien. Het menschenwerk is gebrekkig, maar God wil er Zijn raad door volvoeren, Zijn kerken tot heil. Zijn Naam tot eer.

Van ernstige krankheid hersteld mocht spr. de Synode als voorzitter dienen en liefde en lof wil hij daarvoor ten offer mengen in het heiligdom. Het heil der 'kerk ligt spr. na aan het hart. Spr. dankte voor het genoten vertrouwen en indien hij iemand onaangenaam mocht 'zijn geweest, dan vraagt hij daarvoor excuus.

'Spr. dankte de hoogleeraren voor de gegeven praeadviezen, alsook de verschillende deputaten, de pers, de scribae, den assessor, de kerk van Amsterdam met haar helpers en degenen die uit de kerken zooveel belangstelling toonden. Een rijk agendum werd afgewerkt in verband waarmede spr. wees op den omvang van 'het Zendingswerk. y

Spr. bad allen den zegen des Heeren toe. De tijden zijn ernstig en we gaan een donkere toekomst tegemoet. Maar God heeft de teugels van het wereldbestuur in handen. Daarom past de vermaning: zijt standvastig, onbewegelijk, enz. Laat ons werken, zoolang 'het dag is! En moge straks ook tot ons het woord klinken: Ga in, in de vreugde uws Heeren! Zoo zij den AUeenwijzen God heerlijkheid, kracht en macht, beide nu en in al'le eeuwigheid. Amen !

Namens de 'hoogleeraren dankte Prof. Dr K. Schilder den voorzitter voor zijn leiding en vertolkte hij vreugde over de bezetting van den leerstoel van wijlen Prof. Hoekstra. Ook wees spr. op den zendingshoogleeraar, die staat benoemd te worden.

Deze dingen sterkon ons en doen zien den band tussohen de heilige 'kerk en de wetenschap der heilige Godgeleerdheid. Spr. vroeg het gebed en de liefde van allen voor 'het werk der hoogleeraren. 'Grod geve aan kerk en wetenschap de genade van een stil en gerust leven onder onze 'Overheid, want ons schild en ons 'betrouwen zijt gij o 'God, onze Heer.

De assessor, Dr K. Dijk, richtte namens de Synode een woord van hartelijken dank tot den voorzitter, vpiens kracht en jeugd door God vernieuwd werden. Ds Schouten heeft de zware taak van het zwaaien van den kerkelijken scepter op vaardige en vaste wijze volbracht. Zijn leiding was een wijze. Namens de leden van het moderamen dankte spr. den praeses hartelijk voor de betoonde samenwerking en hij besloot met den wensch, dat God Ds Schouten nog vele jaren moge sparen voor de Geref. Kerken.

Hierna deed Ds Schouten staande zingen Ps. 121 : 1 en 4, waarna hij voorging in gebed.

'Om 10 uur 'heeft de voorzitter vervolgens de Generale 'Synode van Amsterdam 1936, na een periode van vijf zittingsweken, provisorisch gesloten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

Generale Synode der Gereformeerde Kerken. De zestiende zitting.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1936

De Reformatie | 8 Pagina's